Categorie: STUDIO VERKEER

Wij zijn op zoek naar gemotiveerde en enthousiaste studenten rechten of rechtspraktijk die ons team van advocaten tijdelijk kunnen ondersteunen en versterken bij het onthaal en telefonie van ons kantoor.

Dit biedt je de gelegenheid om kennis te maken met het reilen en zeilen van een advocatenkantoor.

Wij bieden je een zeer dynamische werkplek waar collegialiteit en teamspirit hoog in het vaandel worden gedragen.

Contacteer ons voor meer informatie op
03 216 70 70 of
[email protected]

#werk #vacature #job #hiring #werkwerkwerk #student #studentrechten #rechtspraktijken #advocatenkantoor #dictaat #klantvriendelijk #fulltime #interim #ikzoekwerk #werken #antwerpen #wilrijk #antwerpenzuid #nieuwzuid #provincieantwerpen

Op 1 augustus 2023 treedt in centrum Antwerpen de nieuwe parkeerregeling in werking. Het is vanaf dan voor bezoekers van het historisch centrum niet meer mogelijk om hun wagen op straat te parkeren.

De nieuwe parkeerregeling is een gevolg van de “verwoonerving” van de stad. Er worden namelijk meer en meer woonerven aangelegd om zo bewoners van het historisch centrum meer leefruimte te geven. Het resultaat daarvan is dat er minder openbare parkeerplaatsen zijn. Het nieuw parkeerbeleid heeft als doel om de resterende parkeerplaatsen maximaal vrij te houden voor de bewoners.

Het nieuwe parkeerbeleid geldt enkel in het historisch centrum. In de rest van de stad blijven de gewone, plaatselijke parkeerregelingen en parkeertarieven van kracht.

De parkeerzone strekt zich uit van de Leien tot aan de Schelde en van de Brouwersvliet en Ankerrui in het noorden tot aan de Scheldestraat, Kronenburgstraat en Kasteelpleinstraat in het zuiden. Voornoemde grensstraten maken geen deel uit van de parkeerzone.

Het parkeerverbod geldt niet voor gedomicilieerde bewoners van de betreffende zone, voor zover zij beschikken over een geldige parkeervergunning (lees: bewonerskaart). Een bewonerskaart kan online aangevraagd worden en daarmee kan gratis en onbeperkt in de zone geparkeerd worden.

Gedomicilieerde bewoners van de betreffende parkeerzone kunnen voor hun eigen bezoekers digitaal een bezoekerspas aanvragen. Bezoekers van bewoners kunnen dan maximum 3 uur op straat parkeren voor €3,80 per uur.

Daarnaast, kunnen er vier andere categorieën van personen in de zone parkeren, indien zij een aanvraag voor een vergunning indienen.

Ten eerste, kunnen erkende zorgverstrekkers (zoals artsen, kinesisten, vroedvrouwen, verpleegkundigen etc.), een parkeervergunning aanvragen tegen een kostprijs van €75 per maand waarmee ze vervolgens in alle parkeer- en tariefzones kunnen parkeren.

Ten tweede kunnen ondernemingen van bepaalde beroepscategorieën[1] (voornamelijk bouwgerelateerde bereoepen zoals loodgieters en elektriciens) tegen betaling een parkeervergunning aanvragen zodat ze hun klanten die in de parkeerzone wonen kunnen bereiken. Er zijn verschillende types van vergunningen die door een onderneming kunnen worden aangevraagd:

  • Een dagvergunning voor de rode tariefzone (en de nieuwe parkeerzone voor bewoners en vergunninghouders): € 44
  • Een vergunning voor 3 maanden voor de rode tariefzone (en de nieuwe parkeerzone voor bewoners en vergunninghouders): € 1.621,40
  • Een vergunning voor 3 maanden voor voor alle tariefzones, exclusief de rode tariefzone (en de nieuwe parkeerzone voor bewoners en vergunninghouders): € 344,85
  • Een vergunning voor 3 maanden voor alle tariefzones, inclusief de rode tariefzone (en de nieuwe parkeerzone voor bewoners en vergunninghouders): € 1.966,25

Ondernemingen die buiten de aangegeven beroepscategorieën vallen, kunnen afspraken maken met de bewoner waarvoor ze in de parkeerzone moeten zijn. Deze kan bijvoorbeeld een bezoekerspas aanvragen of parkeerverbodsborden laten plaatsen. Het nieuwe parkeerbeleid geldt ook enkel voor effectief parkeren. Laden en lossen of louter personen in- en uit de wagen laten stappen, blijft wel mogelijk.

Ten derde, wie gebruik maakt van een deelwagen (van Poppy, Cambio, Green Mobility of Miles Mobility) kan nog steeds in de betreffende parkeerzone parkeren. Ook particuliere autodelers, ongeacht of ze aangesloten zijn bij een autodeelorganisatie, met een vergunning voor de bewonerszones Sint-Andries, Theaterbuurt-Mier, Historisch centrum en Universiteitsbuurt, kunnen in de parkeerzone onbeperkt parkeren.

Ten vierde en ten slotte, geldt het parkeerverbod niet voor personen met een handicap, indien ze zich op voorhand registreren. Parkeren op voorbehouden plaatsen blijft voor hen overal gratis.

Overige bezoekers van de Stad (lees: geen bewoners, geen bezoekers van bewoners en geen bijzondere categorieën) zullen voortaan een andere oplossing moeten vinden om het centrum te bereiken, bijvoorbeeld met het openbaar vervoer of met de fiets. Indien men toch de wagen neemt, zal men beroep moeten doen op één van de ondergrondse publieke parkings. Ook de (goedkopere) park and rides aan de rand van de stad zijn een optie. Daar kunnen bezoekers hun wagen parkeren en vervolgens het openbaar vervoer of een (deel)fiets nemen om zich naar het centrum te begeven.

Om de handelaars in de betreffende zone tegemoet te komen, geldt in de Nationalestraat een bijzondere Shop & Go-regeling. Daar mag eenieder tijdens de winkeluren (van maandag tot zaterdag tussen 9 en 18 uur) betalend parkeren t.b.v. €3,80 voor maximum 30 minuten, zodat korte boodschappen in de omgeving mogelijk blijven.

Indien men zonder bewonerskaart of geldige vergunning toch de wagen in de betreffende parkeerzone parkeert, dan riskeert men een parkeerretributie van €44.

Meer info vindt u op de website van de Stad Antwerpen: https://www.antwerpen.be/info/6479b394d45ffe026055d617/parkeren-in-het-centrum-vanaf-1-augustus-2023.

Aangezien er op het nieuwe parkeerbeleid best wat kritiek kwam, zal er vanaf 1 oktober 2023 al een aangepaste regeling gelden voor wat betreft een aantal categorieën die in de nieuwe parkeerzone mogen parkeren.

