Tag: GBA

 

 

Betreft:

Teneinde een toegangsverbod ten uitvoer te brengen werd door een griffier van de Sportrechtbank een screenshot van de profielfoto van de Klager, na bewerking, overgemaakt de sportcommissarissen van een event, alsook in CC aan de organiserende instelling.

Context:

Hergebruik van een profielfoto beschikbaar op facebook en GDPR door de Sportrechtbank m.h.o.o. de uitvoering en handhaving van een opgelegd toegangsverbod

Rechtsgrond:

Artikel 4. 7) GDPR: Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
[…]
7) „verwerkingsverantwoordelijke”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, een overheidsinstantie,
een dienst of een ander orgaan die/dat, alleen of samen met anderen, het doel van en de middelen
voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt; wanneer de doelstellingen van en de middelen
voor deze verwerking in het Unierecht of het lidstatelijke recht worden vastgesteld, kan daarin worden
bepaald wie de verwerkingsverantwoordelijke is of volgens welke criteria deze wordt aangewezen.

Artikel 6. 1) AVG:

  1. De verwerking is alleen rechtmatig indien en voor zover aan ten minste een van de onderstaande voorwaarden is voldaan:

[…]

  1. f) De verwerking is noodzakelijk voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde, behalve wanneer de belangen of de grondrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkene die tot bescherming van persoonsgegevens nopen, zwaarder wegen dan die belangen, met name wanneer de betrokkene een kind is.

 

De eerste alinea, punt f), geldt niet voor de verwerking door overheidsinstanties in het kader van de uitoefening van hun taken.

Feiten:

Een screenshot van een op facebook beschikbare foto werd verspreid via e-mail gericht aan derden, waaronder vrijwilligers en medewerkers van verweerster zonder dat de persoon in kwestie hiervoor zijn toestemming zou gegeven hebben.

De welbepaalde foto werd van facebook gehaald nadat de Sportrechtbank een aanwezigheidsverbod had opgelegd aan Klager.

In gevolge een vonnis van de Sportrechtbank werd klager veroordeeld tot “een algemeen verbod om aanwezig te zijn op trainingen, kampioenschappen of enige andere wedstrijd van om het even welke aard, georganiseerd onder de sportieve autoriteit van Y, dit voor een periode van 1 jaar. Dit verbod strekt zich uit tot elke plaats waar de competitie zich afspeelt, […]”.

Eerste verweerder is werknemer (griffier) van tweede verweerder, de Sportrechtbank.

Om het aanwezigheidsverbod te kunnen handhaven  werd in opdracht van de Sportrechtbank door de griffier een e-mail met de profielfoto van klager in bijlage uitgestuurd aan de sportcommissarissen van een welbepaald nakend event, alsook in cc aan de organiserende instelling.

Vooraleer deze profielfoto werd verspreid, werd deze ook bewerkt. De tweede persoon die op de foto te zien was, werd onzichtbaar gemaakt zodat enkel klager nog zichtbaar was.

De Geschillenkamer stelt vast dat de eerste verweerder het doel en de middelen voor de uitvoering van het vonnis van de Sportrechtbank heeft bepaald doordat de e-mail met foto in bijlage in haar naam en opdracht werd verzonden door de tweede verweerder die louter optrad in zijn functie van werknemer van de eerste verweerder.

De eerste verweerder, de werkgever wordt dus aangemerkt als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van art. 4.7) GDPR.

Vervolgens is de geschillenkamer van oordeel dat er weldegelijk sprake is van een verwerking in de zin van artikel 4. 2) GDPR, gezien de foto op geautomatiseerde wijze aan de hand van bepaalde technologieën werd geraadpleegd om vervolgens te worden gebruikt en doorgezonden aan derden.

