Tag: RECHT OP INZAGE

Betreft        

Een consultant legt een klacht neer tegen het IT-adviesbureau waarbij hij werkte omdat hem de volledige inzage tot zijn persoonsgegevens werd geweigerd.

Context       

Verzoek tot inzage van werknemer bij werkgever in de IT-adviessector

Rechtsgrond

Artikel 15 GDPR

Feiten

De klager trad in juni 2008 als werknemer in dienst bij de verweerder die actief is in de IT-adviessector. Hij vervulde later de functie van senior consultant. Vanaf 2015 was de consultant regelmatig afwezig. In 2016 wordt hij verkozen tot vertegenwoordiger van de werknemers. Een jaar later start zijn werkgever, het IT-adviesbureau een procedure voor de arbeidsrechtbank omdat de consultant informatie op een privéblog zou bekendmaken die door het IT-adviesbureau nog niet officieel was gemaakt. Hiermee weigerde hij te stoppen, ondanks het verzoek hiertoe.

Het arbeidshof oordeelde in haar arrest van 21 juni 2018 dat het IT-adviesbureau de consultant niet op ernstige gronden kan ontslaan.  De consultant zette zijn functie vanaf 27 juni 2018 weer verder. Hij richtte vervolgens op 12 juli 2018 een verzoek tot uitoefening van zijn recht van  inzage  en/of  kopie  van  alle  over  hem  geregistreerde  persoonsgegevens.

De consultant was van oordeel dat hier ontoereikend op werd geantwoord en stelde op 2 oktober 2018 een klacht in. Hierbij wees hij er nog op dat door het IT-adviesbureau foto’s van haar werknemers nam op bedrijfsevenementen en deze zomaar op het intranet van het bedrijf publiceerde, zonder hiervoor toestemming te vragen.

Op  18  januari  2019  zou de arbeidsrelatie tussen de partijen beëindigd zijn via een transactieovereenkomst.

Beoordeling

De Geschillenkamer benadrukt dat het niet haar rol is om andere rechtbanken te vervangen bij de uitoefening van hun bevoegdheden, hier doelend op het arbeidsrecht. Zij spreekt zich dan ook enkel uit over de naleving van de regelgeving die van toepassing is op de gegevensverwerking en niet over bijvoorbeeld de naleving van de transactieovereenkomst tussen de partijen.

Volgens artikel 15.1 van de GDPR heeft de betrokkene recht op inzage. Wat betekent dat deze van de verwerkingsverantwoordelijke  verduidelijking mag krijgen of er persoonsgegevens van hem verwerkt worden. Indien dat het geval is, heeft de betrokkene het recht om hiervan inzage te verkrijgen en om bepaalde bijkomende informatie over die verwerking te bekomen (artikel 15.1 a) – h) GDPR) zoals bijvoorbeeld het  doeleinde  van  de  verwerking  van  de  gegevens  en  de  eventuele  ontvangers  van  de gegevens,  evenals  informatie  over  het  bestaan  van  zijn  rechten,  waaronder  het  recht  om rectificatie of wissing van zijn gegevens te vragen, of om een klacht bij de GBA in te dienen.  Zie meer in detail ons eerder artikel over het recht op inzage hier.

Concreet vroeg de consultant aan het IT-adviesbureau om alle geregistreerde persoonsgegevens over hem mee te delen, en in het bijzonder wenste hij informatie over de redenen, doeleinden, bewaartermijnen, … voor ieder bewaard persoonsgegeven. Hij maakte ook duidelijk dat zijn verzoek betrekking had op inzage en kopie van zijn persoonsgegevens, namelijk:

  • alle evaluaties die op hem betrekking hebben;
  • alle foto’s waarop hij zou kunnen worden geïdentificeerd;
  • een kopie van de e-mails in zijn mailbox;
  • elke notitie, aantekening, opmerking die deel uitmaakt van zijn personeelsdossier;
  • de hem betreffende IT-logs;
  • een overzicht van zijn persoonsgegevens, met inbegrip van de doeleinden van de verwerking en de ontvangers van de gegevens;
  • de inhoud van de persoonsgegevens over hem die door de verweerder worden verwerkt;
  • cv’s die hem betreffen;
  • zijn door de verweerder geregistreerde pasfoto’s.

Meerdere malen stuurde de consultant dat hij het antwoord onvolledig vond.

Uiteindelijk volgt het volgende antwoord van het IT-adviesbureau: “Een  kopie  van  alle  persoonsgegevens waartoe jij geen toegang hebt en waarvan we je een kopie moeten geven, is naar jou verstuurd. Dit punt is dus wat ons betreft afgesloten”.

