Maand: juli 2023
PDF

Met de inkoop van eigen aandelen koopt de vennootschap aandelen die zij zelf heeft uitgegeven. Waarom zou een vennootschap haar eigen aandelen willen kopen en mag dit zomaar?

Een vennootschap kan verschillende redenen hebben om haar eigen aandelen in te kopen. Ten eerste kan de inkoop van eigen aandelen worden gebruikt om overtollige liquiditeiten terug te geven aan de aandeelhouders. Dit kan voordelig zijn wanneer de vennootschap meer kapitaal heeft dan nodig is voor haar bedrijfsactiviteiten.

Ten tweede kan een aandeleninkoop worden gebruikt als een strategie om de aandelenkoers van een beursgenoteerde vennootschap te ondersteunen. Door eigen aandelen op te kopen, vermindert de vennootschap het totale aantal uitstaande aandelen, waardoor de winst per aandeel kan stijgen. Hierbij geeft het management het signaal naar de markt dat zij gelooft in de onderneming en het aandeel ondergewaardeerd vindt.

Daarnaast kan de inkoop van eigen aandelen een handig instrument zijn om ontevreden aandeelhouders uit te kopen of om het personeel te belonen door het aanbieden van aandelen.

Regels en procedures

Aangezien er bij een aandeleninkoop liquide middelen uit de onderneming verdwijnen, wordt zij aan zeer strikte juridische en fiscale voorwaarden onderworpen.

Het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (hierna: WVV)[1] legt enkele belangrijke regels en procedures vast met betrekking tot de inkoop van eigen aandelen.

Ten eerste moet de beslissing tot inkoop van eigen aandelen worden genomen door de algemene vergadering van aandeelhouders.[2] De beslissing behoeft een bijzondere meerderheid van 75%. Ten tweede dienen de aandelen die in aanmerking komen voor een inkoop volstort zijn. Daarnaast moet het aanbod tot inkoop worden gericht aan alle soorten aandeelhouders en moet zij plaatsvinden onder dezelfde voorwaarden per soort van effecten, om zo een gelijke behandeling van de aandeelhouders te verzekeren. Ook dient de onderneming een onbeschikbare reserve[3] aan te leggen ten belope van het voor de uitkering aangewende bedrag, zolang de aandelen worden aangehouden door de vennootschap. Het bedrag dat voor de inkoop van eigen aandelen wordt aangewend, dient met andere woorden voor uitkering vatbaar zijn. Dat betekent dat voor de BV aan de liquiditeits- en netto-actieftest moet worden voldaan. Voor de NV geldt de klassieke netto-actieftest[4].

Voor de BV geldt sinds de invoering van het WVV een dubbele balanstest met bijhorende verslaggeving. Deze test moet schuldeisers beter beschermen.

  • Netto-actieftest[5]

De netto-actieftest moet gebeuren vooraleer de aandeelhouders beslissen om geld uit te keren uit het vermogen van de vennootschap, zoals bij de inkoop van eigen aandelen het geval is. Onder netto-actief wordt verstaan het totaalbedrag van de activa, verminderd met de voorzieningen, de schulden en de nog niet afgeschreven bedragen van de oprichtings- en uitbreidingskosten en de kosten voor onderzoek en ontwikkeling. Het netto-actief van de onderneming mag niet negatief zijn of mag niet negatief worden door de voorgenomen uitkering. De netto-actieftest is identiek voor de NV.

  • Liquiditeitstest[6]

Bij de liquiditeitstest wordt er nagegaan of de vennootschap na de uitkering in staat blijft om haar schulden te betalen naarmate die opeisbaar worden in de 12 maanden die op de uitkering volgen. Kan ze dat niet, dan mag het bestuursorgaan van de vennootschap geen uitbetaling doen.

Van elk van beide testen stelt het bestuursorgaan een bijzonder verslag op dat de nodige boekhoudkundige en financiële onderbouwing bevat.

Wijzigingen onder het WVV

De belangrijkste wijziging onder het WVV is dat er niet langer een beperking geldt van een inkoop van eigen aandelen tot maximum 20% van de aandelen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen. Ook de regel dat een BV binnen de twee jaar na de inkoop van haar eigen aandelen deze moet vervreemden werd door de invoering van het WVV geschrapt.

Conclusie

De inkoop van eigen aandelen biedt vennootschappen de mogelijkheid om hun eigen aandelen terug te kopen. Een vennootschap kan hiertoe verschillende redenen hebben, zoals het teruggeven van overtollige liquiditeiten aan aandeelhouders of het ondersteunen van de aandelenkoers.

Als u overweegt om eigen aandelen in te kopen, is het raadzaam om professioneel advies in te winnen en de specifieke bepalingen van het WVV te raadplegen om ervoor te zorgen dat u voldoet aan alle wettelijke vereisten. Studio Legale Advocaten kan u hierbij steeds begeleiden.

Indien u na het lezen van dit artikel nog vragen hebt, aarzel dan niet om ons te contacteren via [email protected] of 03 216 70 70.

 

 

 

 

[1] Artikel 5:145 WVV voor de BV & artikel 7:215 WVV voor de NV

[2] Dit is niet het geval bij een aanbod van aandelen aan het personeel

[3] Men zal hierbij rekening houden met de werkelijke waarde van deze aandelen. Een waardering van de aandelen is dus nodig.

[4] Art. 7:212 WVV: “Geen uitkering mag gebeuren indien het nettoactief, zoals dat blijkt uit de jaarrekening, is gedaald of ten gevolge van de uitkering zou dalen beneden het bedrag van het gestorte of, indien dit hoger is, van het opgevraagde kapitaal, vermeerderd met alle reserves die volgens de wet of de statuten niet mogen worden uitgekeerd. Voor de toepassing van deze bepaling wordt het niet afgeschreven gedeelte van de herwaarderingsmeerwaarden gelijkgesteld met een krachtens de wet als onbeschikbaar gestelde reserve. Onder nettoactief moet worden verstaan het totaalbedrag van de activa, verminderd met de voorzieningen, de schulden en, behoudens in uitzonderlijke gevallen te vermelden en te motiveren in de toelichting bij de jaarrekening, de nog niet afgeschreven bedragen van de oprichtings- en uitbreidingskosten en de kosten voor onderzoek en ontwikkeling.”