De Geschillenkamer oordeelt vervolgens dat verweerders zich terecht op art. 6.1 f) GDPR beroepen als grondslag voor de verwerking. Ten eerste stelt ze dat het feit dat een foto vrij toegankelijk werd gemaakt door de betrokkene zelf, geenszins het vrije hergebruik toelaat van de foto door derden die deze raadplegen. De Geschillenkamer benadrukt hiermee het principe dat het feit dat iemands profielfoto vrij toegankelijk is voor het publiek, niet betekent dat anderen deze vrij mogen gebruiken. Het gebruik is slechts mogelijk in geval van de aanwezigheid van een rechtsgrond zoals in casu art. 6.1 f) GDPR.

Op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie dient aan drie cumulatieve voorwaarden voldaan te zijn opdat een verwerkingsverantwoordelijke zich rechtsgeldig kan beroepen op deze rechtmatigheidsgrond:

  1. De belangen die de verwerkingsverantwoordelijke met de verwerking nastreeft, als gerechtvaardigd kunnen worden erkend (= de “doeltoets”);
  2. De beoogde verwerking noodzakelijk is voor de verwezenlijking van deze belangen (= de noodzakelijkheidstoets”); en
  3. De afweging van deze belangen ten opzichte van de belangen, fundamentele vrijheden en grondrechten van betrokkenen doorweegt in het voordeel van de verwerkingsverantwoordelijke (= de “afwegingstoets”).

Volgens de Geschillenkamer is aan de doeltoets voldaan omdat het belang dat de verweerder als verwerkingsverantwoordelijke nastreefde overeenkomstig overweging 47 GDPR als een gerechtvaardigd belang kan worden beschouwd. Het doeleinde dat erin bestaat uitvoering te geven aan het vonnis van de Sportrechtbank kan worden aangemerkt met oog op een gerechtvaardigd belang.

Ook de aan de noodzakelijkheidstoets is voldaan. Allereerst omwille van het feit dat door de foto te bewerken op zo een manier dat de andere persoon die op de profielfoto stond niet meer zichtbaar was, het beginsel van minimale gegevensverwerking werd gerespecteerd. Daarnaast stelt de Geschillenkamer vast dat de foto van de klager noodzakelijk was voor zijn identificatie om het aanwezigheidsverbod te kunnen handhaven. De wijze waarop de foto ter beschikking werd gesteld, hetzij via bijlage bij de betreffende e-mail, hetzij door rechtstreekse raadpleging via de Facebook pagina van klager, acht de Geschillenkamer irrelevant. Daardoor is ook op dit punt het beginsel van minimale gegevensverwerking gerespecteerd.

Ten slotte is volgens de Geschillenkamer ook voldaan aan de afwegingstoets tussen de belangen van de verwerkingsverantwoordelijke enerzijds en de fundamentele vrijheden en grondrechten van betrokkene anderzijds. De vraag die hiervoor dient gesteld te worden is: “mocht betrokkene op het tijdstip en in het kader van de verzameling van persoonsgegevens redelijkerwijze verwachten dat verwerking met dat doel kan plaatsvinden?”. Doordat de klager zelf de foto heeft gepubliceerd op zodanige wijze dat deze vrij toegankelijk is voor eenieder, is de Geschillenkamer van oordeel dat het binnen de redelijke verwachtingen van de klager valt dat derden zich toegang verschaffen tot de publiek gedeelde informatie en deze gebruiker. Doordat de Sportrechtbank naast het aanwezigheidsverbod ook stipuleert dat de griffier van het secretariaat van verweerder 1 wordt verzocht om dit verbod ter kennis te brengen van alle organisatoren van wedstrijden op Belgisch grondgebied, stelt de Geschillenkamer dat verweerders zich terecht beroepen op art. 6.1 f) GDPR.

Uitspraak:

Op basis van deze redenen en de informatie die de Geschillenkamer ter beschikking had, werd besloten de voorliggende klacht te seponeren.

Onze mening:

Doordat verweerders het beginsel van minimale gegevensverwerking hebben gerespecteerd door de foto op zo een manier te bewerken dat de andere persoon niet meer zichtbaar was én dat het vonnis van de Sportrechtbank verzocht  aan de griffier van het secretariaat van verweerder om het aanwezigheidsverbod ter kennis te stellen van alle organisatoren van wedstrijden op Belgisch grondgebied, werden ook volgens ons voldoende maatregelen genomen om te stellen dat er geen schending heeft plaatsgevonden van de GDPR regelgeving.