Het IT-adviesbureau betwist niet dat geweigerd werd om gevolg te geven aan het verzoek om inzage zoals door de klager in zijn e-mail van 24 september 2018 is gepreciseerd.

Wat betreft de weigering van het recht op inzage van de aantekeningen en opmerkingen in het personeelsdossier van de consultant baseer het IT-adviesbureau zich op artikel 15.4 GDPR. De inzage van die gegevens zou een inbreuk vormen op de bescherming van de persoonsgegevens van de voormalige leidinggevenden en de personeelsverantwoordelijke die auteur zijn van die aantekeningen en opmerkingen.

De Geschillenkamer spreekt niet tegen dat dergelijke aantekeningen persoonsgegevens van de leidinggevenden en personeelsverantwoordelijke betreffen.

Er moet een afweging gemaakt worden tussen het recht op inzage van de consultant en de rechten en vrijheden van deze leidinggevenden en personeelsverantwoordelijke.

Die afweging mag er wel niet toe leden dat geen enkele informatie wordt meegedeeld.

Het IT-adviesbureau had de persoonsgegevens van anderen kunnen anonimiseren om zo correct gevolg te geven aan het verzoek tot inzage.

Door te weigeren gevolg te geven aan het verzoek  van de consultant om inzage van de aantekeningen in zijn personeelsdossier, werden de artikelen 15.1 en 15.3 GDPR geschonden.

Wat betreft de weigering om inzage te leveren van de IT-logs m.b.t. de consultant wordt dan weer géén schending vastgesteld door de Geschillenkamer aangezien dit onevenredige verplichtingen en buitensporige lasten aan het IT-adviesbureau zou opleggen aangezien hiervoor een periode van 2008 tot 2019 helemaal zou moeten doorzocht worden.

Met betrekking tot de beweerde onrechtmatige weigering tot inzage  van de evaluaties wordt dit ook door de Geschillenkamer verworpen aangezien er sinds 2013 geen evaluatie meer was geweest omwille van de regelmatige afwezigheid van de consultant.

Vervolgens kan het IT-adviesbureau zich op het zakengeheim beroepen om geen inzage toe te staan in de e-mailcorrespondentie. Hiervoor wordt wel benadrukt dat het zakengeheim restrictief geïnterpreteerd moet worden steeds concreet per geval.

Tot slot wordt het argument omtrent de recht om kopie te krijgen van foto’s waarop de consultant identificeerbaar zou zijn, afgewezen aangezien hij geen bewijs leverde van het bestaan of de verspreiding van dergelijke foto’s van hem.

Uitspraak    

Aangezien de aantekeningen in personeelsdossier reeds verwijderd werden kan een verplichting tot uitvoering van het recht op inzage niet meer opgelegd worden en wordt volstaan met het IT-adviesbureau op te leggen de Geschillenkamer een verklaring op eer toe te zenden van het feit dat de aantekeningen in het personeelsdossier over consultant zijn verwijderd na zijn verzoek om inzage.

Daarnaast wordt opgelegd om de verwerking in verband met de aantekeningen in de personeelsdossiers van het personeel in overeenstemming te brengen met artikel 15 van de GDPR.

Onze mening         

Wederom is duidelijk dat een correct gevolg geven aan de uitoefening van de rechten door betrokkenen een zeer cruciaal aspect is van de GDPR.

Uit deze beslissing wordt duidelijk dat niet zomaar aan de naleving van het recht op inzage kan worden ontsnapt, ook al is dit omwille van de juiste intenties (beschermen rechten en vrijheden van anderen). Het anonimiseren had in dit verband kunnen volstaan als bescherming van deze rechten en vrijheden van anderen en zo zou een evenwichtige balans gevonden zijn met het recht op inzage.

De Geschillenkamer overweegt terecht dat dit de eerst sanctie van het IT-adviesbureau was en legt geen boete op.

Beslissing

Beslissing 15/2021

Betreft

Een verhuurder reageert niet tijdig, noch volledig op een verzoek tot inzage van een voormalige huurder. De Geschillenkamer laat hier haar licht over schijnen.

Context

Uitoefening recht op inzage door voormalige huurder t.a.v. voormalige verhuurder.

