Betreft
Er wordt een klacht ingesteld door een persoon zonder persoonlijk belang, die anoniem wenst te blijven, m.b.t. camerabewaking in een carwash. Volstaat een publiek belang om te doen blijken van een voldoende belang bij de GBA?
Context
Anonieme klacht tegen het gebruik van bewakingscamera’s in een carwash
Rechtsgrond
Art. 6. Camerawet: “De beslissing tot het plaatsen van een of meer bewakingscamera's in een voor het publiek toegankelijke besloten plaats wordt genomen door de verantwoordelijke voor de verwerking.
De verantwoordelijke voor de verwerking deelt de in § 1 bedoelde beslissing mee aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de korpschef van de politiezone waar die plaats zich bevindt. Hij doet dat uiterlijk de dag vóór die waarop de bewakingscamera of -camera's in gebruik worden genomen.
(…)
De verantwoordelijke voor de verwerking plaatst bij de toegang tot de voor het publiek toegankelijke besloten plaats een pictogram dat aangeeft dat er camerabewaking plaatsvindt. Het model van dat pictogram en de erop te vermelden inlichtingen worden door de Koning bepaald, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
(…)”
Art. 9. Camerawet: “Uitsluitend de verantwoordelijke voor de verwerking inzake voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen of niet voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen of de persoon die onder zijn gezag handelt, heeft toegang tot de beelden.
De verantwoordelijke voor de verwerking of de persoon die onder zijn gezag handelt, neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen teneinde de toegang tot de beelden te beveiligen tegen toegang door onbevoegden.
De personen die toegang hebben tot de beelden, hebben een discretieplicht omtrent de persoonsgegevens die de beelden opleveren, met dien verstande dat de verantwoordelijke voor de verwerking inzake voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen of niet voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen of de persoon die onder zijn gezag handelt, de beelden : 1° kan overdragen aan de politiediensten of de gerechtelijke overheden indien hij feiten vaststelt die een misdrijf kunnen vormen en de beelden kunnen bijdragen tot het bewijzen van die feiten en het identificeren van de daders;2° moet overdragen aan de politiediensten indien zij hierom verzoeken in het kader van hun opdrachten van bestuurlijke of gerechtelijke politie en de beelden het vastgestelde misdrijf betreffen. Indien het een private plaats betreft, kan de verantwoordelijke voor de verwerking of de persoon die onder zijn gezag handelt, evenwel eisen dat er een gerechtelijk mandaat in het kader van een opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek wordt voorgelegd.”
Art. 17 Ger.W: “De rechtsvordering kan niet worden toegelaten, indien de eiser geen hoedanigheid en geen belang heeft om ze in te dienen.
(…)”
Art. 100 §1, 1°:
“De geschillenkamer heeft de bevoegdheid om:
1° een klacht te seponeren;
(…)”
Feiten
Een klant hekelt het feit dat er in een carwash gebruikt wordt gemaakt van bewakingscamera’s zonder vermelding dat de klanten worden gefilmd d.m.v. pictogrammen zoals de camerawetgeving voorschrijft. Er wordt ook met geen woord gerept over het gebruik van bewakingscamera’s in de privacyverklaring zoals gepubliceerd op de website van de carwash. Bovendien werden videobeelden en foto’s gebruikt op de facebookpagina van mevrouw Z door de carwash om haar ongelijk aan te tonen. De klant - die anoniem wenst te blijven - vermoedt eveneens dat het beeldmateriaal onbeperkt wordt bijgehouden.
Hoewel de geschillenkamer haar bevoegdheid bevestigt om kennis te nemen van klachten i.v.m. inbreuken op de Camerawet en inbreuken op de GDPR nadat de Inspectiedienst terecht een aantal ernstige aanwijzingen i.v.m. inbreuken op de Camerawet en GDPR vaststelde, besluit de Geschillenkamer dat zij genoodzaakt is de klacht te seponeren omwille van een gebrek aan voldoende concreet belang.
Hoewel artikel 17 Ger. W., dat een vereiste van hoedanigheid en belang aan procespartijen oplegt, volgens de Geschillenkamer niet rechtstreeks van toepassing is op een procedure binnen de GBA, lijkt deze toch minstens naar analogie toepassing te vinden. In hoger beroep bij het Marktenhof zal dit hoe dan ook wel van toepassing zijn. De Geschillenkamer bevestigt dat een klager blijk moet geven van een voldoende belang.
De anonieme klager heeft uitdrukkelijk aangegeven dat hij niet over een persoonlijk belang beschikt en stoelt zich louter op het publiek belang voor de klacht. Gelet op het feit dat de klant niet aantoont of zelfs geen element aanvoert dat hem in verband brengt met de verwerking van persoonsgegevens door de carwash, toont hij geen afdoende belang, noch hoedanigheid aan.
Uitspraak
Gelet op het gebrek aan belang en hoedanigheid in hoofde van de anonieme klager wordt besloten om voorliggende klacht te seponeren.
Onze mening
Net zoals in ons burgerlijke procesrecht oordeelt de Geschillenkamer dat de klager dient te beschikken over enerzijds een voldoende persoonlijk belang en anderzijds een hoedanigheid. Het nastreven van een publiek belang is onvoldoende.
De concrete rechtsgrond die de Geschillenkamer hiervoor gebruikt blijft onduidelijk aangezien zij eerst aangeeft dat artikel 17 Ger. W. niet van toepassing is, om vervolgens alsnog een gebrek aan belang en hoedanigheid als reden voor seponering aan te voeren. Eerder besloot de Geschillenkamer reeds om een klacht na intrekking door de betrokkene nog verder te behandelen. Het is ons niet geheel duidelijk waarom van deze mogelijkheid in dit verband geen gebruik gemaakt werd.
Er lijkt op zeer technisch punt door de Geschillenkamer beroep gedaan om geen beslissing te moeten vellen, terwijl we lezen dat de inspectiedienst wel degelijk verscheidene inbreuken, minstens ernstige aanwijzingen op inbreuken op zowel de Camerawet als de GDPR heeft vastgesteld.
Beslissing