BELOFTE MAAKT SCHULD? IMPREVISIELEER
12 juli 2023
#IMPREVISIELEER #ONDERHANDELEN #ONVOORZIENBAAR #OVERMACHT #VERBINTENIS #VERZWARING

Belofte maakt schuld. Maar wat kan een contractpartij ondernemen indien de omstandigheden veranderen en diens verbintenissen plots buitensporig zwaarder worden? Met de invoering van artikel 5.74 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) verleent de wetgever aan het concept van ‘wijziging van omstandigheden’ of de zogenaamde imprevisieleer voor het eerst een algemene wettelijke grondslag.

Klassiek: afwijzing van imprevisieleer in België

In verschillende Europese landen (onder meer Nederland, Italië, Griekenland, Portugal, Duitsland en Zwitserland) wordt de imprevisieleer al enige tijd aanvaard en dit op basis van de verplichting om overeenkomsten te goeder trouw uit te voeren.

België stond dan ook – samen met Frankrijk – enigszins geïsoleerd door de imprevisieleer af te wijzen.

In België werd de imprevisieleer klassiek vrijwel niet aanvaard in het oud Burgerlijk Wetboek (hierna: OBW), de rechtspraak en de rechtsleer. Dit onder de argumentatie dat de bindende kracht van de overeenkomst de legitieme verwachting creëert voor een partij dat eens een overeenkomst is gesloten, zijn contractpartij de overeengekomen verbintenissen ook zal nakomen (art. 1134, eerste lid OBW).

Nieuw verbintenissenrecht: algemene grondslag in artikel 5.74 BW

Met de invoering van artikel 5.74 BW verleent de wetgever voor het eerst een algemene wettelijke grondslag voor de imprevisieleer.

Voorgenoemd artikel benadrukt eerst en vooral dat overeenkomsten partijen tot wet strekken en dat de imprevisieleer slechts in uitzonderlijke situaties van toepassing is. In principe moeten partijen hun verbintenissen dus nakomen, ook wanneer de uitvoering zwaarder is geworden omwille van een gestegen kostprijs van de uitvoering of een verminderde waarde van de tegenprestatie.

Uitzonderlijk kan een partij evenwel vragen aan zijn contractpartij om het contract te heronderhandelen, met het oog op aanpassing of beëindiging. Daartoe moet voldaan zijn aan vijf voorwaarden opgesomd in artikel 5.74, tweede lid BW. In de loop van de heronderhandelingen en gedurende de eventueel daaropvolgende gerechtelijke fase, dienen partijen hun verbintenissen wel te blijven nakomen.

  • Voorwaarde 1: Verandering van omstandigheden maakt uitvoering van contract buitensporig bezwarend

Ten eerste dienen de omstandigheden na de contractsluiting dermate te veranderen, waardoor  de uitvoering van het contract buitensporig bezwarend wordt. De verandering dient een zodanig onevenwicht tussen de contractspartijen te creëren, zodat de uitvoering van het contract niet langer redelijkerwijze kan worden verlangd.

Een oorlog, financiële crisis of pandemie die de normale economische verhouding verstoort, kunnen in dit opzicht zeker gekwalificeerd worden als buitensporig verzwarende omstandigheden.

Uit deze voorwaarde blijkt ook het verschil met overmacht. Opdat een schuldenaar zich kan bevrijden van zijn contractuele verbintenissen op basis van overmacht, dient hij aan te tonen dat de uitvoering van de overeenkomst werkelijk absoluut onmogelijk is geworden. Indien de schuldenaar zijn verbintenissen op een alternatieve (zwaardere) manier kan uitvoeren, kan hij zich niet beroepen op overmacht. De uitvoering is dan immers niet onmogelijk geworden. De schuldenaar zal zich mogelijks wel kunnen beroepen op de imprevisieleer.

  • Voorwaarde 2: Verandering was onvoorzienbaar bij contractsluiting

Ten tweede moet de verandering van omstandigheden onvoorzienbaar zijn geweest op het ogenblik van de contractsluiting. In B2C-relaties (Business to Consumer) zal de rechtspraak zich wellicht iets toegeeflijker opstellen ten aanzien van consumenten, daar consumenten geregeld contractvoorwaarden worden opgedrongen. Voor ondernemingen zal de lat van deze tweede voorwaarde wellicht hoger liggen, daar zij geacht worden de risico’s verbonden aan hun activiteit te kennen of minstens beter te kunnen inschatten dan hun (zwakkere) contractspartij.