Voor de ondernemers wordt het aantal type ondernemingen die een parkeervergunning kunnen aanvragen, uitgebreid met de NACE-codes 11.xxx, 25.110, 25.72, 25.99, 33.130, 39.000, 41.200, 46.742, 71.122, 71.209, 77.296, 81.300, 80.xxx, 81.290, 84.200 en 90.0xx.

Daarnaast worden de tarieven voor hun parkeervergunning aangepast:

  • Een dagvergunning zal nog 35 euro kosten (i.p.v. 44 Euro)
  • Een driemaandenvergunning zal nog 1.350,00 Euro kosten (i.p.v. nu 1.966,00 Euro voor de duurste).

Ook de zonering van hun vergunning werd aangepast, waardoor alle ondernemersvergunningen vanaf 1 oktober geldig zullen zijn in álle parkeertariefzones op het grondgebied van de stad Antwerpen (inclusief de nieuwe parkeerzone voor bewoners en vergunninghouders).

Voor personen met een handicap, die hun nummerplaat moeten registeren om in de nieuwe parkeerzone te mogen parkeren, wordt er verduidelijkt welke voertuigtypes niet geregistreerd kunnen worden. Het gaat om voertuigen die worden ingezet voor vervoer als professionele activiteit, bijvoorbeeld taxi’s en voertuigen met een commerciële nummerplaat bv. voor proefritten bij een garage.

Ten slotte, vanaf 1 december 2023 wordt een wijziging doorgevoerd in het parkeerbeleid in een aangrenzende parkeerzone. Parkeerzones die grenzen aan de zone historisch centrum (lichtgroen) hebben een parkeerduurbeperking van 3 uur. In de harmonie- en Brederodewijk wordt deze zone uitgebreid tot aan de Ballaarstraat/Isabella Brandstraat/Jozef De Bomstraat/Gounodstraat. Dit om de wandelafstand tussen het historisch centrum en de parkeerzone waar men maximum 10 uur mag parkeren (donkergroen), te vergroten:

 

[1] NACEBEL-codes 33.1xx, 33.2xx, 42.2xx, 43.2xx, 43.3xx, 81.21x, 81.22x, 95.1xx en 95.2xx.

In onze vorige bijdrage[1] kon u al lezen over het jarenlange conflict tussen de Brusselse taxifederatie en het bedrijf Uber. Toen werd er door de Brusselse regering een tijdelijke regeling uitgewerkt met het oog op een latere definitieve Brusselse taxihervorming. Intussen heeft het Brusselse parlement – na meer dan 27 jaar – de nieuwe taxi-ordonnantie[2] goedgekeurd.

De nieuwe taxi-ordonnantie vervangt dus de tijdelijke oplossing van de Brussel regering die het mogelijk maakte dat de uitbaters-chauffeurs van de VVC-sector (verhuur van voertuigen met chauffeur), bijvoorbeeld Uber-bestuurders, hun werk in het Brussels Gewest konden hervatten binnen een juridisch kader. Dat was nodig na een uitspraak van het Brusselse hof van beroep waardoor de VVC-chauffeurs niet meer konden werken.[3]

De nieuwe ordonnantie moet de weg effenen naar een nieuwe dynamiek voor het Brusselse personenvervoer met het oog op een betere mobiliteit, klinkt het bij minister-president Rudi Vervoort.[4] Een broodnodige vernieuwing, aangepast aan de hedendaagse uitdagingen van de taxidienst en onderwerp van een lange politieke discussie. Ook de twee uitvoeringsbesluiten[5] werden na advies van de Raad van State definitief bekrachtigd en traden op 21 oktober 2022 in werking.

Eengemaakte taxisector

Finaal wordt er een eengemaakte taxisector gecreëerd met een gemeenschappelijk basisstatuut voor de standplaatstaxi’s en de straattaxi’s. De klassieke taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur worden dus samengebracht binnen een eengemaakte taxisector. De basisvereisten zullen voor alle chauffeurs en exploitanten dezelfde zijn, maar de Brusselse taxidiensten zullen voortaan worden onderverdeeld in drie categorieën:

  1. Standplaatstaxi’s

Dit zijn taxi’s die visueel herkenbaar zijn en tegen een vast tarief op een voorbehouden standplaats langs de openbare weg genomen kunnen worden.

  1. Straattaxi’s

Deze taxi’s dienen vooraf gereserveerd te worden via een erkende reserveringstussenpersoon. Die tussenpersoon zal mogen werken met door het Gewest gereguleerde dynamische tarieven.

  1. Ceremoniële taxi’s

Ceremoniële taxi’s worden ingezet voor vervoer bij evenementen, zoals huwelijken of congressen. Deze taxidiensten moeten gereserveerd worden op basis van een vooraf opgestelde schriftelijke overeenkomst. Zij dienen tegen een reglementair tarief te worden verleend voor een op voorhand bepaalde duur van minstens drie achtereenvolgende uren.

In deze eengemaakte taxisector wordt het aantal toegelaten taxivoertuigen beperkt om zo een overaanbod van operatoren te vermijden en de kwaliteit en veiligheid van de dienstverlenging te blijven verzekeren. Zo kunnen er maximaal 1.425 standplaatstaxi’s een vergunning krijgen en is er slechts plaats voor 1.825 straattaxi’s, taxi’s die via platformen zoals Uber werken.

Vernieuwingen

De taxi-ordonnantie van 9 juni 2022 voorziet in tal van nieuwigheden:

  • meer taxi’s voor personen met beperkte mobiliteit;
  • meer elektrische voertuigen en voertuigen op waterstof;
  • het statuut van de chauffeurs wordt versterkt (zo kunnen zij voortaan zelf kiezen bij welk platform ze zich aansluiten en wordt het scholingstraject vereenvoudigd en aangepast);
  • de tarifering wordt afgestemd op de marktrealiteit en er geldt de verplichting om de prijs van een rit bekend te maken vóór de reservering, zodat klanten beter worden beschermd en de tarieven transparanter worden;
  • administratieve vereenvoudiging tussen Brussel Mobiliteit en de mensen die actief zijn in de taxisector;
  • reserveringstussenpersonen (platform, telefooncentrale,…) moeten voortaan een erkenning krijgen om hun diensten te mogen aanbieden. Zij mogen enkel ritten toewijzen aan exploitanten en chauffeurs die een vergunning hebben om in Brussel te werken en mogen daarbij chauffeurs en exploitanten niet verplichten tot exclusieve samenwerking;
  • de nieuwe taxivergunningen mogen alleen nog maar worden uitgereikt aan natuurlijke personen en mogen niet meer worden overgedragen.

