Categorie: Burgerlijk recht

Hoewel het niet altijd eenvoudig is om het hoofd koel te houden na een aanrijding, is het van groot belang om het Europees aanrijdingsformulier samen met de andere partij volledig en correct in te vullen. Het Europees aanrijdingsformulier is immers hét uitgangspunt voor de beoordeling van de aansprakelijkheid na een aanrijding. Dit zowel bij de minnelijke fase (wanneer de schade geregeld wordt tussen de betrokken verzekeraars), als bij een eventuele procedure voor de rechtbank.

Één voordeel is dat het aanrijdingsformulier in ieder Europees land hetzelfde is. De doelstelling was immers om de betrokken bestuurders, zelfs wanneer ze elkaars taal niet begrijpen, in de mogelijkheid te stellen om samen een aangifteformulier in te vullen.

Gelet op het belang van het aanrijdingsformulier, geven wij u graag enkele aandachtspunten mee.

  1. Situatieschets

U zal ten eerste een schets moeten maken van het ongeval. Hierbij moeten de betrokken voertuigen worden getekend op het moment van de aanrijding. Het is raadzaam om ook externe elementen op de schets te vermelden (denk aan obstakels op de weg, verkeersborden, herkenningspunten,…). Indien mogelijk, kan u foto’s nemen van de omgeving na het ongeval ter ondersteuning van de schets. Wanneer u het met de andere partij niet eens raakt over een schets, kan u de kader indelen in twee en elk een eigen schets maken.

 

 

 

  1. Toedracht

Ten tweede moet u uit een lijst met omstandigheden en manvoeuvres aanduiden welke op u van toepassing waren op het moment van de aanrijding. U dient elk vakje dat van toepassing kan zijn, aan te duiden en onderaan de lijst aan te duiden hoeveel vakjes u hebt aangekruist. Hierbij is het van belang dat u geen tegenstrijdigheden noteert. U kan bv. niet tegelijkertijd stilstaan en rechtsaf draaien. U kan onderaan bij opmerkingen verduidelijking geven indien nodig.

 

 

 

  1. Gegevens

Ten slotte is het uiteraard ook vereist om al uw persoonlijke gegevens, die van uw verzekeraar en die van uw voertuig op te geven. Het kan altijd handig zijn om een aanrijdingsformulier in uw voertuig te bewaren waarop deze basisgegevens al zijn ingevuld. Ook belangrijk is om over de gegevens van de andere partij te beschikken zodat u of uw verzekeraar deze kan contacteren voor afhandeling van het schadegeval.

Wanneer de aanrijding werd waargenomen door een getuige, moeten de contactgegevens van deze getuige ook worden vermeld. Inzittenden in uw voertuig worden niet als getuige beschouwd, deze dient u dus niet te vermelden. Indien er zich na het invullen van het aanrijdingsformulier nog een getuige zou melden, zal het moeilijker zijn – maar niet onmogelijk – om de getuigenverklaring voor een rechtbank te gebruiken. De getuige zou dan eventueel als niet objectief en onafhankelijk kunnen worden beschouwd. De rechtspraak is hierover verdeeld en het oordeel van de rechter zal zoals steeds afhangen van de concrete omstandigheden.

 

 

 

Van het aanrijdingsformulier zal er één origineel zijn en de andere bestuurder kan de kopie meenemen. Dit is het niet gekleurde, doordrukte blaadje achter het origineel.

Het aanrijdingsformulier moet binnen de acht dagen na het ongeval worden afgegeven aan de verzekeraar.

Belangrijk is dat er na het invullen van het Europees Aanrijdingsformulier geen wijzingen meer kunnen worden doorgevoerd. Latere eenzijdige schetsen of verklaringen zullen buiten beschouwing worden gelaten als deze niet overeenkomen met het initieel tegensprekelijk ingevuld aanrijdingsformulier. De rechter zal enkel rekening houden met de gegevens die ‘in tempore non suspecto’ (lees: voordat er sprake was van betwisting) op het aanrijdingsformulier werden ingevuld.

Het weze duidelijk dat de tegensprekelijke ongevalsaangifte, zoals ingevuld op het moment van de aanrijding, van cruciaal belang is om later de aansprakelijkheid te beoordelen. Uiteraard kan ook de politie ter plaatse worden geroepen om de nodige vaststellingen te doen wanneer men bijvoorbeeld in de onmogelijkheid is om het formulier in te vullen of bij blijvende discussie met de andere partij.

Een laatste belangrijk punt is dat u zeker de plaats van het schadegeval niet mag verlaten zonder dat ofwel de politie de nodige vaststellingen heeft gedaan of nadat het aanrijdingsformulier tegensprekelijk werd ingevuld. Zoniet zou de tegenpartij eventueel kunnen stellen dat u vluchtmisdrijf heeft gepleegd en niet ter plaatse bent gebleven om de nodige vaststellingen te doen!

Voor verdere vragen en/of advies omtrent het Europees aanrijdingsformulier, kan u ons steeds contacteren op info@studio-legale.be.

Bent u in regel?

Vanaf heden is de klokkenluidersregeling van kracht!