[5] Art. 5:143 WVV

[6] Art. 5:142 WVV

PDF

Recent mochten wij een ‘in house’ opleiding geven aan het juridisch team van Participatie Maatschappij Vlaanderen (PMV). Het programma van 2 namiddagen bestond uit een opfrissing van alle juridische aspecten gaande van contractsluiting tot faillissementsrecht.
Er werden ook interactieve casussen behandeld in functie van de noden van onze cliënte.

Omdat het juridisch landschap razend snel verandert, is het van belang om altijd te blijven leren.

Wenst u ook een opleiding te organiseren voor uw bedrijf? Stuur een mail naar [email protected] en wij nemen spoedig contact met U op.

Linkedin | Facebook | Twitter | Instagram

#opleiding #juridisch #juridischeopleiding #contract #faillissement #overeenkomst #algemenevoorwaarden

#juridischteam #team #advocaat #advocatenkantoor #pmv #participatiemaatschappijvlaanderen

#studioacademy #leren #bedrijf #lesgeven #wijsheid #kennis #opleidingscentrum #belgie #mechelen

#gent #brugge #leuven #dendermonde #oostende #hasselt #kantoor

PDF

Momenteel is het een hele klus voor een consument om een verzekering op te zeggen. De klachten bij de ombudsman van de verzekeringen nemen alsmaar toe.[1] In 2021 had maar liefst 13% van de klachten betrekking op de opzegging van verzekeringscontracten.[2] Een recent wetsvoorstel streeft naar een eenvoudigere en meer consument vriendelijke opzegprocedure. Zo zou een verzekerde een verzekeringscontract te allen tijde kunnen opzeggen, zodra het eerste contractjaar is verstreken.

Huidige opzegprocedure

Onder de huidige Wet betreffende de verzekeringen[3] heeft een verzekeringscontract een maximale duur van 1 jaar. Na een jaar wordt het contract stilzwijgend verlengd voor opeenvolgende periodes van 1 jaar, tenzij de verzekerde of verzekeraar het contract tijdig en correct opzegt.[4] De opzegging moet bij aangetekende brief, deurwaardersexploot of door afgifte van de opzeggingsbrief tegen ontvangstbewijs ter kennis worden gebracht aan de andere partij en dit 3  maanden vóór de vervaldag.[5]

De huidige formalistische opzegprocedure lijkt dan ook nadelig voor de consumenten. Toch is deze regeling ingevoerd met het oog op continuïteit. Zo zorgt de stilzwijgende verlenging ervoor dat verzekeringnemers niet plots niet gedekt zouden zijn. Onder de huidige formalistische regelgeving ervaren consumenten dit echter eerder als een belemmering dan als een bescherming.[6]

Opzegging van een verzekeringscontract is eveneens mogelijk na een schadegeval, wanneer het risico verdwijnt (bv. verkoop auto) of binnen 3 maanden na een tariefverandering.[7]

Naast de opzegtermijn, geldt in de huidige regelgeving echter ook een bedenktijd. Dit is een korte termijn vlak na het sluiten van het verzekeringscontract, waarbinnen de verzekerde en verzekeraar het contract nog kosteloos kunnen opzeggen. De bedenktijd is handig wanneer kort na ondertekening blijkt dat bijvoorbeeld de instapkosten elders lager zijn.[8]

Voor levensverzekeringen en kapitalisatieverrichtingen bedraagt die termijn 30 dagen. Bij andere verzekeringscontracten is dat 14 dagen, op voorwaarde dat het contract via een vooraf getekende polis of verzekeringsaanvraag tot stand is gekomen. Voor verzekeringscontracten met een kortere duur dan 30 dagen en levensverzekeringen verbonden aan een beleggingsfonds is geen bedenktijd voorzien.[9]

Consumenten die hun verzekeringscontact willen opzeggen – omdat ze bijvoorbeeld ontdekken dat hun werkgever een collectieve hospitalisatiedekking aanbiedt – staan vandaag voor een grote uitdaging. De meerderheid van de consumenten is dan ook geneigd om bij de huidige verzekeringsmaatschappij te blijven. Dit komt het concurrentieniveau niet ten goede, met hogere prijzen tot gevolg.

Toekomstige opzegprocedure

Het is aan bovengenoemde problematiek dat het wetsvoorstel tegemoet wil komen. Zo zou een verzekerde een verzekeringscontract in beginsel te allen tijde, digitaal (bv. via itsme) en zonder kosten kunnen opzeggen en zodoende eenvoudiger van verzekeraar kunnen veranderen.

De continuïteit van verzekeringsdekking waarvan hierboven sprake, blijft evenwel gewaarborgd. In geval van een verplichte verzekering (bv. burgerlijke aansprakelijkheidsverzekeringen voor motorvoertuigen), moeten verzekeringsnemers het nodige doen via hun nieuwe verzekeraar met het oog op die continuïteit.[10]

Verzekeringen die nog in hun eerste lopende jaar zitten, vormen de uitzondering op de regel. Hiervoor blijft een opzegtermijn gelden, met name een termijn van 2 maanden voor de verzekerde en 3 maanden voor de verzekeraar.[11]

Het wetsvoorstel voert geen aanpassingen door aan de bedenktijd.

Gevolgen?