Besluit

Met de nieuwe en langverwachte taxi-ordonnantie werd de regelgeving voor de Brusselse taxisector grondig gemoderniseerd. Maar niet overal kon de nieuwe taxi-ordonnantie op begrip rekenen. Vertegenwoordigers van enkele beroepsverenigingen (Belgische taxifederatie (Febet), Ingoboka-Taxi, Elite Taxi en C.T.T., het Collectif des travailleurs du taxit du Collectif des Travailleurs du Taxis) kwamen op straat en hekelde opnieuw de werking van Uber. De nieuwe regelgeving zou hen bevoordelen via de vastgestelde tarieven, omdat die de gebruiker zouden aanzetten om voor een platform te kiezen.[6] Het is nog maar de vraag of de nieuwe taxi-ordonnantie dé oplossing is voor het jarenlange conflict binnen de Brusselse taxi-sector. Wordt vervolgd…

 

Indien u na het lezen van dit artikel nog vragen hebt, aarzel dan niet om ons te contacteren via [email protected]  of 03 216 70 70.

 

[1] https://studio-legale.com/uberx-2-000-chauffeurs-op-straat-na-beslissing-hof-van-beroep-brussel/ ; https://www.jubel.be/uberx-2-000-chauffeurs-op-straat-na-beslissing-hof-van-beroep-brussel/

[2] 9 JUNI 2022 – Ordonnantie betreffende taxidiensten

[3]https://www.made-in.be/vlaams-brabant/taxi-ordonnantie-is-pas-goedgekeurd-of-brusselse-chauffeurs-komen-alweer-op-straat-tegen-uber-vriendelijke-hervorming/

[4]https://rudivervoort.brussels/news_/de-minister-president-is-blij-met-de-goedkeuring-van-de-ontwerpordonnantie-over-de-taxidiensten-door-het-brussels-parlement/?lang=nl

[5] 6 OKTOBER 2022 – Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de taxidiensten; 6 OKTOBER 2022 – Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de subcategorieën van taxidiensten en de quota en tarieven die erop van toepassing zijn.

[6] https://www.made-in.be/vlaams-brabant/taxi-ordonnantie-is-pas-goedgekeurd-of-brusselse-chauffeurs-komen-alweer-op-straat-tegen-uber-vriendelijke-hervorming/

Hoewel het niet altijd eenvoudig is om het hoofd koel te houden na een aanrijding, is het van groot belang om het Europees aanrijdingsformulier samen met de andere partij volledig en correct in te vullen. Het Europees aanrijdingsformulier is immers hét uitgangspunt voor de beoordeling van de aansprakelijkheid na een aanrijding. Dit zowel bij de minnelijke fase (wanneer de schade geregeld wordt tussen de betrokken verzekeraars), als bij een eventuele procedure voor de rechtbank.

Één voordeel is dat het aanrijdingsformulier in ieder Europees land hetzelfde is. De doelstelling was immers om de betrokken bestuurders, zelfs wanneer ze elkaars taal niet begrijpen, in de mogelijkheid te stellen om samen een aangifteformulier in te vullen.

Gelet op het belang van het aanrijdingsformulier, geven wij u graag enkele aandachtspunten mee.

  1. Situatieschets

U zal ten eerste een schets moeten maken van het ongeval. Hierbij moeten de betrokken voertuigen worden getekend op het moment van de aanrijding. Het is raadzaam om ook externe elementen op de schets te vermelden (denk aan obstakels op de weg, verkeersborden, herkenningspunten,…). Indien mogelijk, kan u foto’s nemen van de omgeving na het ongeval ter ondersteuning van de schets. Wanneer u het met de andere partij niet eens raakt over een schets, kan u de kader indelen in twee en elk een eigen schets maken.

 

 

 

  1. Toedracht

Ten tweede moet u uit een lijst met omstandigheden en manvoeuvres aanduiden welke op u van toepassing waren op het moment van de aanrijding. U dient elk vakje dat van toepassing kan zijn, aan te duiden en onderaan de lijst aan te duiden hoeveel vakjes u hebt aangekruist. Hierbij is het van belang dat u geen tegenstrijdigheden noteert. U kan bv. niet tegelijkertijd stilstaan en rechtsaf draaien. U kan onderaan bij opmerkingen verduidelijking geven indien nodig.

 

 

 

  1. Gegevens

Ten slotte is het uiteraard ook vereist om al uw persoonlijke gegevens, die van uw verzekeraar en die van uw voertuig op te geven. Het kan altijd handig zijn om een aanrijdingsformulier in uw voertuig te bewaren waarop deze basisgegevens al zijn ingevuld. Ook belangrijk is om over de gegevens van de andere partij te beschikken zodat u of uw verzekeraar deze kan contacteren voor afhandeling van het schadegeval.

Wanneer de aanrijding werd waargenomen door een getuige, moeten de contactgegevens van deze getuige ook worden vermeld. Inzittenden in uw voertuig worden niet als getuige beschouwd, deze dient u dus niet te vermelden. Indien er zich na het invullen van het aanrijdingsformulier nog een getuige zou melden, zal het moeilijker zijn – maar niet onmogelijk – om de getuigenverklaring voor een rechtbank te gebruiken. De getuige zou dan eventueel als niet objectief en onafhankelijk kunnen worden beschouwd. De rechtspraak is hierover verdeeld en het oordeel van de rechter zal zoals steeds afhangen van de concrete omstandigheden.

 

 

 

Van het aanrijdingsformulier zal er één origineel zijn en de andere bestuurder kan de kopie meenemen. Dit is het niet gekleurde, doordrukte blaadje achter het origineel.

Het aanrijdingsformulier moet binnen de acht dagen na het ongeval worden afgegeven aan de verzekeraar.

Belangrijk is dat er na het invullen van het Europees Aanrijdingsformulier geen wijzingen meer kunnen worden doorgevoerd. Latere eenzijdige schetsen of verklaringen zullen buiten beschouwing worden gelaten als deze niet overeenkomen met het initieel tegensprekelijk ingevuld aanrijdingsformulier. De rechter zal enkel rekening houden met de gegevens die ‘in tempore non suspecto’ (lees: voordat er sprake was van betwisting) op het aanrijdingsformulier werden ingevuld.

Het weze duidelijk dat de tegensprekelijke ongevalsaangifte, zoals ingevuld op het moment van de aanrijding, van cruciaal belang is om later de aansprakelijkheid te beoordelen. Uiteraard kan ook de politie ter plaatse worden geroepen om de nodige vaststellingen te doen wanneer men bijvoorbeeld in de onmogelijkheid is om het formulier in te vullen of bij blijvende discussie met de andere partij.

Een laatste belangrijk punt is dat u zeker de plaats van het schadegeval niet mag verlaten zonder dat ofwel de politie de nodige vaststellingen heeft gedaan of nadat het aanrijdingsformulier tegensprekelijk werd ingevuld. Zoniet zou de tegenpartij eventueel kunnen stellen dat u vluchtmisdrijf heeft gepleegd en niet ter plaatse bent gebleven om de nodige vaststellingen te doen!