Rechtsgrond

Artikel 12, lid 3 en 4 GDPR:

“3.De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene onverwijld en in ieder geval binnen een maand na ontvangst van het verzoek krachtens de artikelen 15 tot en met 22 informatie over het gevolg dat aan het verzoek is gegeven. Afhankelijk van de complexiteit van de verzoeken en van het aantal verzoeken kan die termijn indien nodig met nog eens twee maanden worden verlengd. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen één maand na ontvangst van het verzoek in kennis van een dergelijke verlenging. Wanneer de betrokkene zijn verzoek elektronisch indient, wordt de informatie indien mogelijk elektronisch verstrekt, tenzij de betrokkene anderszins verzoekt.

4.Wanneer de verwerkingsverantwoordelijke geen gevolg geeft aan het verzoek van de betrokkene, deelt hij deze laatste onverwijld en uiterlijk binnen één maand na ontvangst van het verzoek mee waarom het verzoek zonder gevolg is gebleven, en informeert hij hem over de mogelijkheid om klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit en beroep bij de rechter in te stellen.

 

Artikel 15, lid 1 GDPR:

“1.De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van de volgende informatie:

a) de verwerkingsdoeleinden;

b) de betrokken categorieën van persoonsgegevens;

c) de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;

d) indien mogelijk, de periode gedurende welke de persoonsgegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen, of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;

e) dat de betrokkene het recht heeft de verwerkingsverantwoordelijke te verzoeken dat persoonsgegevens worden gerectificeerd of gewist, of dat de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens wordt beperkt, alsmede het recht tegen die verwerking bezwaar te maken;

f) dat de betrokkene het recht heeft klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit;

g) wanneer de persoonsgegevens niet bij de betrokkene worden verzameld, alle beschikbare informatie over de bron van die gegevens;

h) het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming, met inbegrip van de in artikel 22, leden 1 en 4, bedoelde profilering, en, ten minste in die gevallen, nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene.”

Feiten

De voormalige huurder stelde op 2 december 2019 een verzoek tot inzage in bij zijn voormalige verhuurder. Op 31 december 2019 wordt hij door zijn voormalige verhuurder verwittigd dat hij de antwoordtermijn met twee maanden verlengt.

Dat antwoord bleef uit en op 3 maart 2020 diende de voormalige huurder een klacht in.

De voormalige huisbaas ontkent niet dat het antwoord uitgebleven is. Hij zou advocaten hebben geraadpleegd om een afdoende antwoord voor te bereiden. Omwille van onderbemanning, werd dit blijkbaar vergeten en nooit verzonden.

Op 2 september 2020, in de loop van de procedure, werd een antwoord geboden. Volgens de voormalige huurder is dat antwoord onvolledig. De voormalige huisbaas beweert dat de vragen die onbeantwoord zijn gebleven niet onder het recht op inzage vallen en hij hier dus niet op moest antwoorden.

De Geschillenkamer verduidelijkt dat het recht van inzage uit drie componenten bestaat.

Als eerste heeft de betrokkene het recht om uitsluitstel te krijgen over het al dan niet verwerken van zijn persoonsgegevens door de verwerkingsverantwoordelijke.
Vervolgens, wanneer er een verwerking is, heeft hij het recht om inzage te krijgen van die persoonsgegevens en meer bepaald ook de informatie vermeld in artikel 15 lid 1, a) tot en met h).[1]

Tot slot heeft hij het recht om een kopie van die persoonsgegevens te verkrijgen.

Bij de uitoefening van het recht op inzage kan een verwerkingsverantwoordelijke inderdaad de initiële antwoord termijn van één maand verlengingen met twee maanden indien hij dit meedeelt binnen deze initiële termijn. Echter, indien hij niet van plan is om gevolg hieraan te geven, moet hij dit meedelen binnen de initiële termijn van één maand én de betrokkene informeren over de mogelijkheid om beroep in te stellen bij de GBA.

Het is duidelijk, en wordt niet ontkend, dat de voormalige verhuurder niet binnen de termijn heeft gereageerd. Hij reageerde pas op 2 september 2020 (kort nadat hij door de GBA geïnformeerd was van procedure ten gronde) terwijl het verzoek dateerde van 2 december 2019.

De voormalige huurder voert aan als reden de langdurige afwezigheid van de behandelende werknemer en volhardt wel degelijk voornemens te zijn geweest een antwoord te formuleren.

De Geschillenkamer oordeelt dat dergelijke omstandigheid hem niet ontslaat van zijn verplichtingen en er een schending is van artikel 15, lid 1 en artikel 12, leden 3 en 4 GDPR.