In organisaties, zowel bij overheden als bij ondernemingen, durven er al eens wantoestanden te ontstaan. Dit kan betrekking hebben op alle mogelijke aspecten binnen dergelijke organisaties. In het verleden durfden de meeste mensen uit deze organisaties geen melding te maken van dergelijke wantoestanden, aangezien ze vreesden voor represailles. Daarom heeft de Europese Unie op 26 november 2019 een richtlijn[1] uitgevaardigd die deze mensen bescherming moet bieden. Deze richtlijn diende omgezet te worden door de Belgische wetgever vóór 17 december 2021.[2]

De plenaire vergadering van de Kamer zette echter pas op 24 november 2022 het licht op groen voor de wet op de regelgeving voor klokkenluiders in de private en publieke sector. De Richtlijn is intussen geïmplementeerd door de wet van 28 november 2022 tot omzetting van de EU-Klokkenluidersrichtlijn voor de private sector.[3] De wet treedt in werking op 15 februari 2023. Via de omzettingswet van 8 december 2022 werd de Richtlijn ook geïmplementeerd voor de federale publieke sector.[4]

Wat?

De richtlijn, en dus ook de wet, voorziet in de mogelijkheid voor werknemers om, eventueel anoniem, melding te maken van wantoestanden binnen ondernemingen.  De EU nam de richtlijn in 2019 aan als reactie op enkele ophefmakende schandalen die aan het licht waren gekomen door klokkenluiders, zoals Luxleaks en de Panama Papers. Door deze schandalen werd ook duidelijk hoe precair de situatie is van personen die ‘de klok luiden’ en de gebrekkige bescherming die zij genieten.

De wet voorziet dat er een meldingskanaal moet worden voorzien voor inbreuken met betrekking tot volgende zaken:[5]

  • Overheidsopdrachten;
  • Financiële diensten, producten en markten en voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme;
  • Vervoersveiligheid;
  • productveiligheid en – conformiteit;
  • Milieubescherming;
  • Stralings- en nucleaire veiligheid;
  • Gezondheid en welzijn van dieren;
  • Volksgezondheid;
  • Voedsel- en diervoederveiligheid;
  • Consumentenbescherming;
  • Bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens;
  • Beveiliging van netwerken en informatiesystemen;
  • Bestrijding van belastingfraude en sociale fraude.

Voor wie?

In eerste instantie geldt de verplichting om een intern meldingskanaal op te zetten in de private sector slechts voor bedrijven vanaf 250 werknemers. De omzetting van de richtlijn voor bedrijven met 50 tot 249 werknemers moet pas op 17 december 2023 helemaal op punt staan. Vanaf dat moment zullen zij dus ook hun interne meldkanalen opgesteld, geïmplementeerd en operatief moeten hebben.

Door het invoeren van een intern meldingskanaal moet een klokkenluider de mogelijkheid worden geboden om bij een onpartijdige en onafhankelijke persoon of afdeling binnen zijn organisatie op vertrouwelijke wijze vermeende inbreuken te kunnen aankaarten. Zo’n meldingskanaal kan onder meer de vorm aannemen van een e-mailadres of een app.

Niet alleen werknemers kunnen gebruik maken van dergelijk meldingskanaal. Ook voormalige werknemers, vrijwilligers, stagiairs, aandeelhouders, bestuurders, leveranciers kunnen een melding doen via het intern meldingskanaal. Ook ambtenaren in de publieke sector kunnen hiervan gebruik maken. Het gaat erom dat ze de gemelde informatie vernamen in een werkgerelateerde context.[6]

Naast de interne melding is er ook een mogelijkheid om een vermeende inbreuk extern te melden of indien er een onmiddellijk gevaar voor het openbaar belang is of een risico dat er bewijsmaterieel wordt vernietigd, dan kan de melding ook publiek gebeuren via de pers.[7] De interne melding geniet evenwel de voorkeur.[8]

Bescherming klokkenluider?

  1. Bescherming persoonsgegevens melder

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de identiteit van de klokkenluider vertrouwelijk blijft. Uitzondering hierop is het recht op een eerlijk proces van de persoon waarover de melding wordt gedaan. Men zal in dat geval de klokkenluider vooraf verwittigen dat zijn identiteit zal worden onthuld.[9]

    2. Melder mag geen nadeel ondervinden van de melding d.m.v. represailles

De richtlijn wenst klokkenluiders te beschermen tegen elke vorm van represailles.[10] Indien de melder de procedures heeft gevolgd en op het moment van de melding er redelijkerwijze vanuit kon gaan dat de gemelde informatie juist was op het moment van de melding, wordt hij beschermd tegen mogelijke represailles vanuit het bedrijf.

De bescherming creëert een wettelijk, maar weerlegbaar vermoeden dat een represaillemaatregel (bijvoorbeeld het niet verlengen van een contract, ontslag, pesterijen, overplaatsing,…) gelinkt is aan de melding. Gevolg van deze bescherming is dat de melder in beginsel niet aansprakelijk gesteld kan worden voor de gevolgen zijn melding. Wordt een melder toch slachtoffer van een represaille dan kan hij een schadevergoeding vorderen overeenkomstig het contractuele of buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht. Deze schadevergoeding wordt tussen 18 en 26 weken loon vastgelegd. Indien het slachtoffer van de represaille geen loontrekkende is wordt de schadevergoeding vastgesteld op de werkelijk geleden schade.[11]

GDPR van toepassing?