Voor verdere vragen en/of advies omtrent het Europees aanrijdingsformulier, kan u ons steeds contacteren op [email protected].

HLN publiceerde vandaag een artikel over een dame die op één dag maar liefst 8 boetes ontving voor snelheidsovertredingen begaan op dezelfde steenweg die werden vastgesteld door een trajectcontrole.[1]  Dit houdt in dat de gemiddelde snelheid van de dame op hetzelfde traject telkens te hoog was. Voor meer informatie kan u ons volledig artikel over de trajectcontrole hier lezen.

Het komt natuurlijk onrechtvaardig over dat er 8 afzonderlijke boetes worden opgelegd voor snelheidsinbreuken die op dezelfde plek en binnen een welbepaalde periode zijn begaan.

De dame in kwestie zou dan ook in eerste instantie de boetes kunnen aanvechten via de politie zelf. Het ‘bezwaar’ wordt dan overgemaakt aan de Procureur des Konings die een beslissing neemt en mogelijks het onredelijk karakter van de situatie in acht neemt.

Worden de afzonderlijke boetes gehandhaafd, maar niet betaald, dan kan er een dagvaarding voor de Politierechtbank volgen. In dat geval kan art. 65 van het Strafwetboek een rol spelen:

“Wanneer een zelfde feit verscheidene misdrijven oplevert of wanneer verschillende misdrijven die de opeenvolgende en voortgezette uitvoering zijn van een zelfde misdadig opzet, gelijktijdig worden voorgelegd aan een zelfde feitenrechter, wordt alleen de zwaarste straf uitgesproken.”

Wanneer verschillende feiten worden gepleegd, die voortkomen uit eenzelfde opzet dan kan de rechter dus gevraagd worden om de verschillende feiten als het ware ‘op te slorpen’ tot één geheel en er slechts 1 gezamenlijke straf voor uit te spreken.

Terugkoppelend naar het HLN artikel, zou praktisch gezien de Politierechter gevraagd kunnen worden om de verschillende dossiers samen te voegen, zodat alle snelheidsinbreuken op 1 zitting behandeld worden. Op die zitting moet dan de zogenaamde ‘eenheid van opzet’ aangetoond worden. De Politierechter oordeelt hier vrij over. De eenheid van opzet zou hier kunnen blijken uit het feit dat de snelheidsovertredingen telkens over hetzelfde traject en binnen een welbepaalde periode werden begaan.

Eens de eenheid van opzet wordt aangenomen, kan de Politierechter voor alle feiten samen nog maar één straf opleggen. Gaat het over verschillende soorten misdrijven, dan kan enkel de zwaarste straf worden opgelegd.

Naar onze mening moet de dame in kwestie zich dus niet zomaar neerleggen bij de 8 afzonderlijke geldboetes, maar kunnen deze worden aangevochten bij de politie zelf of voor de Politierechtbank.

Belangrijk om te weten is dat veel mensen binnen hun autoverzekering een waarborg rechtsbijstand hebben. In dat geval kan u met vrije keuze een advocaat inschakelen en uw rechten doen gelden. De erelonen van de door u gekozen advocaat worden dan door uw verzekeraar gedekt. U kan dus gratis beroep doen op gespecialiseerde bijstand!

Bevindt u zich in een gelijkaardige situatie als de dame in het HLN artikel? Aarzel dan zeker niet om de verkeersspecialisten van het Studio Legale team te contacteren en dan bekijken we samen wat de mogelijkheden zijn. U kan ons bereiken op het nummer 03 216 70 70 of via e-mail op [email protected]

 

 

 

[1] https://www.hln.be/binnenland/en-plots-lagen-er-8-snelheidsboetes-tegelijk-bij-charlotte-34-in-de-brievenbus-dit-voelt-onrechtvaardig~ac241b27/

 

De wettelijke interestvoeten stijgen fors

Ook de Belgische wettelijke interestvoeten bij laattijdige betalingen ontsnappen niet aan het huidige economische en financiële klimaat en ondergaan een forse stijging vanaf 1 januari 2023 zowel wat betreft de gewone wettelijke interestvoet als deze van toepassing op handelstransacties.

De FOD Financiën heeft zopas de wettelijke interestvoet bij laattijdige betaling die van toepassing is vanaf 1 januari 2023 meegedeeld.[1] U vindt de informatiefiche hier.

De gewone wettelijke interest stijgt van 1,50 % naar maar liefst 5,25% vanaf 1 januari 2023.

De interestvoet voor handelstransacties stijgt dan weer van 8% naar 10,50 %. De toepassing van deze interestvoet is beperkt tot de “handelstransacties” die conform de wet betalingsachterstand[2] gedefinieerd worden als: “Een transactie tussen ondernemingen of tussen ondernemingen en overheidsinstanties die leidt tot het leveren van goederen, het verrichten van diensten of het ontwerp en de uitvoering van openbare werken en bouw- en civieltechnische werken tegen vergoeding.”

Als schuldenaar zal u dus meer dan ooit uw betalingstermijnen in acht moeten nemen aangezien de interest die steeds wettelijk als vergoeding voor laattijdige betaling is voorzien, fors gestegen is, losstaand van wat mogelijks contractueel voorzien is.

Dit is mogelijks ook een geschikt moment om als onderneming uw algemene voorwaarden wat betreft de bepalingen omtrent laattijdige betalingen te laten nakijken. Daarnaast zijn er belangrijke wettelijke wijzigingen gebeurd die eveneens bij dergelijk nazicht in acht genomen moeten worden inzake onrechtmatige bedingen. Zie ons eerder artikel hieromtrent op Jubel[3].

Voor verdere vragen hieromtrent kan u steeds contact met ons opnemen via mail: [email protected] of telefonisch: 03/216.70.70.

[1] Zie: https://financien.belgium.be/nl/over_de_fod/structuur_en_diensten/algemene_administraties/thesaurie/rentevoet_betalingsachterstand_handelstransacties

[2] Wet van 2 augustus 2020 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties.

[3] https://www.jubel.be/onrechtmatige-bedingen/

Al sinds 1 februari 2021 kunnen Vlaamse steden en gemeenten beperkte snelheidsovertredingen op wegen met een snelheidslimiet van 30 of 50 km/uur bestraffen met een GAS-boete.

Een GAS-boete is niet voor elke snelheidsovertreding mogelijk. Dergelijke boete kan enkel opgelegd worden indien aan vijf cumulatieve voorwaarden is voldaan.