Het wetsvoorstel zou tot lagere verzekeringspremies en meer concurrentie moeten leiden. Op die manier worden de drempels voor verzekeringsnemers verlaagd om over te stappen van de ene naar de andere verzekeringsmaatschappij.[12] Vandaag is er in België al redelijk wat concurrentie op de verzekeringsmarkt, doch zal deze nog meer gaan spelen met de toekomstige regelgeving. Frankrijk voerde reeds een gelijkaardige wetswijziging door, met goedkopere verzekeringen tot gevolg.[13]

De vereenvoudigde opzegprocedure is momenteel nog niet van kracht. In april 2023 werd het wetsvoorstel goedgekeurd in de Kamercommissie Economie. Vervolgens moet het voorstel nog worden aangenomen door het federaal parlement. Zodra de wet is goedgekeurd en in het Belgisch Staatsblad verschijnt, krijgen verzekeraars 1 jaar de tijd om zich in regel te stellen.[14]

 

 

 

[1] Voorstel van wet tot wijziging van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen, teneinde het voor de consumenten mogelijk te maken een verzekeringsovereenkomst na een looptijd van één jaar zonder kosten en zonder boete op te zeggen, Parl.St. Kamer BZ 2019, nr. 55-0194/1, 1.

[2] S. VERSCHUEREN, “Verzekering opzeggen kan weldra vlotter”, De Tijd, 19 april 2023, https://www.tijd.be/ondernemen/financiele-diensten-verzekeringen/verzekering-opzeggen-kan-weldra-vlotter/10461671?fbclid=IwAR1DIwiYEYKUVKUaNbUl0ye7FpsGPW9kxtdgsaCnq_4eDM5BOrr7NRFLfYU.

[3] Wet 4 april 2014 betreffende de verzekeringen, BS 30 april 2014, 35.487.

[4] Art. 85, § 1, eerste lid wet 4 april 2014 betreffende de verzekeringen, BS 30 april 2014 (hierna: wet verzekeringen).

[5] Art. 84, § 1 en 85, § 1, vierde lid wet verzekeringen.

[6] Voorstel van wet tot wijziging van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen, teneinde het voor de consumenten mogelijk te maken een verzekeringsovereenkomst na een looptijd van één jaar zonder kosten en zonder boete op te zeggen, Parl.St. Kamer BZ 2019, nr. 55-0194/1, 4; X, “Assuralia: klachten over verzekeringen verdienen meer nuance!”, Assuralia, 26 april 2018, https://press.assuralia.be/assuralia-klachten-over-verzekeringen-verdienen-meer-nuance.

[7] Art. 86 wet verzekeringen; X, “Opzegging”, FOD Economie, 23 augustus 2022, https://economie.fgov.be/nl/themas/financiele-diensten/verzekeringen/verzekeringsovereenkomst/opzegging.

[8] F. DECEUNYNCK, “Tijdig een verzekering opzeggen“, De Standaard, 13 mei 2023, https://www.standaard.be/cnt/dmf20230511_95944957.

[9] Art. 57, § 3 en § 5 wet verzekeringen.

[10] Voorstel van wet tot wijziging van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen, teneinde het voor de consumenten mogelijk te maken een verzekeringsovereenkomst na een looptijd van één jaar zonder kosten en zonder boete op te zeggen, Parl.St. Kamer BZ 2019, nr. 55-0194/1, 5.

[11] Voorstel van wet tot wijziging van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen, teneinde de opzeggingsregels voor verzekeringsovereenkomsten te vereenvoudigen, Parl.St. Kamer BZ 2019, nr. 55-0194/6, 4.

[12] S. VERSCHUEREN, “Verzekering opzeggen kan weldra vlotter”, De Tijd, 19 april 2023, https://www.tijd.be/ondernemen/financiele-diensten-verzekeringen/verzekering-opzeggen-kan-weldra-vlotter/10461671?fbclid=IwAR1DIwiYEYKUVKUaNbUl0ye7FpsGPW9kxtdgsaCnq_4eDM5BOrr7NRFLfYU.

[13] C. MICHIELS, “Contract opzeggen wanneer je wil: van verzekeraar wisselen wordt veel eenvoudiger”, VRT NWS, 19 april 2023, https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2023/04/18/parlement-stemt-nieuwe-wet-van-verzekeraar-wisselen-wordt-veel/.

[14] S. VERSCHUEREN, “Verzekering opzeggen kan weldra vlotter”, De Tijd, 19 april 2023, https://www.tijd.be/ondernemen/financiele-diensten-verzekeringen/verzekering-opzeggen-kan-weldra-vlotter/10461671?fbclid=IwAR1DIwiYEYKUVKUaNbUl0ye7FpsGPW9kxtdgsaCnq_4eDM5BOrr7NRFLfYU.

PDF

Betreft       

Een koeriersbedrijf bezorgt een pakketje van haar bestemmeling bij de buren zonder toestemming. Mag dat zomaar?

Context      

Levering pakketje bij buren zonder toestemming

Rechtsgrond

Artikel 2.1. GDPR: “Deze verordening is van toepassing op de geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking, alsmede op de verwerking van persoonsgegevens die in een bestand zijn opgenomen of die bestemd zijn om daarin te worden opgenomen.”

Artikel 95, §1, 3° WOG: “De geschillenkamer beslist over de opvolging die het geeft aan het dossier en is bevoegd:

(…)

3° de klacht te seponeren;”

Feiten en beoordeling

De bestemmeling van een pakketje diende op 7 november 2022 een klacht in bij de GBA tegen de koeriersdienst die het pakketje bij de buren leverde zonder toestemming hiertoe. De buren bezorgde het pakketje aan de bestemmeling.

De bestemmeling baseert de klacht op dat de buren, door de bezorging van het pakketje aan hun adres, kennis hebben kunnen nemen van zijn persoonsgegevens, nl. naam en adres.

De Geschillenkamer beslist over te gaan tot technisch sepot.

De feiten vallen naar oordeel van de Geschillenkamer niet onder het materieel toepassingsgebied van de GDPR zoals vervat in artikel 2.1.