Het zal u niet verbazen dat de General Data Protection Regulation (hierna: GDPR[12])  ook van toepassing is op de klokkenluidersregeling.[13] De privacywetgeving werd in 2018 ingevoerd om de privacy van burgers van de EU te verzekeren. Het spreekt voor zich dat er zeer bewust moet worden omgesprongen met de gegevens die verzameld en verwerkt worden in het kader van een klokkenluidersregeling aangezien dit zeer gevoelige informatie kan bevatten, niet alleen over de klokkenluider zelf, maar ook over het bedrijf of overheid die een vermeende inbreuk zou hebben gepleegd.

Zo bepaalt de richtlijn onder meer dat er van elke ontvangen melding een register moet worden bijgehouden en dat de meldingen niet langer dan noodzakelijk mogen worden opgeslagen.[14]

Voorbeelden in België

  • Het incident in 2021 met burgemeester Veerle Heeren van Sint-Truiden in volle coronatijd. Door toedoen van een klokkenluider kwam het nieuws naar boven dat zij zichzelf, familieleden, buren en medewerkers voorrang had verleend bij de vaccinatiecampagne, terwijl in die periode de 85-plussers aan de beurt waren om ingeënt te worden.
  • De interne audit die bij Bpost werd doorgevoerd naar mogelijke onregelmatigheden bij de aanbesteding van de bedeling van kranten. Aanleiding hiervan was een tip van een klokkenluider.

Vlaamse regelgeving

Ook Vlaanderen heeft intussen werk gemaakt van een nieuw klokkenluidersbeleid. Met het Decreet van 18 november 2022[15] heeft Vlaanderen de Richtlijn eindelijk omgezet in Vlaamse regelgeving. Zij treedt in werking op 10 december 2023 en zal een bescherming moeten bieden aan alle klokkenluiders die bij Vlaamse overheidsdiensten werken, zowel interne als externe personeelsleden, alsook zelfstandigen, vrijwilligers of stagiairs.

Besluit

Bent u een bedrijf met meer dan 250 werknemers? Dan moet u sinds vandaag beschikken over een functioneel meldingskanaal waarbij men op vertrouwelijke wijze eventuele vermeende inbreuken op de werkvloer kan aankaarten. Bent u een bedrijf met 50 tot 249 werknemers, dan heeft u nog (even) respijt tot 17 december 2023. Indien u wenst kan u steeds een beroep doen op onze diensten om uw bedrijf in regel te stellen.

Indien u na het lezen van dit artikel nog vragen hebt, aarzel dan niet om ons te contacteren via joost.peeters@studio-legale.be of 03 216 70 70.

Juridische bronnen:

  • Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden;
  • 28 NOVEMBER 2022. – Wet betreffende de bescherming van melders van inbreuken op het Unie- of nationale recht vastgesteld binnen een juridische entiteit in de private sector;
  • 8 DECEMBER 2022. – Wet betreffende de meldingskanalen en de bescherming van de melders van integriteitsschendingen in de federale overheidsinstanties en bij de geïntegreerde politie;
  • Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming);
  • Decreet tot wijziging van het Provincie decreet van 9 december 2005, het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur en het Bestuurs decreet van 7 december 2018, wat betreft klokkenluiders;

Media bronnen:

  • PECINOVSKY, “België mist deadline voor omzetting klokkenluidersrichtlijn”, De Juristenkrant, 22 december 2021 ;

[1] Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden

[2] Zie artikel 26.1 Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden

[3] 28 NOVEMBER 2022. – Wet betreffende de bescherming van melders van inbreuken op het Unie- of nationale recht vastgesteld binnen een juridische entiteit in de private sector

[4] 8 DECEMBER 2022. – Wet betreffende de meldingskanalen en de bescherming van de melders van integriteitsschendingen in de federale overheidsinstanties en bij de geïntegreerde politie

[5] Zie artikel 2.1.a) Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden

[6] Zie artikel 4.1 Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden

[7]https://www.tijd.be/ondernemen/algemeen/duizenden-bedrijven-moeten-klokkenluiders-stem-geven/10430920.html

[8] Zie artikel 7.1 en 15 Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden

[9] Zie artikel 16 Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden

[10] Zie artikel 19 Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden

[11] Zie artikel 27, §2 van de Wet van 28 november 2022 betreffende de bescherming van melders van inbreuken op het Unie- of nationale recht vastgesteld binnen een juridische entiteit in de private sector

[12] Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming)

[13] Zie artikel 17 Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden

[14] Zie artikel 18 Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden

[15] Decreet tot wijziging van het Provinciedecreet van 9 december 2005, het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur en het Bestuursdecreet van 7 december 2018, wat betreft klokkenluiders.

 

Het is algemeen geweten dat een erfenis gepaard gaat met hoge erfbelastingen. De schenking is een mogelijk instrument om al tijdens het leven een deel van het vermogen over te dragen naar anderen. In dit artikel lichten we even de do’s & don’ts toe.