  1. Een eerste voorwaarde is dat de overtreding plaatsvindt op wegen waar 30 km/u of 50 km/u de maximumsnelheid is (ongeacht wie de wegbeheerder is).
  2. Een tweede voorwaarde is dat de toegelaten maximumsnelheid met niet meer dan 20 km/uur mag worden overschreden (bovenop de technische correctie van 6 km). Het gaat immers over de “beperkte” snelheidsovertredingen
  3. Een derde voorwaarde is dat de snelheidsovertreding wordt vastgelegd met een gemeentelijke flitscamera dat behoort tot de eigendom van de lokale overheid.
  4. Een vierde voorwaarde is dat de snelheidsovertreding moet zijn begaan door een meerderjarige natuurlijke persoon of rechtspersoon.
  5. Een vijfde voorwaarde is dat enkel de snelheidsovertreding werd begaan. Er mag niet gelijktijdig ook een andere overtreding worden vastgesteld. Een GAS-boete kan niet worden opgelegd indien de beperkte snelheidsovertreding gepaard zou gaan met bijvoorbeeld het voorbijrijden van een rood licht.

Het proces-verbaal van de overtreding moet binnen één maand na de dag van de overtreding worden bezorgd aan de sanctionerend ambtenaar. De sanctionerende ambtenaar zal nagaan of de voormelde vijf voorwaarden vervuld zijn.

Indien de sanctionerende ambtenaar vaststelt dat de voormelde voorwaarden niet vervuld zijn, brengt hij de overtreder daarvan op de hoogte en zal de strafrechtelijk vervolging volgen.

Indien de sanctionerende ambtenaar vaststelt dat de voormelde voorwaarden wel vervuld zijn, bezorgt hij het proces-verbaal samen met het bedrag van de GAS-boete aan de overtreder.

De overtreder kan schriftelijk de boete betwisten door zijn verweermiddelen in te dienen bij de sanctionerende ambtenaar. De ambtenaar zal onderzoeken of de voorwaarden van de GAS-boete zijn vervuld. Deze ambtenaar kan het verweer aanvaarden of onontvankelijk en/of ongegrond verklaren. De overtreder kan hoger beroep instellen tegen de beslissing van de ambtenaar binnen één maand vanaf de datum van kennisgeving bij de politierechtbank via een eenvoudig verzoekschrift.

Indien de ambtenaar het verweer niet aanvaardt en u geen hoger beroep wenst in te stellen, dient de overtredende partij de boete te betalen binnen een termijn van 30 dagen.

Contacteer ons tijdig indien U niet akkoord bent met een GAS-boete.

Er is de laatste weken wat heisa ontstaan in de media rond art. 67ter Wegcode. Deze wetsbepaling verplicht een rechtspersoon om bij een verkeersovertreding begaan met een voertuig ingeschreven op haar naam, binnen de 15 dagen de identiteit van de bestuurder ten tijde van de overtreding mee te delen aan de vervolgende autoriteiten.

Via deze link kan u ons volledig artikel over art. 67ter Wegcode terugvinden.

Veel ondernemingen betalen bij het ontvangen van het proces-verbaal betreffende een verkeersovertreding begaan met hun voertuig de boete die wordt opgelegd, maar vergeten de identiteit van de bestuurder die de overtreding beging, mee te delen. Om die reden ontvingen veel ondernemingen recent een minnelijke schikking van 509,06 Euro.

Er gaan verschillende stemmen op om deze ‘bijkomende’ minnelijke schikking te betwisten. Deze stemmen menen dat de boete voor het niet meedelen van de identiteit van de bestuurder enkel zou mogen worden uitgeschreven wanneer de boete voor de achterliggende verkeersovertreding niet werd betaald, bij recidive of bij zéér zware achterliggende verkeersovertredingen. Ook wordt er gesteld dat de oorspronkelijke boete niet duidelijk aangeeft dat óók de identiteit moet worden meegedeeld los van betaling van de boete. Ten slotte bekritiseert men dat er niet eerst een herinnering werd verstuurd om de identiteit van de bestuurder alsnog mee te delen, alvorens over te gaan tot beboeting.

De stelling dat op basis van deze argumenten elke minnelijke schikking met succes kan worden betwist, moet volgens ons met de nodige voorzichtigheid benaderd worden.

Het is immers zo dat er in het kader van art. 67ter Wegcode altijd 2 verkeersovertredingen in het spel zijn. Enerzijds de achterliggende verkeersovertreding, die aanleiding geeft tot de identificatieplicht en anderzijds het niet naleven van de identificatieplicht op zich.

Elk van deze 2 overtredingen op zich kan aanleiding geven tot sanctionering. Het is dus niet omdat men de boete voor de achterliggende verkeersovertreding heeft betaald, dat er geen sanctionering meer kan volgen voor het niet naleven van de identificatieplicht.

Art. 67ter Wegcode bepaalt enkel dat de identiteit van de bestuurder niet moet worden meegedeeld bij diefstal, fraude of overmacht. Door te stellen dat een boete voor het niet meedelen van de identiteit enkel zou mogen wanneer de boete voor de achterliggende overtreding niet werd betaald, bij recidive of bij zeer zware achterliggende verkeersovertredingen, leest men eigenlijk dingen in art. 67ter Wegcode die het artikel niet voorziet. Ook het voorafgaand versturen van een herinnering om naast betaling van de boete ook nog de identiteit van de bestuurder mee te delen, wordt wettelijk niet voorzien. Het kan zijn dat sommige vervolgende autoriteiten art. 67ter Wegcode in de praktijk zo toepassen, maar hier gaat men gezien de letter van de wet en de zware straffen die kunnen worden opgelopen best niet op voort.

Ook het argument dat de oorspronkelijke boete onvoldoende duidelijk aangeeft dat ook bij niet-betwisting de identiteit van de bestuurder moet worden meegedeeld, werd door het Hof van Cassatie reeds opzij geschoven. Het Hof heeft immers gezegd dat de identificatieplicht voortvloeit uit de wet op zich en niet uit een specifieke vermelding op het terug te sturen antwoordformulier.

Feit is dus dat het niet meedelen van de identiteit van de bestuurder een afzonderlijke verkeersovertreding is en blijft, waarvoor beboeting en/of vervolging voor de Politierechtbank mogelijk blijft, ook ondanks betaling van de boete voor de achterliggende overtreding. Dit betreft immers een andere overtreding.

Elk dossier is anders en moet in concreto worden bekeken. Het is mogelijk dat de vervolgende autoriteiten oor hebben naar bovenstaande argumenten en dat in sommige gevallen betwisting van de minnelijke schikking van 509,06 Euro mogelijk zal zijn, maar – onder het motto beter voorkomen dan genezen – kan men als onderneming beter ook altijd tijdig de identiteit van de bestuurder meedelen!

 

 

Art. 67ter van de Wegcode bepaalt dat:

Wanneer een overtreding van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten is begaan met een motorvoertuig, ingeschreven op naam van een rechtspersoon, en de bestuurder bij de vaststelling van de overtreding niet geïdentificeerd werd, zijn de rechtspersoon of de natuurlijke persoon die de rechtspersoon in rechte vertegenwoordigt, ertoe gehouden de identiteit van de onmiskenbare bestuurder op het ogenblik van de feiten mee te delen of, indien zij die niet kennen, de identiteit van de persoon die verantwoordelijk is voor het voertuig, behalve wanneer zij diefstal, fraude of overmacht kunnen bewijzen.