Overwegingen 6 en 7 van de GDPR verduidelijken het kader waaromtrent de invoering van de GDPR noodzakelijk werd geacht:

“(6) Door snelle technologische ontwikkelingen en globalisering zijn nieuwe uitdagingen voor de bescherming van persoonsgegevens ontstaan. De mate waarin persoonsgegevens worden verzameld en gedeeld, is significant gestegen. Dankzij de technologie kunnen bedrijven en overheid bij het uitvoeren van hun activiteiten meer dan ooit tevoren gebruikmaken van persoonsgegevens. Natuurlijke personen maken hun persoonsgegevens steeds vaker wereldwijd bekend. Technologie heeft zowel de economie als het maatschappelijk leven ingrijpend veranderd en moet het vrije verkeer van persoonsgegevens binnen de Unie en de doorgifte aan derde landen en internationale organisaties verder vergemakkelijken en daarbij een hoge mate van bescherming van persoonsgegevens garanderen.

 

 

(7) Die ontwikkelingen vereisen een krachtig en coherenter kader voor gegevensbescherming in de Unie, dat wordt gesteund door strenge handhaving, omdat zulks van belang is voor het vertrouwen dat nodig is om de digitale economie zich in de hele interne markt te laten ontwikkelen. Natuurlijke personen dienen controle over hun eigen persoonsgegevens te hebben. Er dient meer rechtszekerheid en praktische zekerheid te worden geboden aan natuurlijke personen, marktdeelnemers en overheidsinstanties.”

Het toepassingsgebied van de GDPR kadert zich dus volgens de Geschillenkamer in het licht hiervan op de verwerking van gegevens in een digitale omgeving.

De levering van het postpakket aan de buren houdt dan ook geen geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking in, noch een verwerking van persoonsgegevens die in bestand zijn opgenomen of bestemd zijn om in een bestand te worden opgenomen.

Een behandeling van de klacht is dan ook niet mogelijk.

Uitspraak   

Op grond van Artikel 95, §1, 3° WOG wordt de klacht geseponeerd.

Onze mening        

Terecht wordt het loutere bezorgen van een postpakket aan buren die dit pakket aan de bestemmeling bezorgden niet geacht een verwerking van persoonsgegevens onder de GDPR uit te maken op zich.

Volgens ons is het wel niet zo evident om te stellen dat er sowieso in heel dit gebeuren geen persoonsgegevens verwerkt worden. Uiteraard verwerkt de koeriersdienst wel persoonsgegevens voor de levering en mogelijks ook deze van de buren bij de levering. Alleszins worden persoonsgegevens gebruikt van en bekendgemaakt aan de buren die mogelijk wel degelijk een verwerking uitmaken.

In casu, waarbij er geen melding is van een bijzonder gevoelig pakje en dat de buren dit onmiddellijk hebben rechtgezet, lijkt het ons een gepaste oplossing van de GBA om hier verder geen gevolg aan te geven. Er zijn echter wel situaties denkbaar waarin dit problematischer is. Bijvoorbeeld bij de levering van “gevoelige/niet-onschuldige” pakketjes (bv. medicatie, seksspeeltjes…).

De koeriersdiensten moeten (voorlopig) hiervoor dus geen GDPR-repercussies vrezen. Niettemin lijkt het ons aangewezen om steeds de leveringsvoorkeuren van klanten te respecteren en niet op eigen initiatief pakketjes bij de buren aan te bieden om verdere klachten te voorkomen.

Beslissing

Beslissing 181/2022

PDF

Betreft       

Er wordt een klacht ingesteld door een persoon zonder persoonlijk belang, die anoniem wenst te blijven, m.b.t. camerabewaking in een carwash. Volstaat een publiek belang om te doen blijken van een voldoende belang bij de GBA?

Context      

Anonieme klacht tegen het gebruik van bewakingscamera’s in een carwash

Rechtsgrond

Art. 6. Camerawet: “De beslissing tot het plaatsen van een of meer bewakingscamera’s in een voor het publiek toegankelijke besloten plaats wordt genomen door de verantwoordelijke voor de verwerking.

 

De verantwoordelijke voor de verwerking deelt de in § 1 bedoelde beslissing mee aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de korpschef van de politiezone waar die plaats zich bevindt. Hij doet dat uiterlijk de dag vóór die waarop de bewakingscamera of -camera’s in gebruik worden genomen.

(…)

 

De verantwoordelijke voor de verwerking plaatst bij de toegang tot de voor het publiek toegankelijke besloten plaats een pictogram dat aangeeft dat er camerabewaking plaatsvindt. Het model van dat pictogram en de erop te vermelden inlichtingen worden door de Koning bepaald, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

(…)”

Art. 9. Camerawet: “Uitsluitend de verantwoordelijke voor de verwerking inzake voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen of niet voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen of de persoon die onder zijn gezag handelt, heeft toegang tot de beelden.

 

De verantwoordelijke voor de verwerking of de persoon die onder zijn gezag handelt, neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen teneinde de toegang tot de beelden te beveiligen tegen toegang door onbevoegden.

 

De personen die toegang hebben tot de beelden, hebben een discretieplicht omtrent de persoonsgegevens die de beelden opleveren, met dien verstande dat de verantwoordelijke voor de verwerking inzake voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen of niet voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen of de persoon die onder zijn gezag handelt, de beelden : 1° kan overdragen aan de politiediensten of de gerechtelijke overheden indien hij feiten vaststelt die een misdrijf kunnen vormen en de beelden kunnen bijdragen tot het bewijzen van die feiten en het identificeren van de daders;2° moet overdragen aan de politiediensten indien zij hierom verzoeken in het kader van hun opdrachten van bestuurlijke of gerechtelijke politie en de beelden het vastgestelde misdrijf betreffen. Indien het een private plaats betreft, kan de verantwoordelijke voor de verwerking of de persoon die onder zijn gezag handelt, evenwel eisen dat er een gerechtelijk mandaat in het kader van een opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek wordt voorgelegd.”

Art. 17 Ger.W: “De rechtsvordering kan niet worden toegelaten, indien de eiser geen hoedanigheid en geen belang heeft om ze in te dienen.

