Artikel 42 van de Wegverkeerswet: verval van het recht op sturen is geen straf maar een beveiligingsmaatregel
De politierechter beschikt over een arsenaal aan straffen om verkeersinbreuken te sanctioneren. Één daarvan is het rijverbod. Zoals het woord zelf aangeeft, houdt het rijverbod in dat iemand gedurende een bepaalde periode geen voertuig mag besturen. Het rijverbod als ‘gewone’ straf wordt geregeld in artikel 38 van de Wegcode.
Naast het rijverbod als gewone straf, voorziet de Wegverkeerswet ook in een verval van het recht op sturen als beveiligingsmaatregel. Dit wordt geregeld in artikel 42 van de Wegverkeerswet:
“Verval van het recht tot sturen moet uitgesproken worden wanneer, naar aanleiding van een veroordeling of opschorting van straf of internering wegens overtreding van de politie over het wegverkeer of wegens een verkeersongeval te wijten aan het persoonlijk toedoen van de dader, de schuldige lichamelijk of geestelijk ongeschikt wordt bevonden tot het besturen van een motorvoertuig.”
Bijlage 6 bij het Koninklijk Besluit van 23 maart 1998 bepaalt de minimumnormen waaraan men lichamelijk en geestelijk moet voldoen om een voertuig te mogen besturen. Voorbeelden van personen die ongeschikt kunnen worden verklaard zijn ouderen met een beperkte mobiliteit of gebrekkig zicht, alcoholof drugsverslaafden, personen met geestelijke problemen etc.
Het komt geregeld voor dat de politierechter op basis van het strafdossier ter zitting zijn twijfels uit over de rijgeschiktheid van de beklaagde. In dat geval kan hij op basis van artikel 42 van de Wegverkeerswet uitspreken. In praktijk zal de rechter doorgaans een gerechtsdeskundige aanstellen die de beklaagde zal onderzoeken.
De gerechtsdeskundige zal eerst een voorverslag opstellen waarin hij zijn bevindingen omtrent de rijgeschiktheid weergeeft. Hierop kan de beklaagde desgevallend opmerkingen formuleren. Vervolgens zal de deskundige een eindverslag opstellen. Op basis van dit eindverslag zal de politierechter vervolgens oordelen of er al dan niet een verval van het recht op sturen als beveiligingsmaatregel moet worden opgelegd. Doorgaans zal de politierechter het oordeel van de gerechtsdeskundige volgen.
Besluit de politierechter tot een ongeschiktheid, dan gaat er een rijverbod van onbepaalde tijd in dat bovendien in werking gaat onmiddellijk ter zitting. Dit in tegenstelling tot een gewoon rijverbod dat beperkt is in de tijd en moet betekend worden aan de veroordeelde persoon alvorens het in werking gaat.
Om een rijongeschiktheid ongedaan te maken, dient men een verzoekschrift neer te leggen bij de Politierechtbank waarbij wordt aangetoond dat men opnieuw geschikt is om een voertuig te besturen. Doorgaans zal men hiervoor medische stukken zoals attesten, onderzoeken, begeleidingen etc. moeten voorleggen.
Dergelijk verzoek kan pas voor het eerst worden ingediend 6 maanden na het veroordelend vonnis. Tegen een afwijzende beslissing kan geen hoger beroep worden aangetekend. Een tweede verzoek kan pas worden ingediend 6 maanden na de eerste afwijzende beslissing.
In de praktijk merken we dat meer en meer politierechters de rijgeschiktheid in vraag stellen van personen die zich voor een 2e of 3e keer dienen te verantwoorden voor alcohol of drugs in het verkeer. Wanneer de politierechter in dergelijke gevallen op basis van het advies van de gerechtsdeskundige tot een rijongeschiktheid besluit, dan bepaalt het Koninklijk Besluit van 23 maart 1998 dat de betrokkene een geheelonthouding gedurende 6 maanden moet kunnen aantonen alvorens de rijgeschiktheid kan worden herbekeken. Op die manier zien personen met een sluipende verslaving zich plots geconfronteerd met een jarenlang of zelfs permanent rijverbod. Één en ander maakt duidelijk dat een toepassing van artikel 42 van de Wegverkeerswet zeer verstrekkende gevolgen kan hebben.
U kan zich in dit geval maar beter laten bijstaan door een gespecialiseerd advocaat. Indien u rechtsbijstand heeft dan zal uw rechtsbijstandsverzekeraar onze erelonen dekken. In dit geval kunt u gratis onze bijstand genieten.