De mededeling moet gebeuren binnen een termijn van vijftien dagen te rekenen vanaf de datum waarop de vraag om inlichtingen werd verstuurd. De Koning kan de formaliteiten bepalen die gevolgd dienen te worden bij de overmaking van de identiteit.

Indien de persoon die verantwoordelijk is voor het voertuig niet de bestuurder was op het ogenblik van de feiten moet hij eveneens, op de wijze hierboven vermeld, de identiteit van de onmiskenbare bestuurder meedelen.

De rechtspersoon of de natuurlijke persoon die de rechtspersoon in rechte vertegenwoordigt als houder van de kentekenplaat of als houder van het voertuig, zijn ertoe gehouden de nodige maatregelen te nemen om aan deze verplichting te voldoen.”

Een rechtspersoon kan zelf geen verkeersovertredingen begaan. De vervolgende autoriteiten weten echter niet altijd wie er achter het stuur zit ten tijde van een overtreding, denk bijvoorbeeld aan een snelheidsovertreding vastgesteld door een flitscamera. Om te verhinderen dat verkeersovertredingen begaan met voertuigen ingeschreven op naam van een rechtspersoon ongestraft zouden blijven en om zo de verkeersveiligheid te bevorderen, werd art. 67ter in de Wegcode ingevoerd.

Doorgaans zal een afschrift van het proces-verbaal waarin wordt vastgesteld dat er met een bepaald voertuig een verkeersovertreding werd begaan, samen met de zogenaamde ‘vraag om inlichtingen’ worden overgemaakt aan de maatschappelijke zetel van de rechtspersoon op wiens naam dat voertuig staat ingeschreven.

Art. 67ter van de Wegcode verplicht de rechtspersoon vervolgens om binnen de 15 dagen na het versturen van de vraag om inlichtingen via het bijgevoegde antwoordformulier mee te delen wie de bestuurder ten tijde van de overtreding was. Indien de bestuurder niet gekend is, moet de persoon die verantwoordelijk is voor het voertuig worden meegedeeld. Die persoon moet op zijn beurt de identiteit van de effectieve bestuurder meedelen.

Los van de achterliggende overtreding die aanleiding geeft tot de identificatieverplichting, is het overtreden van artikel 67ter van de Wegcode een afzonderlijke verkeersovertreding op zich. De rechtspersoon kan hiervoor beboet en/of gedagvaard worden voor de Politierechtbank, wat in de praktijk ook vaak zal gebeuren net omdat men straffeloosheid wil verhinderen.

De wet bepaalt niets over het tijdstip, de vorm of de inhoud van de ‘vraag om inlichtingen’. Het Hof van Cassatie oordeelde in het verleden echter dat de identificatieplicht voortvloeit uit de wet en niet uit een specifieke vermelding op het antwoordformulier. Het is dus ook mogelijk dat de vraag om inlichtingen pas enige tijd na de achterliggende overtreding wordt verstuurd, dat de vraag om inlichtingen geen afschrift van het oorspronkelijke proces-verbaal met betrekking tot de achterliggende overtreding bevat, dat de vraag om inlichtingen mondeling wordt gesteld in het kader van een verhoor etc. Het volstaat dat voldoende duidelijk is met welk voertuig, op welk tijdstip en op welke plaats de achterliggende overtreding is begaan. De inbreuk op art. 67ter Wegcode zal vaststaan wanneer er binnen de 15 dagen na de vraag om inlichtingen (op welke manier dan ook) geen mededeling van de identiteit gebeurde. Dit ongeacht of de boete voor de achterliggende overtreding al werd betaald, nu het zoals gezegd 2 afzonderlijke verkeersovertredingen betreft die dus ook afzonderlijk bestraft kunnen worden.

De identificatieplicht geldt enkel niet in het geval van diefstal, fraude of overmacht.

Na mededeling van de identiteit van de bestuurder-overtreder, kan de vervolgende partij overgaan tot bestraffing van die bestuurder.

Het niet terugsturen van het antwoordformulier binnen de 15 dagen wordt zeer streng bestraft. Art. 29ter van de Wegcode voorziet in volgende strafbepaling:

Met gevangenisstraf van vijftien dagen tot zes maanden en met geldboete van 200 euro tot 4 000 euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft, hij die de verplichtingen bedoeld in artikel 67ter niet nakomt. Deze straffen worden verdubbeld bij herhaling binnen drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan.”

Een geldboete die door de Politierechtbank wordt opgelegd, moet vermenigvuldigd worden met 8, zijnde de opdeciemen. De minimum geldboete voor het overtreden van art. 67ter van de Wegcode is dus 1.600,00 Euro!

De rechtspersoon zal zich voor de Politierechtbank vaak trachten te verweren door te stellen dat men de vraag om inlichtingen niet heeft ontvangen. Art. 67ter Wegcode bepaalt echter uitdrukkelijk dat de rechtspersoon de nodige maatregelen moet treffen om aan de identificatieverplichting te kunnen voldoen. Dit houdt in dat er van een rechtspersoon o.a. wordt verwacht dat hij kan nagaan wie er ten tijde van de overtreding met het voertuig reed, dat er een correcte postbedeling is binnen het bedrijf zodat het antwoordformulier juist terechtkomt etc. De rechtspersoon zal dus niet kunnen volstaan met de eenvoudige stelling dat bij gebrek aan een verzendingsbewijs vanwege het Openbaar Ministerie, er ook geen bewijs van ontvangst is. In het kader van art. 67ter Wegcode heerst er bovendien een vermoeden van ontvangst. De rechtspersoon heeft wel de mogelijkheid om dit vermoeden van ontvangst of de nalatigheid voor het niet-ontvangen te weerleggen, maar dit (negatief) bewijs valt vaak moeilijk te leveren.

De Politierechtbanken stellen zich aldus in de praktijk doorgaans streng op wat betreft het overtreden van art. 67ter Wegcode en zullen niet zomaar elk verweer aanvaarden. Dit in combinatie met de hoge straffen die kunnen worden opgelegd, maakt dat rechtspersonen bijzonder waakzaam moeten zijn en best een intern systeem uitwerken om ervoor te zorgen dat het antwoordformulier steeds wordt ontvangen én verwerkt binnen de 15 dagen.

Ontvangt u toch een boete en/of dagvaarding wegens overtreding van artikel 67ter Wegverkeerswet, aarzel dan niet om ons te contacteren. Wij zullen het (straf)dossier grondig bestuderen en nagaan welk verweer het meest gunstige resultaat kan opleveren.