(…)”

Art. 100 §1, 1°:

“De geschillenkamer heeft de bevoegdheid om:

         1° een klacht te seponeren;

         (…)”

Feiten

Een klant hekelt het feit dat er in een carwash gebruikt wordt gemaakt van bewakingscamera’s zonder vermelding dat de klanten worden gefilmd d.m.v. pictogrammen zoals de camerawetgeving voorschrijft. Er wordt ook met geen woord gerept over het gebruik van bewakingscamera’s in de privacyverklaring zoals gepubliceerd op de website van de carwash. Bovendien werden videobeelden en foto’s gebruikt op de facebookpagina van mevrouw Z door de carwash om haar ongelijk aan te tonen. De klant – die anoniem wenst te blijven – vermoedt eveneens dat het beeldmateriaal onbeperkt wordt bijgehouden.

Hoewel de geschillenkamer haar bevoegdheid bevestigt om kennis te nemen van klachten i.v.m. inbreuken op de Camerawet en inbreuken op de GDPR  nadat de Inspectiedienst terecht een aantal ernstige aanwijzingen i.v.m. inbreuken op de Camerawet en GDPR vaststelde, besluit de Geschillenkamer dat zij genoodzaakt is de klacht te seponeren omwille van een gebrek aan voldoende concreet belang.

Hoewel artikel 17 Ger. W., dat een vereiste van hoedanigheid en belang aan procespartijen oplegt, volgens de Geschillenkamer niet rechtstreeks van toepassing is op een procedure binnen de GBA, lijkt deze toch minstens naar analogie toepassing te vinden. In hoger beroep bij het Marktenhof zal dit hoe dan ook wel van toepassing zijn. De Geschillenkamer bevestigt dat een klager blijk moet geven van een voldoende belang.

De anonieme klager heeft uitdrukkelijk aangegeven dat hij niet over een persoonlijk belang beschikt en stoelt zich louter op het publiek belang voor de klacht. Gelet op het feit dat de klant niet aantoont of zelfs geen element aanvoert dat hem in verband brengt met de verwerking van persoonsgegevens door de carwash, toont hij geen afdoende belang, noch hoedanigheid aan.

Uitspraak   

Gelet op het gebrek aan belang en hoedanigheid in hoofde van de anonieme klager wordt besloten om voorliggende klacht te seponeren.

Onze mening        

Net zoals in ons burgerlijke procesrecht oordeelt de Geschillenkamer dat de klager dient te beschikken over enerzijds een voldoende persoonlijk belang en anderzijds een hoedanigheid. Het nastreven van een publiek belang is onvoldoende.

De concrete rechtsgrond die de Geschillenkamer hiervoor gebruikt blijft onduidelijk aangezien zij eerst aangeeft dat artikel 17 Ger. W. niet van toepassing is, om vervolgens alsnog een gebrek aan belang en hoedanigheid als reden voor seponering aan te voeren.  Eerder besloot de Geschillenkamer reeds om een klacht na intrekking door de betrokkene nog verder te behandelen. Het is ons niet geheel duidelijk waarom van deze mogelijkheid in dit verband geen gebruik gemaakt werd.

Er lijkt op zeer technisch punt door de Geschillenkamer beroep gedaan om geen beslissing te moeten vellen, terwijl we lezen dat de inspectiedienst wel degelijk verscheidene inbreuken, minstens ernstige aanwijzingen op inbreuken op zowel de Camerawet als de GDPR heeft vastgesteld.

 

Beslissing

 

Beslissing 80/2020

PDF

Betreft       

Het uploaden van een video op YouTube met vermelding van naam en adres van een buurtbewoner. Mag dat zomaar?

Context      

YouTube video waarbij de identiteit van een persoon zonder zijn toestemming wordt kenbaar gemaakt

Rechtsgrond

Artikel 4.1 GDPR: (Definities – Persoonsgegevens);

Artikel 6.1.d) & e) GDPR: (Rechtmatigheid van de verwerking);

Feiten

Op een gegeven ogenblik uploadt een buurtbewoner een video op YouTube waarbij de woning – en meer bepaald de schouw van een andere buurtbewoner die een houtvuur gebruikt – te zien is. Hierbij wordt ook de naam en het adres van de bewoner van de betreffende woning vermeld. De houtstoker maakt de zaak vervolgens aanhangig bij de GBA.

Voorafgaand aan de beoordeling en beslissing van de GBA

Op 17 april 2019 beslist de Geschillenkamer dat het dossier gereed is voor behandeling ten gronde. Een week later ontvangt de Geschillenkamer vanwege de buurtbewoner die de video op Youtube zette, de mededeling dat hij de tussenkomst van de Geschillenkamer niet aanvaardt en hij in beroep wenst te gaan bij het Marktenhof tegen de beslissing van de Geschillenkamer dat het dossier gereed is voor behandeling ten gronde.

Hij zou onder druk worden gezet door de Eerstelijnsdienst door het dreigen met het opleggen van een hoge geldboete zonder in kennis te zijn gesteld van enige inhoudelijke klacht. Hierdoor zou blijk zijn gegeven van partijdigheid en zou zijn gehandeld in strijd met het reglement van interne orde van de GBA. Ten tweede zou er tevens voor dezelfde feiten een klacht zijn ingediend bij  het Openbaar Ministerie waardoor de buurtbewoner vraagt om beide dossiers samen te voegen en te laten behandelen door een rechtbank ten gronde.

Op 10 mei 2019 verzoekt het Marktenhof bij Hof van Beroep te Brussel voor de toezending van het rechtsplegingsdossier overeenkomstig artikel 723 Ger.W. Het Marktenhof bekijkt het dossier en oordeelt dat een beslissing van de Geschillenkamer uitvoerbaar bij voorraad is en derhalve de procedure voor de Geschillenkamer moet worden voortgezet. De buurtbewoner blijft zich verzetten en op 29 mei 2019 vindt er een inleidingszitting plaats bij het Marktenhof waarbij de GBA verstek laat.