De schenking kan verschillende gedaantes aannemen.

Enerzijds is er de notariële schenking. In de regel moet elke schenking gebeuren via een notariële akte. De notaris zal de notariële akte registreren en op basis daarvan belast de overheid de begunstigde voor het ontvangen goed. Het schenken van onroerende goederen gebeurt altijd via de notaris.

Anderzijds bestaan er voor roerende goederen alternatieve schenkingsvormen, waarbij men een bezoek aan de notaris achterwege kan laten en zo dus ook de schenkbelasting. Men spreekt dan van een onrechtstreekse schenking, bijvoorbeeld bij een handgift of een bankgift. Bij een handgift draagt men een goed letterlijk van hand tot hand over, denk aan een meubelstuk of juwelen. Bij een bankgift stort men de gelden eenvoudig op de rekening van de begunstigde.

De voordelen van deze schenkingsvormen zijn dat er geen vormvereisten moeten worden nageleefd, geen notariskosten en (in principe) geen schenkbelastingen moeten worden betaald. Gemakkelijker en goedkoper dus… Toch zijn er een aantal aandachtspunten:

  • Bewijsproblemen

Het gebrek aan een notariële akte kan later voor bewijsproblemen zorgen. Een schenking is een onherroepelijke overdracht: de schenker kan niet zomaar van gedachten veranderen en het goed plots terugvragen van de begunstigde. Dit gebeurt echter soms wel in de praktijk. De schenker beweert dan dat er geen sprake is van een schenking, maar wel van een lening. Bij gebreke aan enig bewijsdocument, bevindt de begunstigde zich in een zeer moeilijke situatie.

Het wordt daarom aangeraden om de alternatieve schenking altijd onderhands vast te leggen. Dit door de schenker eerst een aangetekende intentiebrief te laten versturen aan de begunstigde, waarin hij zijn wil om een goed/gelden te schenken, aangeeft. Na de eigendomsoverdacht (van hand tot hand of storting), wordt een zogenaamde ‘pacte adjoint’ opgesteld waarin de betrokken partijen bevestigen dat de schenking heeft plaatsgevonden.

Op die manier is ook voldaan aan de bewijsregel van art. 1341 Oud Burgerlijk Wetboek/art. 8.9 Nieuw Burgerlijk Wetboek. Het oud Burgerlijk Wetboek stelt dat voor alle zaken die de som of waarde van 375 Euro te boven gaan een akte voor de notaris of een onderhandse akte moet worden opgemaakt. Het nieuw Burgerlijk Wetboek stelt dat voor rechtshandelingen die betrekking hebben op een som of waarde vanaf 3.500,00 Euro een ondertekend geschrift nodig is.

Heeft men dergelijke akte of ondertekend geschrift niet, dan kan men eventueel beroep doen op de uitzonderingsregel van art. 1347 Oud Burgerlijk Wetboek/art. 8.13 Nieuw Burgerlijk Wetboek. Onder het oude bewijsstelsel kon men volstaan met een begin van schriftelijk bewijs dat uitging van de partij tegen wie men moest bewijzen. Onder het nieuw Burgerlijk Wetboek geldt dat het ondertekend geschrift kan worden vervangen door een bekentenis, een beslissende eed of een begin van schriftelijk bewijs voor zover dit laatste wordt aangevuld met een ander bewijsmiddel.

Het Hof van Cassatie heeft bij arrest van 21 oktober 2021 wel geoordeeld dat voormelde bewijsregels bij een onrechtstreekse schenking enkel gelden voor het bewijzen van de neutrale rechtshandeling als drager van de onrechtstreekse schenking (bv. de bankoverschrijving an sich) en niet voor het bewijs dat die rechtshandeling werd gesteld met het oogmerk om te schenken (de zogenaamde animus donandi). Dat laatste kan met alle middelen van recht, met inbegrip van getuigenissen en vermoedens, worden bewezen.

  • Verdachte periode

Een tweede aandachtspunt is de zogenaamde ‘verdachte periode’. Een alternatieve schenking zal maar belastingvrij kunnen gebeuren voor zover de schenker nog 3 jaar na de schenking in leven blijft. Overlijdt de schenker binnen de 3 jaar na de schenking, dan wordt de schenking toch belast en dit niet volgens de tarieven van de schenkbelasting, maar wel in de veel duurdere erfbelasting. Het verschil in tarieven is opvallend:

Vreest men tijdens de verdachte periode dat de schenker zou komen te overlijden, dan kan men de schenking alsnog registreren en toch de lagere schenkbelasting betalen. Uiteraard raden wij aan om op zeker te spelen en steeds de schenkbelasting van 3% te betalen.

De begunstigde zou het risico dat de schenker binnen de 3 jaar na de schenking overlijdt ook kunnen opvangen door een successieverzekering af te sluiten. De verzekering dekt dan de erfbelasting die alsnog op de schenking verschuldigd zou zijn.

Voor meer informatie of vragen omtrent een fiscaal voordelige vermogensplanning kan u het Studio Legale team bereiken via e-mail (joost.peeters@studio-legale.be) of telefonisch (03 216 70 70).