Weet dat uw autoverzekering doorgaans een waarborg rechtsbijstand bevat, waardoor u onze kosten en erelonen niet zelf moet betalen. U geniet dan aldus van gratis, gespecialiseerde bijstand!

U kan de verkeersspecialisten van Studio Legale bereiken op het nummer 03 216 70 70 of via [email protected].

Auteurs:

  • Joost Peeters
  • Jolien Appels

Op 15 mei 2022 verscheen de wet tot wijziging van de wet van 27 april 2018 op de politie van de spoorwegen met het oog op volledig rookvrije perrons. Deze wet maakt dat treinstations, inclusief het perron, vanaf januari 2023 rookvrije zones worden.

Naar aanleiding van deze wijziging geven wij u in dit artikel graag een overzicht mee van de plaatsen waar er een rookverbod geldt.

  • Gesloten plaatsen die publiek toegankelijk zijn

Allereerst is het verboden om te roken in gesloten plaatsen die voor het publiek toegankelijk zijn. De wet somt niet-limitatief volgende plaatsen op:

  • Overheidsplaatsen;
  • Stations[1];
  • Luchthavens;
  • Handelszaken;
  • Plaatsen waar aan het publiek diensten worden verstrekt, met inbegrip van voeding en dranken;
  • Ziekenhuizen en bejaardentehuizen;
  • Scholen;
  • Toneelhuizen;
  • Plaatsen waar sport wordt beoefend;

Aan de ingang van en binnen elke plaats moet een duidelijk rookverbodteken hangen.

De uitbater van een gesloten publiek toegankelijke plaats heeft wel de mogelijkheid om een rookkamer te installeren. Deze moet aan een aantal voorwaarden voldoen:

  • De rookkamer mag geen doorgangszone zijn;
  • De rookkamer moet zodanig worden ingericht dat de ongemakken van de rook maximaal beperkt wordt t.a.v. niet-rokers;
  • De rookkamer moet als zodanig duidelijk worden aangeduid zodat ze kan worden herkend en gesitueerd;
  • De oppervlakte van de rookkamer moet minder zijn dan 1/4 van de totale oppervlakte;
  • De rookkamer moet voorzien zijn van een afzuigsysteem of verluchtingssysteem.

Bij niet-naleving van het rookverbod kan zowel de uitbater van de publieke plaats als de roker zelf gesanctioneerd worden. Beiden kunnen gestraft worden met een geldboete van 26,00 Euro tot 1.000,00 Euro en/of met een gevangenisstraf van 8 dagen tot 3 maanden. De uitbater kan bovendien een verplichte sluiting tot 6 maanden oplopen.

  • De werkplaats

Elke werknemer heeft het recht om te beschikken over rookvrije werkruimtes en sociale voorzieningen (sanitair, refter etc.). De werkgever moet hier de nodige maatregelen voor nemen en toezien op de naleving ervan, zowel door de werknemers als door derden. Zoniet stelt hij zich bloot aan strafrechtelijke vervolging (o.b.v. het Sociaal Strafwetboek). De ambtenaren van de Sociale Inspectie staan in voor de controle op deze verplichtingen van de werkgever.

De werkgever heeft ook de mogelijkheid om, na voorafgaand advies van het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk, een rookkamer te installeren op de werkplaats.

  • Voertuigen

Daarnaast is het verboden om te roken in een voertuig van zodra er een minderjarige (<18 jaar) aanwezig is. Het verbod geldt ook wanneer de ramen of het dak open staan. Enkel in een cabrio, waarbij het dak volledig is weggeborgen, mag men wel roken.

Ook in alle voertuigen die gebruikt worden voor het openbaar vervoer geldt een permanent rookverbod, ook wanneer deze buiten dienst zijn.

De regels rond het rookverbod zijn opgenomen in de wet van 22 december 2009, die in werking trad op 1 januari 2010. Het befaamde rookverbod bestaat intussen dus al meer dan 10 jaar!

Het spreekt voor zich dat de beleidsmakers acties ondernemen om roken tegen te gaan gezien de negatieve impact op de gezondheid. Een nieuwigheid in die strijd werd ingevoerd bij wet van 29 november 2022 houdende diverse bepalingen inzake gezondheid. In deze wet wordt bepaald dat het verboden is om tabaksproducten in de handel te brengen via automaten. Een uitzondering geldt voor de ‘detailhandel’, zoals supermarkten. Dit wel onder voorwaarde dat er een leeftijdscontrole aan de kassa wordt uitgevoerd en dat de tabaksproducten uit het zicht worden gehaald. De wet werd gepubliceerd op 9 december 2022 en zal in werking treden 1 jaar later. Vanaf 10 december 2023 zal een caféganger dus geen tabak meer kunnen kopen aan een automaat, nu horeca niet onder de uitzondering van detailhandel valt…

 

 

[1] Vanaf januari 2023 dus ook de perrons.

Overdreven snelheid is één van de belangrijkste oorzaken van verkeersongevallen. Er wordt dan ook vanuit de overheid erg ingezet op het handhaven van snelheidsovertredingen.

Snelheidsovertredingen kunnen enerzijds worden vastgesteld door personen die hiertoe wettelijk de bevoegdheid hebben gekregen, lees: de politie. In de praktijk komt het echter meer en meer voor dat snelheidsovertredingen worden vastgesteld door bemande of onbemande ‘automatisch werkende toestellen’, lees: een camera. Van dit laatste is de trajectcontrole een voorbeeld.

Trajectcontrole is een systeem waarbij de gemiddelde snelheid van voertuigen over een bepaalde afstand wordt gemeten aan de hand van slimme camera’s met automatische nummerplaatherkenning (de zogenaamde ANPR: Automatic Number Plate Recognition).

Alle voorbijrijdende voertuigen worden aan het begin- en het eindmeetpunt digitaal gefotografeerd, waarbij de slimme camera de nummerplaat en de snelheid registreert. Wordt er tussen de twee meetpunten een te hoge gemiddelde snelheid gemeten, dan worden de gegevens van het voertuig overgemaakt aan de politie om er een proces-verbaal van op te stellen en kan de eigenaar van het voertuig een geldboete ontvangen wegens een snelheidsovertreding.

Een afschrift van dit proces-verbaal moet aan de overtreder worden toegezonden binnen de 14 dagen te rekenen vanaf de datum van de vaststelling van het misdrijf.

