BAANBREKEND: NIETIGHEID OP PARTIJVERKLARING
23 oktober 2023
#BUITENGERECHTELIJK #NIETIGHEID #PARTIJVERKLARING #RECHTERLIJKECONTROLE #RETROACTIEF #VERBINTENISSENRECHT

Een contract dat niet voldoet aan bepaalde geldigheidsvoorwaarden is nietig, of zoals infra zal blijken vernietigbaar. Tot voor de inwerkingtreding van het nieuwe verbintenissenrecht (d.i. 1 januari 2023) waren er twee manieren tot nietigverklaring: minnelijk en gerechtelijk. Het nieuwe verbintenissenrecht introduceerde een derde mogelijkheid: de nietigheid op partijverklaring.

Geldigheid en nietigheid van een contract

Er zijn 4 geldigheidsvoorwaarden voor een contract (artikel 5.27, eerste lid Burgerlijk Wetboek):

  • Elke partij geeft haar vrije en bewuste toestemming;
  • Elke partij is bekwaam om te contracteren;
  • Er is een bepaalbaar en geoorloofd voorwerp;
  • Er is een geoorloofde oorzaak.

Een contract dat niet voldoet aan deze geldigheidsvoorwaarden is nietig, of eerder vernietigbaar (art. 5.57, eerste lid Burgerlijk Wetboek). Nietigheid treedt immers nooit van rechtswege in, waardoor het contract gevolgen blijft hebben totdat het contract werkelijk nietig wordt verklaard (art. 5.59, eerste lid Burgerlijk Wetboek).[1]

Nietigverklaring kon tot voor kort op twee manieren plaatsvinden. Enerzijds kon een contract minnelijk nietig verklaard worden, d.i. door een onderling akkoord van de partijen. Anderzijds kon een contract gerechtelijk nietig verklaard worden, d.i. nadat een rechter de nietigheidsgrond erkent (art. 5.59, tweede lid Burgerlijk Wetboek).

Vernieuwing: nietigheid op partijverklaring

Het nieuwe verbintenissenrecht (in werking sedert 1 januari 2023) voegt een derde manier toe, met name de buitengerechtelijke nietigheid op partijverklaring of kennisgeving. Hierbij kan een contract nietig worden door de eenvoudige verklaring of kennisgeving van een partij.

Het lijkt immers onredelijk om een partij bij een contract dat is aangetast door een nietigheidsgrond, te verplichten een gerechtelijke procedure af te wachten alvorens zich te kunnen bevrijden van het contract.[2]

De partijverklaring vereist een schriftelijke kennisgeving aan alle contractspartijen (art. 5.59, derde lid Burgerlijk Wetboek). Deze kennisgeving heeft maar effect tot 5 jaar na de kennisname van de nietigheidsgrond of uiterlijk tot 20 jaar na de contractsluiting. Daarna is nietigheid door kennisgeving verjaard (art. 5.60 Burgerlijk Wetboek).

Het risico van dergelijke nietigverklaring op partijverklaring berust steeds bij de partij die deze verklaring uitbrengt. De rechter kan namelijk steeds a posteriori worden gevat om na te gaan of er werkelijk sprake was van een nietigheidsgrond en of de kennisgeving van de nietigheid aan de contractpartij regelmatig is gebeurd.

Zo de rechter oordeelt dat het contract weldegelijk geldig tot stand is gekomen, kan hij de kennisgeving van deze verklaring “onwerkzaam” verklaren. Dit heeft tot gevolg dat het contract destijds niet werd beëindigd middels de partijverklaring. Indien de partij die de kennisgeving van de nietigheid deed haar contractuele verbintenissen niet langer heeft uitgevoerd, zou deze niet-uitvoering de ontbinding van het contract kunnen rechtvaardigen in haar nadeel.[3]

Nietigverklaring op partijverklaring is uitgesloten voor contracten vastgesteld door een authentieke akte zoals een notariële akte of homologatievonnis (art. 5.59, derde lid Burgerlijk Wetboek). Een minnelijke of gerechtelijke nietigverklaring blijft evenwel mogelijk.

Gevolg: retroactieve en proportionele nietigheid

De nietigverklaring ontneemt retroactief (d.i. vanaf de dag van de contractsluiting) alle gevolgen van het contract. De reeds geleverde prestaties onder het vernietigde contract geven dan aanleiding tot restitutie, mits naleving van de wettelijke voorwaarden (art. 5.62 Burgerlijk Wetboek).

Indien de nietigheidsgrond echter slechts betrekking heeft op een afsplitsbaar gedeelte van het contract, beperkt de nietigverklaring zich tot dat gedeelte. Hiertoe is evenwel vereist dat het resterende deel van het contract overeind kan blijven en dat dit nog steeds overeenstemt met de bedoeling van de partijen (art. 5.63, eerste lid Burgerlijk Wetboek).[4]

Tot slot dient te worden benadrukt dat artikel 5.59, derde lid Burgerlijk Wetboek aanvullend recht uitmaakt. Dit betekent dat partijen de mogelijkheid tot nietigheid op partijverklaring in het contract kunnen moduleren (bv. bepaalde termijn vooropstellen) of geheel uitsluiten.[5]

Heeft u na het lezen van dit artikel vragen of wenst u meer informatie over dit onderwerp? Neem gerust contract op met het Studio Legale team op 03/216.70.70 of via [email protected].

   

[1] F. PEERAER en S. STIJNS, “De proportionaliteit van de nietigheid: de onwerkzaamheid of een nieuwe adem voor de onbestaanbaarheid?”, TBBR 2017/7, (374) 375.

[2] Memorie van toelichting bij het Wetsvoorstel van 24 februari 2021 houdende Boek 5 “Verbintenissen” van het Burgerlijk Wetboek, Parl.St. Kamer nr. 55, 1806/001, 68; A. DE BOECK, “Het nieuwe verbintenissenrecht”, NjW nr. 467, 5 oktober 2022, (610) 617.

[3] Memorie van toelichting bij het Wetsvoorstel van 24 februari 2021 houdende Boek 5 “Verbintenissen” van het Burgerlijk Wetboek, Parl.St. Kamer nr. 55, 1806/001, 69; S. STIJNS en S. DE REY, “Het nieuwe verbintenissenrecht in Boek 5 BW – Deel I”, RW 2022-23, nr. 24, (923) 939.

[4] A. DE BOECK, “Het nieuwe verbintenissenrecht”, NjW nr. 467, 5 oktober 2022, (610) 616; S. STIJNS en S. DE REY, “Het nieuwe verbintenissenrecht in Boek 5 BW – Deel I”, RW 2022-23, nr. 24, (923) 938.

[5] S. STIJNS en S. DE REY, “Het nieuwe verbintenissenrecht in Boek 5 BW – Deel I”, RW 2022-23, nr. 24, (923) 939.