de goede ruimtelijke ordening

Goede ruimtelijke ordening

Bij de beoordeling van een vergunningsaanvraag is de toetsing aan de “goede ruimtelijke ordening” zeer cruciaal. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning dient de vergunningverlenende overheid de aanvraag niet alleen te toetsen aan de geldende en wettelijke voorschriften, maar ook aan de verenigbaarheid met de goede ruimtelijke ordening.

De grondslag voor het begrip “goede ruimtelijke ordening” is terug te vinden in artikel 4.3.1. VCRO, en meer specifiek in §2:

“De overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening wordt beoordeeld met inachtneming van volgende beginselen:

het aangevraagde wordt, voor zover noodzakelijk of relevant, beoordeeld aan de hand van aandachtspunten en criteria die betrekking hebben op de functionele inpasbaarheid, de mobiliteitsimpact, de schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid, visueel-vormelijke elementen, cultuurhistorische aspecten en het bodemreliëf, en op hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen, in het bijzonder met inachtneming van de doelstellingen van artikel 1.1.4;

het vergunningverlenende bestuursorgaan houdt bij de beoordeling van het aangevraagde rekening met de in de omgeving bestaande toestand, doch het kan ook de volgende aspecten in rekening brengen:

 a) beleidsmatig gewenste ontwikkelingen met betrekking tot de aandachtspunten, vermeld in punt 1°;

 b) de bijdrage van het aangevraagde aan de verhoging van het ruimtelijk rendement voor zover:

   1. de rendementsverhoging gebeurt met respect voor de kwaliteit van de woon- en leefomgeving;

   2. de rendementsverhoging in de betrokken omgeving verantwoord is.

indien het aangevraagde gelegen is in een gebied dat geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan, een gemeentelijk plan van aanleg of een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden waarvan niet op geldige wijze afgeweken wordt, en in zoverre dat plan of die vergunning voorschriften bevat die de aandachtspunten, vermeld in 1°, behandelen en regelen, worden deze voorschriften geacht de criteria van een goede ruimtelijke ordening weer te geven. Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan gemotiveerd beslissen dat bepaalde voorschriften van verkavelingen ouder dan vijftien jaar, zoals bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, c), of voorschriften van bijzondere plannen van aanleg ouder dan vijftien jaar, waarvan op grond van artikel 4.4.9/1 op rechtsgeldige wijze kan worden afgeweken, nog steeds de criteria van goede ruimtelijke ordening weergeven.

De Vlaamse Regering kan, thematisch of gebiedsspecifiek, integrale ruimtelijke voorwaarden bepalen, ter beoordeling van de inpassing van welbepaalde handelingstypes, of van handelingen in specifieke gebieden, in een goede ruimtelijke ordening, onverminderd strengere planologische voorschriften of verkavelingsvoorschriften.”

Door het begrip ruimtelijke ordening op te nemen in de VCRO heeft de wetgever voorzien in een soort van kader om het begrip te beoordelen. Dit neemt niet weg dat de toetsing aan de ruimtelijke ordening nog steeds zeer subjectief is.

Dit wordt soms opgevangen door in stedenbouwkundige verordeningen (zoals bijvoorbeeld de Bouwcode) bepalingen op te nemen die anders mee in de beoordeling van de goede ruimtelijke ordening door de vergunningverlenende overheid worden genomen. Hierdoor krijgen deze bepalingen een reglementair karakter en behoren ze niet meer tot de beoordelingsvrijheid van de overheid. Zo kan bijvoorbeeld via een Bouwcode worden voorzien dat een garagepoort niet is toegelaten in de voorgevel van een woning.

Bij het beoordelen van de goede ruimtelijke ordening wordt steeds uitgegaan van de “onmiddellijke” omgeving. Ook dit begrip geeft in de praktijk vaak aanleiding tot discussie. Wat tot de onmiddellijke omgeving behoort hangt af van de ruimtelijke impact van het aangevraagde project.

De onmiddellijke omgeving moet steeds getoetst worden. Een akkoord met de buren van het aangrenzend perceel over de inplanting ontslaat de vergunningverlenende overheid niet van de toetsing aan de goede ruimtelijke ordening. De toetsing aan de onmiddellijke omgeving geldt zelfs als de omliggende percelen een ander bestemmingsvoorschrift hebben en er dus andere regels gelden.

Ook als er een stedenbouwkundig attest bestaat, moet de vergunningverlenende overheid nog steeds nagaan of de aanvraag in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening.

De goede ruimtelijke ordening moet steeds in concreto beoordeeld worden. De overheid moet specifiek de redenen opgeven waarop ze haar beslissing tot toekenning/weigering van de vergunning steunt, zonder stijlformules of vage formuleringen te gebruiken.

De beoordeling aan de goede ruimtelijke ordening leidt vaak tot discussies voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen. De Raad voor Vergunningsbetwistingen kan zich niet uitspreken over feitelijke elementen, doch kan wel nagaan of de overheid concreet genoeg heeft getoetst of het aangevraagde al dan niet in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening en zich desgevallend ten onrechte heeft verscholen achter stijlformules. De eventuele beoordeling van de goede ruimtelijke ordening in het advies van de omgevingsambtenaar is daarbij van cruciaal belang.

Bij de beoordeling van de goede ruimtelijke ordening mag de overheid geen rekening houden met toekomstige gebeurtenissen. De overheid mag alleen de actuele aanvraag beoordelen en niet de vergunning die mogelijks binnen enkele jaren zou worden aangevraagd. Wel moet de overheid onderzoeken wat het werkelijk gebruik van de te vergunnen constructie zal zijn en aan de hand hiervan de goede ruimtelijke ordening toetsen.

Ook beleidsmatig gewenste ontwikkelingen en de verhoging van het rendement zijn thans beoordelingsgronden voor de goede ruimtelijke ordening. Over de draagwijdte en de invulling van deze begrippen bestaat veel casuïstiek. In ieder geval zijn deze begrippen geen vrijgeleide om een vergunning wel of niet toe te staan en ze aldus als alternatief ordeningsinstrument te beschouwen.

Beleidsmatig gewenste ontwikkelingen maken het niet mogelijk om aanvragen te vergunnen in strijd met de stedenbouwkundige voorschriften van bijvoorbeeld een ruimtelijke uitvoeringsplan, dan wel een aanvraag te weigeren die in overeenstemming is met de stedenbouwkundige voorschriften van een ruimtelijk uitvoeringsplan.

Er zal steeds duidelijk in concreto moeten beoordeeld worden waarom de aanvraag wel of niet in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening.

Bij twijfel over de invulling van het begrip goede ruimtelijke ordening in uw specifiek omgevingsvergunningsdossier, kan u steeds contact opnemen met STUDIO | LEGALE advocaten.

Hoofdwebsite Contact
make appointment upload






      GDPR proof area
      Upload uw documenten





      sleep uw documenten naar hier of kies bestand


      sleep uw briefwisseling naar hier of kies bestand











        Benelux (€... )EU (€... )Internationaal (prijs op aanvraag)

        Door de aanvraag in te dienen, verklaart u zich uitdrukkelijk akkoord met onze algemene voorwaarden en bevestigt u dat u onze privacyverklaring aandachtig heeft gelezen. Het verzenden van deze aanvraag geldt als een opdrachtbevestiging.
        error: Helaas, deze content is beschermd!