 

De invordering van fiscale en bepaalde niet-fiscale schuldvorderingen door de FOD Financiën wordt geregeld door het Invorderingswetboek dat op 1 januari 2020 in werking trad.

  • Wat

Binnen de FOD Financiën staat de Algemene Administratie van de Inning en de Invordering (afgekort AAII) in voor de invordering van fiscale en bepaalde niet-fiscale schuldvorderingen. De wetgeving hieromtrent lag vroeger verspreid over verschillende (fiscale) wetten en wetboeken. Het Invorderingswetboek heeft deze wetgeving geharmoniseerd, maar ook gewijzigd zodat de administratie makkelijker tot invordering kan overgaan.

  • Toepassingsgebied

De bepalingen uit het Invorderingswetboek zijn van toepassing wanneer:

  1. Het gaat om één van de volgende fiscale schuldvorderingen:
  • Inkomstenbelastingen;
  • Voorheffingen bedoeld in art. 249 WIB;
  • Belastingen gelijkgesteld met inkomstenbelastingen;
  • Btw;
  • Taksen bedoeld in boek II van het Wetboek diverse rechten en taksen;

of

Het gaat om één van de volgende categorieën van niet-fiscale schuldvorderingen:

  • Elke som van niet-fiscale aard verschuldigd aan de fiscus waarvan de invordering wordt verzekerd door de FOD Financiën;
  • Elke som van niet-fiscale aard verschuldigd aan de deelstaten en waarbij aan de FOD Financiën werd gevraagd om ze te innen;
  • Elke som waarvan de invordering wordt verzekerd door de DAVO-wet (invordering alimentatie).

en

  1. De schuldvordering wordt geïnd door de specifieke administratie binnen de FOD Financiën, nl. de AAII.

Daarnaast is het ook mogelijk dat het Invorderingswetboek onrechtstreeks van toepassing wordt gemaakt doordat in bepaalde wetgeving over een type schuldvordering, die normaal gezien buiten het toepassingsgebied zou vallen, wordt verwezen naar het Invorderingswetboek. Dit is bijvoorbeeld het geval voor lokale belastingen, zoals gemeente- en provinciebelastingen.

  • Wijze van invordering
  1. De minnelijke invordering

De administratie moet de minnelijke invordering altijd van start laten gaan met een ingebrekestelling. Deze kan worden verstuurd vanaf 10 dagen na het verstrijken van de wettelijke betaaltermijn (afhankelijk van en verschillend per type schuld). De ingebrekestelling moet gratis verstuurd worden per gewone post en moet op duidelijke en ondubbelzinnige wijze de gegevens van de schuldvordering bevatten.

Art. 3 §4 van de domaniale wet van 22 december 1949 bepaalt echter dat: “In afwijking van het eerste lid kan de schuldenaar, middels een uitdrukkelijke verklaring in die zin, ervoor opteren innings- en invorderingsberichten uitsluitend op elektronische wijze te ontvangen. In dit geval geldt de aanbieding op elektronische wijze als rechtsgeldige verzending van het innings- en invorderingsbericht.”

De ingebrekestelling kan dus ook uitsluitend langs elektronische weg worden verzonden, maar dan moet de schuldenaar daar een uitdrukkelijke verklaring voor hebben afgelegd. In dat geval geldt de elektronische ingebrekestelling ook als verzending van het innings- en invorderingsbericht.

Na de ingebrekestelling heeft de schuldenaar één maand de tijd om te betalen. Zoniet, kan worden overgegaan tot tenuitvoerlegging.

Het voorafgaand versturen van een ingebrekestelling wordt in de wet niet voorgeschreven op straffe van nietigheid. Toch kan het niet verzenden ervan wel gevolgen hebben voor de fiscus, bv. de nalatigheidsintresten beginnen niet te lopen, de middelen van tenuitvoerlegging kunnen ongeldig worden verklaard, de kosten van tenuitvoerlegging kunnen ten laste van de fiscus worden gelegd etc.

  1. De gedwongen invordering

Wanneer vrijwillige betaling uitblijft, zal de fiscus moeten overgaan tot gedwongen invordering. Gedwongen invordering van een schuldvordering is maar mogelijk wanneer de schuldeiser over een uitvoerbare titel beschikt. Voor een gewone schuldeiser houdt dit in de regel in dat hij een vonnis bekomt via de rechtbank om het vervolgens met tussenkomst van een gerechtsdeurwaarder gedwongen te laten uitvoeren.

De fiscus is echter een bijzondere schuldeiser die een aantal voorrechten heeft. Zo moet de fiscus niet naar de rechtbank stappen, maar kan zij ook zichzelf een uitvoerbare titel geven. Het Invorderingswetboek bepaalt dat de fiscale en bepaalde niet-fiscale schuldvorderingen kunnen worden uitgevoerd op basis van 3 uitvoerbare titels:

  • Het uitvoerbaar verklaard kohier (vanuit de fiscus zelf);
  • Het uitvoerbaar verklaard innings-en invorderingsregister (vanuit de fiscus zelf);
  • Een vonnis (vanuit de rechtbank).