Het arrest van het Marktenhof[1] kan als volgt worden samengevat:

  • Vereiste van onpartijdigheid van de Geschillenkamer van de GBA

De situatie waarbij bepaalde personeelsleden van de GBA enerzijds adviezen geven en mailverkeer voeren met personen die denken gegriefd te zijn en dat dezelfde personeelsleden nadien, in dezelfde zaak, desgevallend fungeren als adviseur van de Geschillenkamer van de GBA of in een andere hoedanigheid, is vatbaar voor kritiek en sanctie.

Ook het feit dat dat de GBA reeds een inhoudelijk standpunt ten gronde heeft ingenomen door te dreigen met torenhoge boetes bij gebreke aan verwijdering van de video’s, én waar later één van haar organen te weten de Geschillenkamer als administratieve rechter zal moeten oordelen over het al dan niet bewezen zijn van een beweerde inbreuk, getuigt volgens het Marktenhof niet van een naleven van alle rechten van verdediging

  • Beslissing Geschillenkamer dat dossier gereed is voor behandeling

Aangaande de beslissing van de Geschillenkamer dat het dossier gereed is voor behandeling ten gronde en daartoe een conclusiekalender heeft bepaald, stelt het Marktenhof dat het ontvankelijk verklaren van een klacht niet vooruit loopt op de beoordeling ervan.

  • Bedreiging van de burger met mogelijke veroordeling tot het betalen van hoge boetes

Het Marktenhof stelt dat, hoewel de bedreiging die wordt gericht aan de burger en waarbij hem voorgespiegeld wordt dat hij tot het betalen van hoge boetes zal kunnen worden veroordeeld door de GBA, deze niet in strijd is met een wettelijke bepaling, doch de GBA door de gehele wijze van handelen wel minstens de schijn wekt niet onpartijdig te zullen optreden.

Het Marktenhof beslist dat nieuwe conclusietermijnen dienen te worden bepaald waarbij de eerste termijn voor de houtstoker ten vroegste vervalt op de laatste dag van de maand die aanvangt nadat de procespartijen kennis hebben gekregen van het arrest. Het Marktenhof is hic et nunc niet gevat van een verhaal tegen een ‘beslissing’ ten gronde van de Geschillenkamer van de GBA en kan dienvolgens niet (bij voorbaat) oordelen over de wijze waarop de Geschillenkamer van de GBA dan wel het geschilpunt zou moeten oplossen.

Beoordeling GBA

Een video-opname van enkel en alleen een schouw waarop de uitstoot van rook te zien is zonder dat deze de identificatie van een persoon mogelijk maakt, is geen persoonsgegeven in de zin van artikel 4.1 GDPR. Echter, gezien de naam en het adres wel werd vermeld, maakt deze wel een verwerking uit van persoonsgegevens. De video-opname, alsmede de naam en het adres van de buurtbewoner zijn immers gepubliceerd met het oogmerk om te kunnen overgaan tot identificatie. De maker van de video erkent dit uitdrukkelijk doordat hij zelf aangeeft dat hij derden daarmee de gelegenheid  wil  bieden  om  te  achterhalen  wie de houtrookhinder veroorzaakt om zich vervolgens eventueel tegen die persoon burgerlijke partij te kunnen stellen…

Volgens artikel 6 van de GDPR is een  verwerking  van  persoonsgegevens  slechts  rechtmatig  indien  daartoe  een  rechtsgrond bestaat. Om de rechtmatigheid van de publicatie van het filmpje samen met de naam en het adres van de buurtbewoner aan te tonen, beroept de videomaker zich op artikel 6.1. d) GDPR (de verwerking is noodzakelijk om de vitale belangen van de betrokkene of van een andere natuurlijke persoon te beschermen) en artikel 6.1. e) GDPR (de verwerking is noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is opgedragen).

Voor wat betreft de rechtsgrond uit artikel 6.1.d) GDPR dient de bescherming van een belang dat voor het leven van de betrokkene of dat van een andere natuurlijke persoon essentieel is, voorop te staan. De videomaker voert echter niet aan dat de publicatie van de gegevens van de houtstoker van belang zouden zijn voor het leven van hemzelf, maar daarentegen wel van belang zou zijn voor de bescherming van de gezondheid van derden, meer bepaald de omwonenden door hen te beschermen tegen de hinder van houtrookemissie.

Uit overweging (46) van de GDPR volgt dat dat de verwerking van persoonsgegevens op grond van het vitale belang voor een  andere  natuurlijke  persoon  in  beginsel  alleen  is  toegestaan  indien  de  verwerking  kennelijk niet op een andere rechtsgrond kan worden gebaseerd. Bijgevolg gaat de Geschillenkamer na of er desgevallend een andere rechtsgrond kan worden ingeroepen.

De videomaker beroept zich naast artikel 6.1.d) verder nog op artikel 6.1.e) GDPR. Volgens hem is  de  publicatie  noodzakelijk  voor  de  vervulling  van  een  taak  van algemeen belang Vermits uit zijn argumentatie niet blijkt dat  hij  zich  op  enige  rechtsgrond vastgesteld bij Unierecht of lidstatelijk recht beroept waaruit hij het recht zou kunnen putten om in het kader van het algemeen belang over te gaan tot de publicatie van de videobeelden met naam en adres van de houtstoker, is de Geschillenkamer van oordeel dat hij  zich niet kan beroepen op artikel 6.1. e) GDPR om de betreffende publicatie als rechtmatig te bestempelen.

Uit eigen initiatief onderzoekt de Geschillenkamer nog of de videomaker zich zou kunnen beroepen op de rechtsgrond van gerechtvaardigd belang in artikel 6.1. f) GDPR. Hiervoor herhaalt de Geschillenkamer zijn eerdere rechtspraak omtrent de voorwaarden die door het Hof van Justitie zijn vastgesteld, namelijk moet er voldaan worden aan 1) de doeltoets, 2) de noodzakelijkheidstoets en 3) de afwegingstoets.