De Geschillenkamer stelt wel rekening te zullen houden met het feit dat aangetoond werd dat er inderdaad door advocaten begonnen werd met het opstellen van een antwoord en dat de voormalige verhuurder intussen organisatorische maatregelen heeft genomen om dergelijk voorval te vermijden naar de toekomst toe.

Drie vragen bleven echter onbeantwoord door de voormalige huisbaas en de voormalige huurder stelt dat dit ook een inbreuk uitmaakt op basis van het recht op inzage.

Het betreft vragen met betrekking tot 1) het bestaan van mogelijke lekken van de gegevens van de voormalige huurder wegens gebrekkige beveiliging, 2) de beveiligingsprotocollen van de voormalige verhuurder en 3) de beveiligings- en organisatorische maatregelen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens door de werknemers of medecontractanten van de voormalige verhuurder

De Geschillenkamer oordeelt dat deze inderdaad buiten het bereik van het recht op inzage vallen en de voormalige verhuurder niet verplicht was hierop te antwoorden.

In het kader van een datalek dient slechts een melding gemaakt te worden aan een betrokkene wanneer deze “waarschijnlijk een hoog risico inhoudt voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen”. Niets toont aan dat dit hier het geval zou zijn.

In het verband met de beveiligingsprotocollen en beveiligings- en organisatorische maatregelen stelt de Geschillenkamer vast dat deze niet in de lijst met informatie van artikel 15 zijn opgenomen.

Uitspraak

Een inbreuk op artikel 15, lid1 en artikel 12, leden 3 en 4 GDPR wordt vastgesteld en er wordt slechts een berisping opgelegd.


Onze mening

Terecht wordt een inbreuk vastgesteld door de Geschillenkamer op het recht op inzage gelet op de laattijdigheid van het antwoord door de voormalige huisbaas.

Een berisping kan volstaan gelet op de verzachtende omstandigheid dat wel degelijk de intentie is gebleken om te antwoorden én dat de voormalige huisbaas maatregelen heeft genomen om dit naar de toekomst toe te vermijden.

Beslissing

Beslissing 27/2023

[1] Zie in dit verband ons eerder artikel over het recht op inzage: https://studio-legale.com/recht-op-inzage/

Als betrokkene waarvan de persoonsgegevens verwerkt worden, hebt u steevast het recht op inzage. Dit recht op inzage is echter niet absoluut. Wij verduidelijken wat dit inhoudt, hoe u dit recht uitoefent en welk gevolg hieraan  gegeven moet worden.

Allereerst is de gebruikte terminologie ietwat misleidend aangezien dit de indruk schept dat u werkelijk de verwerking zélf kan inzien, terwijl de werkelijkheid toch genuanceerder is. Het betreft eerder een recht om van de verwerking van uw persoonsgegevens kennis te krijgen. U kan dit recht op ieder moment uitoefenen, ongeacht of u omtrent de verwerking van uw persoonsgegevens werd geïnformeerd bij de aanvang hiervan.

Artikel 15 GDPR verduidelijkt op welke informatie u recht hebt, buiten de concrete persoonsgegevens zelf, bij het uitoefenen van uw recht op inzage:

  • de verwerkingsdoeleinden;
  • de betrokken categorieën van persoonsgegevens;
  • de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
  • de periode gedurende welke de persoonsgegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen, of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
  • dat de betrokkene het recht heeft de verwerkingsverantwoordelijke te verzoeken dat persoonsgegevens worden gerectificeerd of gewist, of dat de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens wordt beperkt, alsmede het recht tegen die verwerking bezwaar te maken;
  • dat de betrokkene het recht heeft klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit;
  • wanneer de persoonsgegevens niet bij de betrokkene zelf worden verzameld, alle beschikbare informatie over de bron van die gegevens;
  • het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming, met inbegrip van profilering, en, ten minste in die gevallen, nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene.
  • Wanneer er doorgifte gebeurt aan een derde land of internationale organisatie, de passende waarborgen die genomen worden.

U hebt in principe recht op één gratis kopie, voor bijkomende kopieën mag de verwerkingsverantwoordelijke een redelijke vergoeding in verhouding met de administratieve kosten aanrekenen.

Indien u uw verzoek tot inzage doet in elektronische vorm (bv. per e-mail) dan volstaat het voor de verwerkingsverantwoordelijke om u de kopie eveneens in elektronische vorm over te maken, tenzij u uitdrukkelijk anders verzoekt.

Uw recht op inzage is echter niet absoluut. Artikel 15.4 GDPR verduidelijkt dat dit geen afbreuk mag doen aan de rechten en vrijheden van anderen.