Deze klacht werd terecht geseponeerd.

 Definitief?

Ja.

Beslissing

 

 

Beslissing 35/2020

Betreft       

Een onderneming weigert de e-mailadressen van een gewezen gedelegeerd bestuurder af te sluiten bij zijn vertrek.

Context      

Het niet of niet-tijdig afsluiten van de e-mailbox van een gewezen gedelegeerd bestuurder door een KMO

Rechtsgrond

Artikel 5.1.b), c) en e) GDPR: (beginselen inzake verwerking van persoonsgegevens – doelbinding – minimale gegevensverwerking – opslagbeperking);

Artikel 6.1 GDPR: (rechtmatigheid van de verwerking);

Artikel 12.3 GDPR: (transparante informatie, communicatie en nadere regels voor de uitoefening van de rechten van de betrokkene);

Artikel 17.1.a) GDPR: (recht op gegevenswissing („recht op vergetelheid”)).

Feiten

Een voormalig gedelegeerd bestuurder (hierna: bestuurder) van een KMO gespecialiseerd in medische hulpmiddelen dient een klacht in bij de Gegevensbeschermingsautoriteit omdat de KMO verschillende e-mailadressen die aan hem en zijn familieleden gekoppeld zijn – na zijn tewerkstelling – zou blijven gebruiken ondanks meermaals protest. De beëindiging van de tewerkstelling was abrupt en conflictueus, zonder overdracht van dossiers voor zijn opvolgers.

De KMO was oorspronkelijk een familiebedrijf en werd destijds opgericht door de vader van de voormalige bestuurder. Het betreft een gereglementeerde en gecontroleerde sector door het Belgisch Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en  Gezondheidsproducten  (FAGG).  In  veel  landen  bestaat  een  gelijkwaardig controleorgaan waarmee de KMO ook betrekkingen onderhoudt.

Een bepaalde mailbox zou vertrouwelijke, particuliere en professionele informatie bevatten. Zo vermoedt hij ook dat privéfoto’s die beschikbaar waren op de computers van hem en zijn vrouw werden gebruikt om een smakeloze fotomontage te maken, waarbij zijn vrouw een andere man kust.

Wat betreft de niet-naleving van het finaliteitsbeginsel als bedoeld in artikel 5.1. b) in combinatie met de niet-naleving van artikel 5.1. c) (minimalisering) en e), van de GDPR (beperking van de bewaartermijn) dient vooreerst te worden opgemerkt dat de KMO de verwerkingsverantwoordelijke is, aangezien zij het doel en de middelen bepaalt van de gegevensverwerking. Ten tweede zijn de betwiste e-mailadressen wel degelijk persoonsgegevens in de zin van de GDPR aangezien de gegevens kunnen leiden tot de identificatie van (natuurlijke) personen.

De betwiste e-mailadressen werden in twee fasen geschrapt. In een eerste stap werden de adressen met voornamen en achternamen geschrapt en in een tweede fase werden de adressen met alleen een verwijzing naar voornamen afgesloten. Het langer handhaven van deze laatste e-mailadressen bestond er namelijk in om geen belangrijke professionele boodschappen te verliezen gezien de belangrijke functie van gedelegeerd bestuurder.

De Geschillenkamer was echter van mening dat wanneer iemand zijn functie beëindigd, dat de verwerkingsverantwoordelijke uiterlijk op de dag van het vertrek de e-mailbox dient te blokkeren.  Deze  blokkering  zou dan moeten gebeuren  nadat  ze  daarvan  vooraf  zijn verwittigd  en  nadat  ze  een  automatisch  bericht  hebben  ingevoegd, dewelke alle volgende correspondenten verwittigd dat de betrokkene zijn functie binnen het bedrijf niet meer uitoefent. Hierbij moeten zij tevens de contactgegevens van de persoon (of het algemene e-mailadres) die in zijn plaats komt, meedelen en dit gedurende een redelijke periode (1-3 maand).