Eens de uitvoerbare titel voorhanden is, kan de fiscus beroep doen op de middelen van tenuitvoerlegging zoals deze omschreven staan in het Gerechtelijk Wetboek, bv. uitvoerend roerend of onroerend beslag.

Om zeker te zijn dat de fiscus haar schuldvordering betaalt ziet – wat niet altijd vanzelfsprekend is wanneer er vele schuldeisers zijn die proberen uit te voeren op het vermogen van een schuldenaar – beschikt zij opnieuw over een aantal voorrechten. Bijvoorbeeld:

  • De fiscus kan beroep doen op een sterk vereenvoudigde procedure van beslag bij een derde;
  • De fiscus beschikt over een algemeen voorrecht op de inkomsten en de roerende goederen van alle aard van de schuldenaar. Dit houdt in dat de fiscus bij samenloop met andere schuldeisers altijd als één van de eerste zal uitbetaald worden;
  • Als waarborg voor het invorderen van de schuldvordering kan de fiscus een wettelijke hypotheek laten vestigen op de goederen van de schuldenaar;
  • Opdat de fiscus zou worden geïnformeerd over handelingen van de schuldenaar die invloed zouden kunnen hebben op haar mogelijkheid om de schuldvordering te innen, zijn er een aantal wettelijke aansprakelijkheden ingevoerd van personen of instanties die de fiscus hiervan moeten inlichten. Zo moet bijvoorbeeld een notaris de fiscus verplicht inlichten wanneer de schuldenaar een onroerend goed wil verkopen;

Het weze duidelijk dat de fiscus over een sterke invorderingspositie beschikt, des te meer sinds de invoering van het Invorderingswetboek.

Nu het doorgaans om grote bedragen gaat en een gedwongen uitvoering veel bijkomende kosten met zich meebrengt, kan het voor een schuldenaar al snel zeer moeilijk worden om het hoofd boven water te houden. Des te meer nu de fiscus ook de mogelijkheid heeft om per overtreding van het Invorderingswetboek een administratieve geldboete gaande van 50,00 tot 1.250,00 Euro op te leggen. Weet dat er een aantal zaken zijn, waarop in dat geval beroep kan worden gedaan:

  • Er kan een afbetalingsplan worden voorgesteld aan de fiscus;
  • Er kan een onbeperkt uitstel van invordering worden aangevraagd. Dit houdt in dat een schuldenaar die zich in een blijvende moeilijke financiële situatie bevindt, een schriftelijk, gemotiveerd verzoek richt aan de administratie om een onbeperkt uitstel van invordering te krijgen in ruil voor betaling van één bepaald, redelijk bedrag;
  • Er kan een vrijstelling van nalatigheidsintresten worden aangevraagd;

Het gaat hier wel om gunstmaatregelen waarop niet elke schuldenaar automatisch recht zal hebben.

Hebt u vragen of wenst u meer informatie over dit onderwerp? Neem gerust contact op met het Studio Legale Team op 03 216 70 70 of via info@studio-legale.be.

 

 

 

 

 

 

Bij decreet van het Vlaams Parlement van 19 maart 2021 werd met ingang van 1 juli 2021 de zogenaamde vriendenerfenis in de Vlaamse Codex Fiscaliteit ingevoerd (art. 2.7.5.0.6).

Dit om tegemoet te komen aan de grote verschillen in tarieven die in de erfbelasting bestaan tussen verschillende soorten erfgenamen. Erfgenamen in rechte lijn (ouders en/of (klein)kinderen) en partners worden bij overlijden immers belast aan tarieven gaande van 3% tot 27%, terwijl de tarieven voor anderen (denk aan broer/zus, neef/nicht, nonkel/tante, vriend/vriendin,…) van 25% tot 55% kunnen gaan.

Bij overlijdens vanaf 1 juli 2021 heeft men de mogelijkheid om via de vriendenerfenis een deel van de nalatenschap na te laten aan erfgenamen, andere dan de erfgenamen in rechte lijn en partners, aan het gunstiger fiscaal tarief van 3%.

In werkelijkheid blijven de hoge tarieven van 25% tot 55% van toepassing, maar gaat het om een vermindering van de erfbelasting die nadien wordt toegekend.

De vermindering wordt niet automatisch toegekend, maar zal enkel gehanteerd worden wanneer de erflater in zijn testament duidelijk aangeeft welke natuurlijke personen van de vriendenerfenis kunnen genieten en wanneer de korting in de aangifte van nalatenschap door de erfgenamen wordt gevraagd.

Wanneer er één erfgenaam werd aangeduid, komt de volledige vermindering hem toe. Bij meerdere personen wordt de vermindering pro rata verdeeld.

Het bedrag waarop de erfbelasting verminderd wordt tot het rechte lijn-tarief, wordt beperkt tot 15.000,00 Euro. Zo kan er tot maximum 3.300,00 Euro korting verkregen worden (15.000,00 Euro aan 25% = 3.750,00 Euro – 15.000,00 Euro aan 3% = 450,00 Euro). Op de geërfde bedragen boven 15.000,00 Euro worden de duurdere tarieven vanaf 25% toegepast.