  • Voorwaarde 3: Verandering is ontoerekenbaar aan partij

Ten derde mag de verandering van omstandigheden niet toerekenbaar zijn aan de partij die zich op de imprevisieleer beroept.

  • Voorwaarde 4: Contractpartij heeft dit risico niet aanvaard

Ten vierde mag de contractpartij het risico van de betreffende verandering niet aanvaard hebben. Schuldenaars kunnen het risico zowel expliciet (bv. verklaring van afstand) als impliciet (bv. voortvloeiend uit de aard van het contract) aanvaarden.

  • Voorwaarde 5: Beroep op de imprevisieleer wordt niet wettelijk of contractueel uitgesloten

Artikel 5.74 BW is van aanvullend recht, zowel wat betreft het principe als wat betreft de toepassingsmodaliteiten (art. 5.74, tweede lid, 5° BW).

Zo kunnen enerzijds bijzondere wettelijke bepalingen ervan afwijken, bijvoorbeeld de rechterlijke billijkheidscorrectie uit artikel 1474/1 BW. En anderzijds kunnen ook partijen een beroep op de imprevisieleer contractueel aanpassen of zelfs uitsluiten. Partijen kunnen onderling bepalen of zij er makkelijker of net geen gebruik van wensen te maken.

Partijen kunnen zich ook wenden tot de rechter in kort geding. De rechter kan het contract alsdan hervormen of geheel dan wel gedeeltelijk beëindigen. Indien de rechter het contract hervormt, zal de rechter het contract in overeenstemming brengen met wat partijen redelijkerwijze zouden zijn overeengekomen bij de contractsluiting indien zij rekening hadden gehouden met de verandering van omstandigheden (art. 5.74, vierde lid BW).

In tegenstelling tot overmacht, is de imprevisieleer in de eerste plaats dus wel degelijk gericht op de voortzetting van het contract.

Inwerkingtreding nieuw verbintenissenrecht

Artikel 5.74 BW is van kracht sedert 1 januari 2023, zes maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. Het regime is van toepassing op overeenkomsten die werden afgesloten na deze datum van inwerkingtreding.

 

Bronnen

Parl.St. Kamer, 2021-22, nr. 55-1806/001.

 

Cass. (1e k.) 19 juni 2009, RW 2009-10, nr. 18, 744-745.

 

Cass. (1e k.) 12 april 2013, RW 2013-14, nr. 41, 1.

 

K. COX, “Gewijzigde omstandigheden in internationale koopcontracten: het Hof van Cassatie als pionier”, RW 2009-10, nr. 18, 730-737.

 

M. DE POTTER DE TEN BROECK, “De imprevisieleer: de rechter met de pen in de hand”, RW 2017-18, nr. 40, 1563-1575.

 

A. HOET, “Overmacht door corona in contractuele relaties”, RW 2020-21, nr. 6, 203-214.

 

D. PHILIPPE, “Coronavirus: Force majeure? Hardship? Deferral of obligations? Some practical elements advice for the analysis and redaction of clauses”, DAOR 2020, nr. 2, 12-20.

 

D. ROOSES, “Enkele praktische bedenkingen bij artikel 5.74 BW aangaande “wijziging van omstandigheden” in het nieuwe verbintenissenrecht”, RW 2022-23, nr. 5, 163-174.

 

R. TIMMERMANS, “De impact van de uitbraak van Covid-19 op private huurrelaties en mogelijk passende remedies”, Huur 2020, nr. 2, 75-87.

 

A. VAN OEVELEN, “Overmacht en imprevisie in het Belgische contractenrecht”, TPR 2008, nr. 2, 603-641.

 

Medialinks

E. DIRIX, “Contracten in tijden van corona”, Jubel, 31 maart 2020, https://www.jubel.be/contracten-in-tijden-van-corona/.

 

L. VANACKER, “Aannemer en bouwpromotoren armworstelen over hogere prijzen”, De Tijd, 7 mei 2022, https://www.tijd.be/ondernemen/bouw/aannemers-en-bouwpromotoren-armworstelen-over-hogere-prijzen/10386591.html.