Aangezien de bestuurder al in november 2016 was ontslagen, had de verwerking van deze gegevens op die datum al moeten worden stopgezet of alleszins binnen een redelijke termijn na die datum. Ook de e-mailadressen van de familieleden hadden binnen de 1 tot 3 maanden moeten worden gedeactiveerd. De Geschillenkamer concludeert dan ook dat artikel 5.1.b), c) en e) van de GDPR niet in acht werd genomen.

Bovendien schrijft artikel 6 van de GDPR voor dat alle verwerkingen moeten berusten op een rechtsgrondslag. Aangezien de KMO geen rechtmatig belang kan aantonen om een verdere verwerking van persoonsgegevens (lees: e-mailadressen van de bestuurder) te rechtvaardigen, begaat de KMO een inbreuk op artikel 6 van de GDPR.

Tot slot heeft volgens artikel 17.1.a) en artikel 12.3 van de GDPR de bestuurder het recht om zijn gegevens te laten wissen wanneer deze gegevens niet langer nodig zijn voor de doeleinden waarvoor zij werden verzameld of verwerkt. Aangezien de KMO het verzoek niet beantwoordde binnen de maand, zonder opgave van enige reden, heeft zij niet voldaan aan bovenstaande artikelen.

Uitspraak

Naast een berisping en het uitvaardigen van een nalevingsbevel voor het invoeren van een beleid waarbij de e-mailboxen worden afgesloten in geval van vertrek, is de Geschillenkamer van mening dat een administratieve boete van € 15.000,00 gerechtvaardigd is.

Onze mening        

De principes van rechtmatigheid, doelbinding, minimale gegevensverwerking en proportionele gegevensbewaring zijn de grondbeginselen van de GDPR. Indien hierop wordt gezondigd, zal de Geschillenkamer automatisch in strengere straffen voorzien. Er wordt een boete van maar liefst van € 15.000,00 opgelegd.

Een verwerkingsverantwoordelijke moet er steeds voor zorgen dat uiterlijk op datum van vertrek of binnen een redelijke termijn (1-3 maanden) de betreffende mailadressen gedeactiveerd moeten worden.

Definitief?  

Ja

 

 

 


Beslissing

Beslissing 64/2020

Beslissing ten gronde nr. 33/2020 van 19 juni 2020

Betreft       

Een onderneming krijgt te maken met verschillende vragen over hoe en waarom zij bepaalde persoonsgegevens verwerkt. Een les over hoe het (niet) moet?

Context

Recht op inzage en het nemen van technische en organisatorische maatregelen als verwerkingsverantwoordelijke

Rechtsgrond

Artikel 5 GDPR: (beginselen inzake verwerking van persoonsgegevens);

Artikel 6 GDPR: (Rechtmatigheid van de verwerking);

Artikel 15 GDPR: (Recht van inzage van de betrokkene);

Artikel 24 GDPR: (Verantwoordelijkheid van de verwerkingsverantwoordelijke).

Feiten

De functionaris voor gegevensbescherming (hierna: DPO) van een onderneming die workshops aanbiedt, ontvangt een vraag omtrent de verwerking van bepaalde persoonsgegevens. Een bepaalde persoon (hierna: de heer X) ontving namelijk de vraag om een bepaalde workshop te volgen, hoewel hij geen klant is bij de onderneming. Om adequaat een antwoord te kunnen formuleren, vraagt de DPO om

bijkomende informatie ter identificatie van de heer X in haar databank.

Een paar weken later ontvangt de heer X wederom een nieuw commercieel e-mailbericht van de onderneming. De heer X schrijft de DPO aan met onder meer de volgende vragen:

  • Welke grondslag volgens de GDPR gebruiken jullie om mij deze mails te sturen?
  • Waar hebben jullie mijn gegevens vandaan?
  • Welke gegevens hebben jullie van mij?