Het voordeel lijkt op het eerste zich misschien beperkt, maar door verschillende (kleinere) successieplanningstechnieken te combineren kan uiteindelijk toch een groot verschil worden gemaakt.

Het is uiteraard ook steeds mogelijk om reeds bij leven een deel van het vermogen over te dragen aan vrienden of overige familieleden d.m.v. een schenking, waarop gunstigere schenkingstarieven van toepassing zijn.

Voor meer informatie over successieplanning, kan u ons kantoor steeds bereiken op 03 216 70 70 of via joost.peeters@studio-legale.be.

 

 

 

 

 

Sinds 19 juni 2021 is het (oud) Burgerlijk Wetboek een nieuw hoofdstuk ‘broers en zussen’ rijker. Het hoofdstuk kreeg een plaats onder Boek I ‘Personen’, Titel IX ‘Ouderlijk gezag en pleegzorg’ en bevat 3 nieuwe wetsbepalingen.

Het nieuwe hoofdstuk is van toepassing op de maatregelen die worden genomen in het kader van het ouderlijk gezag, de pleegzorg en op de plaatsing van een minderjarig niet-ontvoogd kind in het kader van jeugdbijstand en jeugdbescherming.

De nieuwe wetsbepalingen geven minderjarige broers en zussen twee uitdrukkelijke rechten:

  1. het recht om niet van elkaar te worden gescheiden en dus om samen op te groeien in hetzelfde gezin. Dit lijkt op het eerste zicht misschien evident, maar in de praktijk bleek dit na een scheiding van de ouders of plaatsing in de jeugdhulp vaak anders uit te draaien;
  2. het recht om op elke leeftijd persoonlijk contact te hebben met elkaar. Dit omgangsrecht bestond reeds voor grootouders en ieder ander persoon die aantoont een bijzonder affectieve band te hebben met een kind.

Deze rechten vloeien voort uit art. 8 EVRM (recht op eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven).

Op deze rechten mag enkel uitzondering worden gemaakt wanneer dit in het belang van het kind zelf is, wat kind per kind wordt beoordeeld. Wordt een kind in zijn belang gescheiden van broer/zus, dan nog moet er maximaal gestreefd worden naar een behoud van persoonlijk contact met de broers en zussen, tenzij ook dit ingaat tegen het belang van het kind. Op die manier kan er desgevallend toch een regeling op maat worden uitgewerkt in het belang van alle broers en zussen. Zo voorziet de wet expliciet in een uitzondering wanneer een kind in een jeugdvoorziening wordt geplaatst als gevolg van het plegen van een jeugddelict. Logischerwijs wordt er dan niet ook voorzien in een plaatsing van de broers en zussen van de pleger.

De wetsbepalingen zijn niet enkel van toepassing op broers en zussen in de klassieke zin van het woord, maar ook op kinderen die samen binnen eenzelfde gezin worden opgevoed en die een bijzondere affectieve band hebben ontwikkeld met elkaar uit de samenwoning. Op die manier wordt er ook rekening gehouden met nieuw samengestelde gezinnen. Op het eerste zicht lijkt er dan ook sprake te zijn van een ruim toepassingsgebied, maar hierbij dient te worden opgemerkt dat er in de Belgische wetgeving geen definitie bestaat van ‘broer’ en ‘zus’. Er kan dan ook discussie ontstaan over het toepassingsgebied van de nieuwe wetgeving. In de rechtsleer wordt als definitie van broer en zus geopperd: iemand waarmee men minstens één gemeenschappelijke ouder heeft in afstamming of in volle adoptie.

Opdat de nieuwe wetsbepalingen hun doel volledig zouden bereiken – nl. broers en zussen samen laten opgroeien – werden ook een aantal andere wetsbepalingen gewijzigd:

  • 374 §2 lid 4 (oud) Burgerlijk Wetboek werd gewijzigd in die zin dat de Familierechtbank bij het uitwerken van een verblijfsregeling voor de minderjarige kinderen na scheiding van de ouders nu moet streven naar eenzelfde verblijfsregeling alle broers en zussen. Is dit niet mogelijk, dan moet de Familierechtbank verduidelijken hoe het persoonlijk contact tussen de broers en zussen moet verlopen;
  • 393 lid 2 (oud) Burgerlijk Wetboek werd gewijzigd in die zin dat de Vrederechter bij het onder voogdij plaatsen van kinderen bij voorkeur dezelfde voogd aanduidt voor alle broers en zussen, tenzij het belang van het kind anders vereist. Is dit niet mogelijk, dan moet de Vrederechter verduidelijken hoe het persoonlijk contact tussen de broers en zussen moet verlopen.

De nieuwe wetgeving heeft een belangrijke symbolische waarde. Er werden immers in het verleden al 6 wetsvoorstellen ingediend en nu (pas) wordt er eindelijk op algemene wijze erkenning gegeven aan de bijzondere band tussen broers en zussen. Er wordt echter op geen enkele manier in sancties voorzien. De vraag rijst dan ook wat er gebeurt wanneer broers en zussen toch van elkaar worden gescheiden en geen contact kunnen hebben met elkaar. De vroegere wetsvoorstellen hadden de bedoeling om de minderjarigen toe te laten deze nieuw verworven rechten zelf in rechte te kunnen laten afdwingen. Dit zou maken dat een minderjarige ‘procesbekwaamheid’ zou krijgen, hetgeen veel tegenkanting kreeg en uiteindelijk ook niet werd opgenomen in de uiteindelijke wetswijziging.