Indien u bijvoorbeeld uw recht op inzage uitoefent t.a.v. uw (ex-)werkgever, heeft deze het recht en eigenlijk zelfs de plicht om de evaluatieformulieren te anonimiseren/censureren aangezien de persoonsgegevens van anderen (bv. de evaluator, collega’s) ook beschermd moeten worden onder de AVG. In deze optiek heeft de verwerkingsverantwoordelijke eveneens het recht om een precisering van uw verzoek te vragen. Indien u reeds gedurende lange tijd tewerkgesteld staat, kan het immers disproportioneel zijn en buitensporige last opleggen om alle gegevens over de gehele periode te moeten anonimiseren/censureren en kopie van maken om gevolg te geven aan uw verzoek. Er moet in dit verband steeds een concrete afweging gemaakt worden.[1]

In het recente arrest van het Hof van Justitie van 4 mei 2023 verduidelijkte het Hof dat het recht van inzage zeer ruim kan gaan in die zin dat ook kopie van de achterliggende documenten of uittreksels verstrekt moet worden, nooit mogen echter de rechten en vrijheden van anderen hierbij uit het oog verloren worden:

“het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke een kopie te verkrijgen van de persoonsgegevens die worden verwerkt, inhoudt dat aan de betrokkene een getrouwe en begrijpelijke reproductie van al deze gegevens moet worden gegeven. Dit recht omvat het recht om een kopie te verkrijgen van uittreksels uit documenten of zelfs van volledige documenten of databankuittreksels die onder meer die gegevens bevatten, indien de verstrekking van een dergelijke kopie onontbeerlijk is om de betrokkene in staat te stellen de hem bij deze verordening verleende rechten daadwerkelijk uit te oefenen, waarbij moet worden benadrukt dat daarbij ook rekening moet worden gehouden met de rechten en vrijheden van anderen.”[2]

Uw verzoek zelf is niet aan enige vormvoorwaarden onderworpen. Met het licht op efficiënte behandeling hiervan, doet u er wel goed aan zichzelf reeds duidelijk te identificeren aangezien iedere verwerkingsverantwoordelijkheid uiteraard de plicht heeft over te gaan tot identificatie alvorens enige informatie te verschaffen.

Vervolgens heeft de Verwerkingsverantwoordelijke in principe één maand de tijd om gevolg te geven aan uw verzoek. Binnen deze periode moet hij ofwel de gegevens verschaffen ofwel u meedelen om welke reden hij meent dit niet te moeten/kunnen doen en u informeren omtrent uw mogelijkheid om klacht in te dienen bij de toezichthoudende autoriteit (GBA) en mogelijkheid tot navolgend beroep bij de rechter (Marktenhof). De termijn kan wél verlengd worden met een bijkomende twee maanden indien de verwerkingsverantwoordelijke u hiervan verwittigd voor het verstrijken van de oorspronkelijke termijn.

Indien u nog vragen hebt over (de uitoefening van) uw recht op inzage kan u ons steeds contacteren per email: [email protected] of telefonisch op het nummer 03/216.70.70.

Juridische bronnen

  • DE BOT, De toepassing van de Algemene Verordening Gegevensbescherming in de Belgische context. Commentaar op de AVG, de Gegevensbeschermingswet en de Wet Gegevensbeschermingsautoriteit, Wolters Kluwer Belgium, Mechelen, 2020.
  • DE SMEDT en M. CAPRONI, Praktische gids privacy in de onderneming, Wolterw Kluwer Belgium, Mechelen, 2019.

Rechtspraak

 

  • Geschillenkamer GBA 9 februari 2021, RABG 2021/12-13, 1272-1293.
  • HvJ 4 mei 2023, C-487/21,

[1] Zie bijvoorbeeld Beslissing ten gronde 15/2021 van 9 februari 2021 van de geschillenkamer van de GBA

[2] HvJ 4 mei 2023, C-487/21, nr. 45.

Hoofdwebsite Contact
afspraak maken upload






      GDPR proof area
      Upload uw documenten





      sleep uw documenten naar hier of kies bestand


      sleep uw briefwisseling naar hier of kies bestand











        Benelux (€... )EU (€... )Internationaal (prijs op aanvraag)

        Door de aanvraag in te dienen, verklaart u zich uitdrukkelijk akkoord met onze algemene voorwaarden en bevestigt u dat u onze privacyverklaring aandachtig heeft gelezen. Het verzenden van deze aanvraag geldt als een opdrachtbevestiging.
        error: Helaas, deze content is beschermd!