Uit dit schrijven blijkt dus dat de heer X danig op de hoogte is van de geldende privacywetgeving. Een antwoord uit hoofde van de DPO blijft uit waardoor de zaak aanhangig wordt gemaakt bij de Geschillenkamer.

Na verder onderzoek haalt de onderneming aan dat de e-mailberichten die werden verstuurd naar de heer X niet voor hem bestemd waren, maar voor een andere persoon met dezelfde naam en voornaam. Zij vraagt dan ook om de buitenvervolgstelling gezien de verwerking van het e-mailadres van de heer X het gevolg was van een manuele vergissing en de verwerking van persoonsgegevens louter accidenteel was.

Artikel 5.1.a) GDPR stelt onder meer dat persoonsgegevens moeten worden verwerkt op een manier die rechtmatig, behoorlijk, transparant en juist is. Artikel 6 GDPR legt vervolgens vast op welke manier een verwerking op rechtmatige wijze geschiedt.

Gelet op de verklaringen van de onderneming, beschouwt de Geschillenkamer de verwerking van het e-mailadres van de heer X als onrechtmatig. Geen van de voorwaarden onder artikel 6.1 GDPR is namelijk vervuld. Anderzijds begrijpt de Geschillenkamer het argument van de onderneming dat dit een manuele vergissing betreft en dat zij nooit tot doel had de persoonsgegevens te verwerken van de heer X omdat hij niet behoort tot het doelpubliek.

Maar doordat de onderneming het foutief e-mailadres van de heer X niet onmiddellijk heeft gewist, is zij nalatig geweest in het nemen van ‘redelijke maatregelen’ teneinde de juistheid van de persoonsgegevensverwerking te verzekeren, wat nochtans wordt voorgeschreven door artikel 5, lid 1, c) GDPR.

Wat opvalt is dat de heer X al van in het begin heeft verzocht tot inzage van zijn persoonsgegevens. De onderneming was dan ook conform artikel 12.3 GDPR gehouden om de betrokkene binnen de maand informatie te verstrekken over het gevolg dat aan het verzoek is gegeven. Pas een week na de verstreken termijn krijgt de heer X in een e-mail te horen dat hij niet in de databank van de onderneming verschijnt.

Bovendien geeft de onderneming geen overzicht van de gegevens die zij over de heer X heeft, noch uitsluitsel over het al dan niet verwerken van (andere) persoonsgegevens van hem. Nochtans is de onderneming als verwerkingsverantwoordelijke gehouden een kopie te verstrekken van de persoonsgegevens aan de betrokkene. Op basis hiervan besluit de Geschillenkamer dat er geen afdoende gevolg is gegeven aan het verzoek tot inzage van de heer X overeenkomstig artikel 15 GDPR. Kortom werden er onvoldoende technische en organisatorische maatregelen genomen waardoor ook artikel 24 GDPR werd geschonden.

Uitspraak   

Ten eerste wordt de onderneming bevolen om onmiddellijk gevolg geven te geven aan het verzoek tot inzage van de persoonsgegevens van de heer X. Ten tweede dient de onderneming de verwerking van persoonsgegevens in overeenstemming te brengen met de bepalingen van de GDPR. Omdat de onderneming nalatig is geweest, wordt er naast een berisping, ook een administratieve geldboete van maar liefst € 10.000,00 opgelegd.

Onze mening        

Een loutere manuele vergissing vormt geen excuus. De verwerkingsverantwoordelijke blijft verantwoordelijk en moet ervoor zorgen dat er passende technische en organisatorische maatregelen worden genomen om dergelijke vergissingen te voorkomen.

Daarnaast is het tijdig én volledig antwoorden zeer belangrijk in het kader van het uitoefenen van de rechten door de betrokkene. U dient als verwerkingsverantwoordelijk binnen de maand na het verzoek tot inzage te reageren. Doet u dit niet, dan begaat u automatisch een schending van de GDPR met mogelijks een (hoge) boete tot gevolg. Wees dus steeds alert!

Definitief?  