Het zal dan ook toekomen aan de actoren in de praktijk om de wetgeving effectief toe te passen zodat de nieuwe bepalingen geen dode letter blijven.

Dat de nieuwe rechten niet alleen symbolische, maar ook praktische relevantie hebben, is gebleken uit een arrest van het Grondwettelijk Hof van 21 april 2022.  De vraag die aanleiding gaf tot het arrest was of het recht om gehoord te worden als minderjarige in een procedure betreffende het bepalen van diens verblijfsregeling enkel toekomt aan die minderjarige of ook aan zijn halfzussen en halfbroers. Het Grondwettelijk Hof beantwoordt deze vraag positief en betrekt het recht op persoonlijk contact en het recht om niet van elkaar gescheiden te worden in haar antwoord door te stellen dat:

‘Wanneer een rechter zich dient uit te spreken over een voor een minderjarige geldende verblijfsregeling, zijn oordeel rechtstreeks kan raken aan de rechten van de halfzussen en halfbroers van die minderjarige, gewaarborgd bij artikel 375bis en 387septies-decies oud BW. Bij de beoordeling van wat de meest passende verblijfsregeling is, dient de rechter dan ook rekening te houden met die rechten. Daaruit volgt dat de rechter in dergelijke omstandigheden uitspraak doet in een aangelegenheid die niet alleen de betrokken minderjarige aangaat, maar ook diens minderjarige halfzussen en halfbroers.”

De 2 nieuwe rechten kunnen dus ook onrechtstreeks invloed hebben op de positie van broers en zussen in de ruime zin van het woord, zoals hier bijvoorbeeld in het kader van het hoorrecht van minderjarigen.

Opgelet! Asbestattest verplicht vanaf 23 november 2022

Vanaf 23 november dit jaar moet een eigenaar in Vlaanderen bij de verkoop van zijn woning verplicht een asbestattest bezorgen aan de koper indien de woning dateert van vóór 2001.

Deze verplichting geldt in principe voor elke overdracht onder levenden met betrekking tot een eigendomsrecht – zoals iedere verkoop of schenking – of iedere vestiging of overdracht van een recht van vruchtgebruik, erfpacht, opstal of een zakelijk recht van gebruik.

Bovendien zal een verhuurder verplicht een kopie van het asbestattest moeten overmaken aan zijn (potentiële) huurders, indien het attest beschikbaar is.

Tegen 2032 zal echter elke eigenaar van een gebouw of woning ouder dan 2001 in het bezit moeten zijn van een asbestattest.

Het asbestattest geeft een overzicht van alle asbesthoudende materialen in het gebouw en bevat:

  • een beschrijving van het gebouw en welke materialen/gebouwonderdelen asbest bevatten
  • wat de staat is van het asbest
  • hoe het veilig kan worden verwijderd of beheerd[1]

Om het attest te kunnen verkrijgen, zal de eigenaar beroep moeten doen op een gecertificeerd asbestdeskundige die een asbestinventarisatie opmaakt van het gebouw. Het attest zal vermoedelijk tussen de 395 en 850 euro kosten, afhankelijk van de grootte van het gebouw.

In geval van een verkoop maakt de verkoper het attest over aan de koper voor de ondertekening van het compromis.

Hoewel het verwijderen van asbest steeds een gezonde keuze is, zijn er aan de inhoudelijke uitkomst van het attest geen specifieke verplichtingen verbonden. De asbesthoudende materialen moeten niet worden verwijderd.

De bedoeling van het asbestattest is in de eerste plaats om de koper of gebruiker te sensibiliseren. Ook kunnen zo de Vlaamse eigendommen met asbestaanwezigheid in kaart worden gebracht.

Bij verdere vragen kan U steeds contact opnemen met ons kantoor. Wij helpen U graag verder!

[1] J. CEENAEME, “[Kopen en verkopen] Vastgoed en bijkomende verplichtingen” in J., DAMBRE, M., VANDROMME, T., CEENAEME, J., DEFOOR, W., VANMUYSEN, J., CLABOTS, A., VANBIERVLIET, W., VANOPPEN, K., Vastgoedzakboekje, Mechelen, Wolters Kluwer Belgium, 2022, 158-160.
Hoofdwebsite Contact
afspraak maken upload






      GDPR proof area
      Upload uw documenten





      sleep uw documenten naar hier of kies bestand


      sleep uw briefwisseling naar hier of kies bestand











        Benelux (€... )EU (€... )Internationaal (prijs op aanvraag)

        Door de aanvraag in te dienen, verklaart u zich uitdrukkelijk akkoord met onze algemene voorwaarden en bevestigt u dat u onze privacyverklaring aandachtig heeft gelezen. Het verzenden van deze aanvraag geldt als een opdrachtbevestiging.
        error: Helaas, deze content is beschermd!