Verplicht openbaar overnamebod
Artikel 3, §1, 1° van de wet van 1 april 2007 op de openbare overnamebiedingen definieert het openbaar bod als: “een aanbod dat gericht is tot de houders van effecten van de doelvennootschap om al of een deel van hun effecten te verwerven, ongeacht of het bod vrijwillig of verplicht is”.
Het openbaar bod valt uiteen in een vrijwillig openbaar bod dan wel een verplicht bod.
Beide verschijningsvormen kennen een aparte procedure. Hieronder zetten we de belangrijkste regels inzake de verschillende procedures op een rijtje.
De meeste regels zijn terug te vinden in het Overnamebesluit Artikel 8 van de Overnamewet verleent de Koning de bevoegdheid om het openbaar bod verder uit te werken.
De belangrijkste vraag bij een gedwongen openbaar bod is hoe men hieraan kan ontsnappen. Want in de praktijk stellen we vast dat in ons land in België er nog maar weinig gedwongen openbare biedingen geweest zijn sedert de Overnamewet van 2007 en de Overnamerichtlijn van 2004. Dit terwijl het tussen 1989 en 2007, het gedwongen openbare biedingen regende. Dit is vermoedelijk het gevolg van artikel 52 van het Overnamebesluit dat verschillende situaties regelt die ertoe leiden dat er dan toch geen verplicht moet worden uitgebracht.
De persoon die door een verwerving de 30%-drempel heeft overgeschreden, zal de FSMA moeten contacteren en uitleggen op grond waarvan de afwijking op de biedplicht kan worden ingeroepen. Het betreffen gevallen waarin hetzij geen werkelijke controlewijziging plaatsvindt of deze slechts tijdelijk is, hetzij de effectenhouders op een andere wijze voldoende worden beschermd. We zetten de belangrijkste afwijkingen op de biedplicht op een rijtje:
Hetgeen niet kan worden vrijgesteld is de prijs van het verplichte bod. Artikel 53 van het Overnamebesluit preciseert een minimumprijs die gunstiger is voor de minderheidsaandeelhouders dan wat de Overnamerichtlijn bepaalt. Zo dient de prijs van het verplicht bod minstens gelijk te zijn aan het hoogste van volgende twee bedragen:
Hierbij kan de prijs van het bod bestaan uit geld, verhandelbare effecten of een combinatie van beiden. Uiteraard kan de bieder een hogere prijs bieden indien hij dit aangewezen acht om aldus een tegenbod te voorkomen. Een tegenbod moet immers aan een prijs worden uitgebracht die tenminste 5% hoger is dan de prijs van het laatste bod.
Daarnaast biedt artikel 56 van het Overnamebesluit nog een aantal interessante inzichten voor de verwezenlijking van de biedplicht. Zo dient de persoon die bovenstaande biedplicht doet ontstaan (door de drempel van 30% te overschrijden), de FSMA hiervan binnen de twee werkdagen in kennis te stellen. Zij gaan vervolgens over tot een openbaar overnameaanbod op alle effecten met stemrecht of die toegang geven tot stemrecht uitgegeven door de doelvennootschap. Dit bod wordt binnen drie werkdagen na het ontstaan van de biedplicht aangekondigd, waarbij de aanvaardingsperiode van het bod uiterlijk start binnen 40 werkdagen na het feit dat heeft geleid tot het ontstaan van de biedplicht. De aankondiging en bekendmaking moeten gebeuren overeenkomstig de regels voor het vrijwillig bod. Aldus moet een prospectus worden opgesteld en voorgelegd voor goedkeuring aan de FSMA. Het bestuur van de doelvennootschap moet een memorie van antwoord voorbereiden. Voor de verdere procedure en formaliteiten zie de bijdrage over het vrijwillig openbaar overnamebod.