  • Het aantonen van de ernst van de hinder en de impact van de rookemissie op de gezondheid van de omwonenden kan aangemerkt worden als een gerechtvaardigd doel;
  • Het feit dat de houtstoker met naam vermeld werd bij de video is niet als noodzakelijk te beschouwen voor het bereiken van het doeleinde. Hiermee wordt enkel bereikt dat deze als vervuiler aangemerkt wordt zonder enige mogelijkheid tot verweer. Zonder vermelding van de naam, kon het doeleinde ook bereikt worden.
  • Ook de afwegingstoets kan niet voldaan worden aangezien de houtstoker zich op geen enkel moment kon verwachten aan de publicatie van de beelden met zijn naam en adres. Enkel indien de toestemming werd gevraagd had dit mogelijk geweest onder de GDPR.

Uit het geheel van de uiteengezette elementen is de Geschillenkamer van oordeel dat de videomaker zich op geen enkele rechtsgrond kan beroepen waaruit de rechtmatigheid blijkt van de gegevensverwerking. De inbreuk op artikel 6.1. GDPR is aldus bewezen. De Geschillenkamer besluit hem hiervoor enkele een berisping te geven rekening  houdend  met  het  feit  dat  de videobeelden met vermelding van de naam en het adres van de houtstoker zijn verwijderd,  alsmede dat de inbreuk slechts voor een eerste keer werd begaan. Op het verzoek van de videomaker om hem een schadevergoeding toe te kennen, kan de Geschillenkamer niet ingaan vermits zij niet over die bevoegdheid beschikt.

Uitspraak   

  • Een berisping op te leggen voor wat betreft de inbreuk op artikel 6.1. GDPR.

Onze mening        

Gegevens zijn slechts persoonsgegevens in zoverre identificatie van een bepaalde persoon mogelijk is. Door het plaatsen van de naam en adres van de betrokkene bij de video op YouTube, kwalificeert de video als een persoonsgegeven.

De rechtmatigheidsgrond van vitaal belang voor andere natuurlijke personen is enkel mogelijk indien er geen beroep gedaan kan worden op andere rechtsmatigheidsgronden. De GDPR stelt m.a.w. een strenge voorwaarde om gebruik te kunnen maken van deze rechtmatigheidsgrond. Reden waarom zij in de praktijk maar sporadisch wordt gebruikt.

Het feit dat er slechts een berisping wordt opgelegd, lijkt ons voldoende gemotiveerd door de Geschillenkamer. Een eerste inbreuk vanwege de videomaker, die ook nog eens de beelden in de loop van de procedure heeft verwijderd, hoeft geen aanleiding te geven tot een boete. Een terechte beslissing, je mag niet zomaar beelden maken zonder toestemming en deze verspreiden.

 

Beslissing

Beslissing 71/2020

[1] De integrale tekst van het arrest is beschikbaar op de website van de Gegevensbeschermingsautoriteit via volgende link: https://www.gegevensbeschermingsautoriteit.be/publications/arrest-van-12-juni-2019-van-het-marktenhof.pdf

PDF

Belofte maakt schuld. Maar wat kan een contractpartij ondernemen indien de omstandigheden veranderen en diens verbintenissen plots buitensporig zwaarder worden? Met de invoering van artikel 5.74 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) verleent de wetgever aan het concept van ‘wijziging van omstandigheden’ of de zogenaamde imprevisieleer voor het eerst een algemene wettelijke grondslag.

Klassiek: afwijzing van imprevisieleer in België

In verschillende Europese landen (onder meer Nederland, Italië, Griekenland, Portugal, Duitsland en Zwitserland) wordt de imprevisieleer al enige tijd aanvaard en dit op basis van de verplichting om overeenkomsten te goeder trouw uit te voeren.

België stond dan ook – samen met Frankrijk – enigszins geïsoleerd door de imprevisieleer af te wijzen.

In België werd de imprevisieleer klassiek vrijwel niet aanvaard in het oud Burgerlijk Wetboek (hierna: OBW), de rechtspraak en de rechtsleer. Dit onder de argumentatie dat de bindende kracht van de overeenkomst de legitieme verwachting creëert voor een partij dat eens een overeenkomst is gesloten, zijn contractpartij de overeengekomen verbintenissen ook zal nakomen (art. 1134, eerste lid OBW).

Nieuw verbintenissenrecht: algemene grondslag in artikel 5.74 BW

Met de invoering van artikel 5.74 BW verleent de wetgever voor het eerst een algemene wettelijke grondslag voor de imprevisieleer.

Voorgenoemd artikel benadrukt eerst en vooral dat overeenkomsten partijen tot wet strekken en dat de imprevisieleer slechts in uitzonderlijke situaties van toepassing is. In principe moeten partijen hun verbintenissen dus nakomen, ook wanneer de uitvoering zwaarder is geworden omwille van een gestegen kostprijs van de uitvoering of een verminderde waarde van de tegenprestatie.

Uitzonderlijk kan een partij evenwel vragen aan zijn contractpartij om het contract te heronderhandelen, met het oog op aanpassing of beëindiging. Daartoe moet voldaan zijn aan vijf voorwaarden opgesomd in artikel 5.74, tweede lid BW. In de loop van de heronderhandelingen en gedurende de eventueel daaropvolgende gerechtelijke fase, dienen partijen hun verbintenissen wel te blijven nakomen.

  • Voorwaarde 1: Verandering van omstandigheden maakt uitvoering van contract buitensporig bezwarend

Ten eerste dienen de omstandigheden na de contractsluiting dermate te veranderen, waardoor  de uitvoering van het contract buitensporig bezwarend wordt. De verandering dient een zodanig onevenwicht tussen de contractspartijen te creëren, zodat de uitvoering van het contract niet langer redelijkerwijze kan worden verlangd.

Een oorlog, financiële crisis of pandemie die de normale economische verhouding verstoort, kunnen in dit opzicht zeker gekwalificeerd worden als buitensporig verzwarende omstandigheden.