Ja

Beslissing

Beslissing 33/2020

Rechtspraak GBA: Beslissing ten gronde nr. 02/2019 van 2 april 2019

Een gestandaardiseerde mail met meerdere cliënten zichtbaar in CC kan niet door de beugel.


Context

Mailing naar klanten i.v.m. BTW-attest aan tarief van 6% zichtbaar voor alle bestemmelingen


Rechtsgrond

Artikel 5.1.b) GDPR:

“1.  Persoonsgegevens moeten:

b) voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden worden verzameld en mogen vervolgens niet verder op een met die doeleinden onverenigbare wijze worden verwerkt; de verdere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden wordt overeenkomstig artikel 89, lid 1, niet als onverenigbaar met de oorspronkelijke doeleinden beschouwd („doelbinding”);”

Artikel 6.4 GDPR:

“Wanneer de verwerking voor een ander doel dan dat waarvoor de persoonsgegevens zijn verzameld niet berust op toestemming van de betrokkene of op een Unierechtelijke bepaling of een lidstaatrechtelijke bepaling die in een democratische samenleving een noodzakelijke en evenredige maatregel vormt ter waarborging van de in artikel 23, lid 1, bedoelde doelstellingen houdt de verwerkingsverantwoordelijke bij de beoordeling van de vraag of de verwerking voor een ander doel verenigbaar is met het doel waarvoor de persoonsgegevens aanvankelijk zijn verzameld onder meer rekening met:

a)  ieder verband tussen de doeleinden waarvoor de persoonsgegevens zijn verzameld, en de doeleinden van de voorgenomen verdere verwerking;
b)  het kader waarin de persoonsgegevens zijn verzameld, met name wat de verhouding tussen de betrokkenen en de verwerkingsverantwoordelijke betreft;
c)  de aard van de persoonsgegevens, met name of bijzondere categorieën van persoonsgegevens worden verwerkt, overeenkomstig artikel 9, en of persoonsgegevens over strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten worden verwerkt, overeenkomstig artikel 10;
d) de mogelijke gevolgen van de voorgenomen verdere verwerking voor de betrokkenen;
e) het bestaan van passende waarborgen, waaronder eventueel versleuteling of pseudonimisering.”
Artikel 24.1 en 2 GDPR:
“1.  Rekening houdend met de aard, de omvang, de context en het doel van de verwerking, alsook met de qua waarschijnlijkheid en ernst uiteenlopende risico’s voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen, treft de verwerkingsverantwoordelijke passende technische en organisatorische maatregelen om te waarborgen en te kunnen aantonen dat de verwerking in overeenstemming met deze verordening wordt uitgevoerd. Die maatregelen worden geëvalueerd en indien nodig geactualiseerd.
2.  Wanneer zulks in verhouding staat tot de verwerkingsactiviteiten, omvatten de in lid 1 bedoelde maatregelen een passend gegevensbeschermingsbeleid dat door de verwerkingsverantwoordelijke wordt uitgevoerd.”

Artikel 25.1 en 2 GDPR:

“1.  Rekening houdend met de stand van de techniek, de uitvoeringskosten, en de aard, de omvang, de context en het doel van de verwerking alsook met de qua waarschijnlijkheid en ernst uiteenlopende risico’s voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen welke aan de verwerking zijn verbonden, treft de verwerkingsverantwoordelijke, zowel bij de bepaling van de verwerkingsmiddelen als bij de verwerking zelf, passende technische en organisatorische maatregelen, zoals pseudonimisering, die zijn opgesteld met als doel de gegevensbeschermingsbeginselen, zoals minimale gegevensverwerking, op een doeltreffende manier uit te voeren en de nodige waarborgen in de verwerking in te bouwen ter naleving van de voorschriften van deze verordening en ter bescherming van de rechten van de betrokkenen.