Uit deze voorwaarde blijkt ook het verschil met overmacht. Opdat een schuldenaar zich kan bevrijden van zijn contractuele verbintenissen op basis van overmacht, dient hij aan te tonen dat de uitvoering van de overeenkomst werkelijk absoluut onmogelijk is geworden. Indien de schuldenaar zijn verbintenissen op een alternatieve (zwaardere) manier kan uitvoeren, kan hij zich niet beroepen op overmacht. De uitvoering is dan immers niet onmogelijk geworden. De schuldenaar zal zich mogelijks wel kunnen beroepen op de imprevisieleer.

  • Voorwaarde 2: Verandering was onvoorzienbaar bij contractsluiting

Ten tweede moet de verandering van omstandigheden onvoorzienbaar zijn geweest op het ogenblik van de contractsluiting. In B2C-relaties (Business to Consumer) zal de rechtspraak zich wellicht iets toegeeflijker opstellen ten aanzien van consumenten, daar consumenten geregeld contractvoorwaarden worden opgedrongen. Voor ondernemingen zal de lat van deze tweede voorwaarde wellicht hoger liggen, daar zij geacht worden de risico’s verbonden aan hun activiteit te kennen of minstens beter te kunnen inschatten dan hun (zwakkere) contractspartij.

  • Voorwaarde 3: Verandering is ontoerekenbaar aan partij

Ten derde mag de verandering van omstandigheden niet toerekenbaar zijn aan de partij die zich op de imprevisieleer beroept.

  • Voorwaarde 4: Contractpartij heeft dit risico niet aanvaard

Ten vierde mag de contractpartij het risico van de betreffende verandering niet aanvaard hebben. Schuldenaars kunnen het risico zowel expliciet (bv. verklaring van afstand) als impliciet (bv. voortvloeiend uit de aard van het contract) aanvaarden.

  • Voorwaarde 5: Beroep op de imprevisieleer wordt niet wettelijk of contractueel uitgesloten

Artikel 5.74 BW is van aanvullend recht, zowel wat betreft het principe als wat betreft de toepassingsmodaliteiten (art. 5.74, tweede lid, 5° BW).

Zo kunnen enerzijds bijzondere wettelijke bepalingen ervan afwijken, bijvoorbeeld de rechterlijke billijkheidscorrectie uit artikel 1474/1 BW. En anderzijds kunnen ook partijen een beroep op de imprevisieleer contractueel aanpassen of zelfs uitsluiten. Partijen kunnen onderling bepalen of zij er makkelijker of net geen gebruik van wensen te maken.

Partijen kunnen zich ook wenden tot de rechter in kort geding. De rechter kan het contract alsdan hervormen of geheel dan wel gedeeltelijk beëindigen. Indien de rechter het contract hervormt, zal de rechter het contract in overeenstemming brengen met wat partijen redelijkerwijze zouden zijn overeengekomen bij de contractsluiting indien zij rekening hadden gehouden met de verandering van omstandigheden (art. 5.74, vierde lid BW).

In tegenstelling tot overmacht, is de imprevisieleer in de eerste plaats dus wel degelijk gericht op de voortzetting van het contract.

Inwerkingtreding nieuw verbintenissenrecht

Artikel 5.74 BW is van kracht sedert 1 januari 2023, zes maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. Het regime is van toepassing op overeenkomsten die werden afgesloten na deze datum van inwerkingtreding.

 

Bronnen

Parl.St. Kamer, 2021-22, nr. 55-1806/001.

 

Cass. (1e k.) 19 juni 2009, RW 2009-10, nr. 18, 744-745.

 

Cass. (1e k.) 12 april 2013, RW 2013-14, nr. 41, 1.

 

K. COX, “Gewijzigde omstandigheden in internationale koopcontracten: het Hof van Cassatie als pionier”, RW 2009-10, nr. 18, 730-737.

 

M. DE POTTER DE TEN BROECK, “De imprevisieleer: de rechter met de pen in de hand”, RW 2017-18, nr. 40, 1563-1575.

 

A. HOET, “Overmacht door corona in contractuele relaties”, RW 2020-21, nr. 6, 203-214.

 

D. PHILIPPE, “Coronavirus: Force majeure? Hardship? Deferral of obligations? Some practical elements advice for the analysis and redaction of clauses”, DAOR 2020, nr. 2, 12-20.

 

D. ROOSES, “Enkele praktische bedenkingen bij artikel 5.74 BW aangaande “wijziging van omstandigheden” in het nieuwe verbintenissenrecht”, RW 2022-23, nr. 5, 163-174.

 

R. TIMMERMANS, “De impact van de uitbraak van Covid-19 op private huurrelaties en mogelijk passende remedies”, Huur 2020, nr. 2, 75-87.

 

A. VAN OEVELEN, “Overmacht en imprevisie in het Belgische contractenrecht”, TPR 2008, nr. 2, 603-641.

 

Medialinks

E. DIRIX, “Contracten in tijden van corona”, Jubel, 31 maart 2020, https://www.jubel.be/contracten-in-tijden-van-corona/.

 

L. VANACKER, “Aannemer en bouwpromotoren armworstelen over hogere prijzen”, De Tijd, 7 mei 2022, https://www.tijd.be/ondernemen/bouw/aannemers-en-bouwpromotoren-armworstelen-over-hogere-prijzen/10386591.html.

 

 

Hoofdwebsite Contact
afspraak maken upload






      GDPR proof area
      Upload uw documenten





      sleep uw documenten naar hier of kies bestand


      sleep uw briefwisseling naar hier of kies bestand











        Benelux (€... )EU (€... )Internationaal (prijs op aanvraag)

        Door de aanvraag in te dienen, verklaart u zich uitdrukkelijk akkoord met onze algemene voorwaarden en bevestigt u dat u onze privacyverklaring aandachtig heeft gelezen. Het verzenden van deze aanvraag geldt als een opdrachtbevestiging.
        error: Helaas, deze content is beschermd!