2.   De verwerkingsverantwoordelijke treft passende technische en organisatorische maatregelen om ervoor te zorgen dat in beginsel alleen persoonsgegevens worden verwerkt die noodzakelijk zijn voor elk specifiek doel van de verwerking. Die verplichting geldt voor de hoeveelheid verzamelde persoonsgegevens, de mate waarin zij worden verwerkt, de termijn waarvoor zij worden opgeslagen en de toegankelijkheid daarvan. Deze maatregelen zorgen met name ervoor dat persoonsgegevens in beginsel niet zonder menselijke tussenkomst voor een onbeperkt aantal natuurlijke personen toegankelijk worden gemaakt.”


Feiten

De klacht situeert zich in het kader van een globale e-mail die door de aannemer werd gestuurd aan al zijn klanten, waarbij alle klanten aan wie de mail werd gericht, zichtbaar waren voor alle bestemmingen van de betreffende mail.

De GDPR verplicht de verwerkingsverantwoordelijke om passende technische en organisatorische maatregelen te treffen zodat de verwerking van persoonsgegevens in overeenstemming met deze verordening wordt uitgevoerd.

De Geschillenkamer concludeert dat de aannemer onvoorzichtig is geweest door het e-mailadres van de klager en de e-mailadressen van de andere klanten in één lijst samen te voegen. Enkel door de gegevens van klanten gescheiden te houden, kan men de privacy van de klanten waarborgen. Het per ongeluk of opzettelijk delen is irrelevant voor de beoordeling van het onrechtmatig karakter van de verwerking.

De inbreuk op art. 5.1.b), art. 6.4., art. 24.1 en 2. en art. 25.1. en 2. GDPR is bijgevolg bewezen. Persoonsgegevens moeten immers voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden worden verzameld en mogen niet verder op een met die doeleinden onverenigbare wijze worden verwerkt.


Uitspraak     

De Geschillenkamer besluit de aannemer een berisping op te leggen waarbij het lijkt dat er rekening wordt gehouden met het feit dat de aannemer de feiten niet betwist en lijkt in te zien dat hij een fout beging.


Onze mening       

Wanneer men persoonsgegevens verwerkt, dient men steeds extra voorzichtig te zijn. Persoonsgegevens vertegenwoordigen de dag van vandaag een belangrijke (economische) waarde en kunnen op allerhande manieren misbruikt worden. Het is dus zeer belangrijk dat persoonsgegevens niet in verkeerde handen terechtkomen.

Een oplossing in deze specifieke casus zou kunnen zijn om een systeem te organiseren waarbij personen gescheiden blijven waardoor er op geen enkele manier vermenging kan plaatsvinden. Het simpele gebruik van BCC bij de verzending van dergelijke mail had deze inbreuk al voorkomen. Zoals eerder besproken is het bovendien irrelevant of de verwerking onopzettelijk is gebeurd. Het zou wel een verzachtende omstandigheid kunnen zijn, maar dit doet niets af aan het feit dat er weldegelijk een inbreuk werd gepleegd op de GDPR.


Definitief?

Ja


Integrale beslissing:

Beslissing 02/2019

 

Rechtspraak GBA: Beslissing ten gronde nr. 01/2019 van 2 april 2019

 

Een kandidaat-burgemeester verwerkte persoonsgegevens voor een ander (onverenigbaar) doel dan waarvoor de persoonsgegevens aanvankelijk zijn verzameld. Gegevens die werden verzameld in het kader van de oprichting van een buurtpreventienetwerk werden immers aangewend voor persoonlijk verkiezingsgewin.


Context

Gemeenteraadsverkiezingen


Rechtsgrond

Artikel 5.1.b) GDPR:

“1.  Persoonsgegevens moeten:

b) voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden worden verzameld en mogen vervolgens niet verder op een met die doeleinden onverenigbare wijze worden verwerkt; de verdere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden wordt overeenkomstig artikel 89, lid 1, niet als onverenigbaar met de oorspronkelijke doeleinden beschouwd („doelbinding”);”

Artikel 6.4 GDPR:

“Wanneer de verwerking voor een ander doel dan dat waarvoor de persoonsgegevens zijn verzameld niet berust op toestemming van de betrokkene of op een Unierechtelijke bepaling of een lidstaatrechtelijke bepaling die in een democratische samenleving een noodzakelijke en evenredige maatregel vormt ter waarborging van de in artikel 23, lid 1, bedoelde doelstellingen houdt de verwerkingsverantwoordelijke bij de beoordeling van de vraag of de verwerking voor een ander doel verenigbaar is met het doel waarvoor de persoonsgegevens aanvankelijk zijn verzameld onder meer rekening met:

a)  ieder verband tussen de doeleinden waarvoor de persoonsgegevens zijn verzameld, en de doeleinden van de voorgenomen verdere verwerking;
b)  het kader waarin de persoonsgegevens zijn verzameld, met name wat de verhouding tussen de betrokkenen en de verwerkingsverantwoordelijke betreft;
c)  de aard van de persoonsgegevens, met name of bijzondere categorieën van persoonsgegevens worden verwerkt, overeenkomstig artikel 9, en of persoonsgegevens over strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten worden verwerkt, overeenkomstig artikel 10;
d) de mogelijke gevolgen van de voorgenomen verdere verwerking voor de betrokkenen;
e) het bestaan van passende waarborgen, waaronder eventueel versleuteling of pseudonimisering.”


Feiten

In deze zaak werden de identiteitsgegevens, telefoonnummer en e-mailadres van de inwoner verwerkt door de burgemeester in het kader van verkiezingsdoeleinden. De burgemeester verkreeg deze gegevens door het feit dat de inwoner was toegetreden tot het buurtpreventienetwerk van de gemeente. De klacht situeert zich in het feit dat de burgemeester de persoonsgegevens van inwoner voor een ander doeleinde heeft verwerkt, namelijk voor persoonlijk gewin bij de opkomende gemeenteraadsverkiezingen.

Uit artikel 5.1.b) in combinatie met artikel 6.4 GDPR volgt immers dat persoonsgegevens voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden moeten worden verzameld. Zij mogen niet verder worden verwerkt op een met die doeleinden onverenigbare wijze.

De doelstelling van het buurtpreventienetwerk kan worden teruggebracht naar het terugdringen van criminaliteit en sensibilisering van de bevolking. Steun vragen met als doel persoonlijk verkiezingsgewin behoort niet bij de oorspronkelijke doelstelling van het buurtpreventienetwerk.

Maar gelet op het feit dat de burgemeester beseft dat hij een inbreuk heeft gepleegd en zelf aanhaalt dat het een eenmalig feit betreft dat in de toekomst niet zal worden herhaald, besluit de Geschillenkamer de burgemeester slechts te berispen.


Uitspraak  

De Geschillenkamer besluit de burgemeester een berisping op te leggen.


Onze mening        

Het principe van doelbinding is één van de grondbeginselen van de GDPR. De Geschillenkamer kijkt hier steeds streng op toe en het is dus iets waar men steeds rekening mee moet houden. Dit principe wordt echter nog versterkt doordat de overtreder een burgemeester betreft die een openbaar ambt uitoefent. Zoals we in latere beslissingen zullen leren, mag van zo iemand verwacht worden dat hij de wet kent en deze correct naleeft.

Het betreft een van de eerste beslissingen van de Geschillenkamer waardoor de burgemeester er nog enkel met een berisping van afkomt. In latere beslissingen in dezelfde materie ging de Geschillenkamer wel over tot strengere sancties, zoals het opleggen van administratieve boetes.


Definitieve beslissing?    

Ja


Integrale beslissing:

Beslissing nr. 01/2019

Hoofdwebsite Contact
afspraak maken upload






      GDPR proof area
      Upload uw documenten





      sleep uw documenten naar hier of kies bestand


      sleep uw briefwisseling naar hier of kies bestand











        Benelux (€... )EU (€... )Internationaal (prijs op aanvraag)

        Door de aanvraag in te dienen, verklaart u zich uitdrukkelijk akkoord met onze algemene voorwaarden en bevestigt u dat u onze privacyverklaring aandachtig heeft gelezen. Het verzenden van deze aanvraag geldt als een opdrachtbevestiging.
        error: Helaas, deze content is beschermd!