De vaststelling van een snelheidsovertreding door een ‘onbemand automatisch werkend toestel’ is een bijzonder wettelijk geregeld bewijsmiddel.[1] Dit wil zeggen dat de vaststelling bewijskracht heeft tot het tegendeel bewezen is. Hiervoor is wel vereist dat het toestel werd geijkt, goedgekeurd en gehomologeerd volgens de wijze vastgelegd in de wet.[2]

De slimme camera berekent enkel de gemiddelde snelheid over het traject. Men kan dus nooit weten waar er precies te snel werd gereden en hoeveel. Het Hof van Cassatie[3] heeft echter geoordeeld dat een snelheidsovertreding op deze manier wel degelijk geldig kan worden vastgesteld, nu uit de vaststellingen van de trajectcontrole noodzakelijkerwijze volgt dat op een ogenblik tijdens het traject minstens aan de gemiddelde (te hoge) snelheid werd gereden.

Trajectcontroles worden op snelwegen en gewestwegen geïnstalleerd door het Agentschap Wegen & Verkeer. Daarnaast kunnen lokale besturen op eigen initiatief op lokale wegen een trajectcontrole installeren. Trajectcontroles kunnen wel enkel nuttig zijn op langere, rechte wegen. De metingen zullen niet correct zijn op wegen met te veel bochten of op-en afritten.

Een trajectcontrole kan vast of mobiel zijn. Een vaste trajectcontrole meet permanent hetzelfde traject. Een mobiele trajectcontrole kan worden verplaatst en werkt tijdelijk, bijvoorbeeld op een plaats waar er wegenwerken aan de gang zijn.

Het werken met een trajectcontrole heeft een aantal voordelen. Een flitspaal bijvoorbeeld is heel zichtbaar en bestuurders remmen vaak enkel af ter hoogte van de flitspaal om nadien weer een hogere snelheid aan te nemen. Met een trajectcontrole worden bestuurders gesensibiliseerd om over een langere afstand eenzelfde, correcte snelheid aan te houden, waardoor o.a. het aantal snelheidsovertreders daalt, het aantal ongevallen daalt en er een gelijkmatigere verkeersstroom is.

Het Agentschap Wegen & Verkeer kondigde in februari 2022 aan dat de verkeersborden die waarschuwen voor een trajectcontrole langs snelwegen en gewestwegen zullen verdwijnen. Dit om de wildgroei aan verkeersborden langs de weg te verminderen. Reden te meer dus om de verkeersborden die de maximum snelheid aangeven nauwgezet op te volgen om een waterval aan geldboetes te vermijden!

Hebt u een proces-verbaal, geldboete of dagvaarding ontvangen wegens een snelheidsovertreding? Neem gerust contact op met ons kantoor om uw opties te bespreken! Ons kantoor is bereikbaar op het nummer 03 216 70 70 of via e-mail op [email protected].

Weet dat u voor dergelijke overtredingen doorgaans beroep zal kunnen doen op uw rechtsbijstandsverzekeraar, zodat u zelf geen advocatenkosten hoeft te betalen!

[1] Art. 62 Wegcode.

[2] KB van 12 oktober 2010 betreffende de goedkeuring, de ijking en de installatie van de meettoestellen gebruikt om toezicht te houden op de naleving van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en haar uitvoeringsbesluiten.

[3] Cass. 9 januari 2018, RABG 2018, afl. 6, 533.

—————————————————————————

Excès de vitesse déterminés par les radars tronçons

La vitesse excessive est l’une des principales causes des accidents de la route. Le gouvernement s’est donc fermement engagé à faire respecter les excès de vitesse.

Les infractions à la vitesse peuvent, d’une part, être constatées par des personnes légalement autorisées à le faire, c’est-à-dire la police. Dans la pratique, toutefois, les excès de vitesse sont de plus en plus souvent constatés par des “appareils fonctionnant automatiquement” avec ou sans personnel, c’est-à-dire des caméras. Un exemple de cela est le radar tronçon.

Le radar tronçon est un système par lequel la vitesse moyenne des véhicules sur une certaine distance est mesurée à l’aide de caméras intelligentes avec reconnaissance automatique des plaques d’immatriculation (le fameux ANPR : Automatic Number Plate Recognition).

Tous les véhicules qui passent sont photographiés numériquement au point de meure de début et de fin, la caméra intelligente enregistrant la plaque d’immatriculation et la vitesse. Si la vitesse moyenne entre les deux points de mesure est trop élevée, les données du véhicule sont envoyées à la police pour qu’un procès-verbal soit dressé et le propriétaire du véhicule pourra se voir infliger une amende pour excès de vitesse.

Une copie de ce procès-verbal doit être envoyée au contrevenant dans un délai de 14 jours à compter de la date à laquelle l’infraction a été constatée.

La constatation d’une infraction pour excès de vitesse par un « appareil fonctionnant automatiquement » est une forme particulière de preuve réglementée par la loi[1]. Cela signifie que la constatation a valeur de preuve jusqu’à preuve du contraire. Pour cela, il est nécessaire que l’appareil soit calibré, approuvé et homologué selon les modalités prévues par la loi[2].

La caméra intelligente ne calcule que la vitesse moyenne sur le trajet. Par conséquent, on ne peut jamais savoir exactement où un véhicule a commis un excès de vitesse et à quelle vitesse. La Cour de cassation[3] a cependant jugé que l’excès de vitesse peut effectivement être valablement déterminé de cette manière, puisqu’il résulte nécessairement des constatations du radar tronçon qu’à un moment donné  du trajet, on a roulé au moins à la vitesse moyenne (excessive).

Les radars tronçons sont installés sur les autoroutes et les routes régionales par l’Agence des Routes et de la Circulation. En outre, les autorités locales peuvent installer des radars tronçons de leur propre initiative. Cependant, les radars tronçons ne peuvent être utiles que sur des routes longues et droites. Les mesures ne seront pas correctes sur les routes comportant trop de virages ou d’entrées et de sorties.

Un radar tronçon peut être fixe ou mobile. Un radar tronçon fixe mesure en permanence le même itinéraire. Un radar tronçon mobile peut être déplacé et fonctionner temporairement, par exemple à un endroit où des travaux routiers sont en cours.

Travailler avec un radar tronçon présente de nombreux avantages. Un radar, par exemple, est très visible et les conducteurs ne freinent souvent qu’à hauteur du radar, puis accélèrent à nouveau. Avec le radar tronçon, les conducteurs sont sensibilisés à la nécessité de maintenir la même vitesse correcte sur une plus longue distance, ce qui réduit le nombre de contrevenants, le nombre d’accidents et assure un flux de trafic plus régulier.

L’Agence des route et de la circulation a annoncé en février 2022 que les panneaux de signalisation signalant un radar tronçon le long des autoroutes et des routes régionales allaient disparaître. Il s’agit de réduire la prolifération des panneaux de signation le long de la route. Raison de plus pour respecter scrupuleusement les panneaux de limitation de vitesse afin d’éviter une cascade d’amendes!

Avez-vous reçu un procès-verbal, une amende ou une convocation pour un excès de vitesse ? N’hésitez pas à contacter notre cabinet pour discuter de vos options ! Notre bureau est joignable au 03 216 70 70 ou par e-mail à [email protected].

Veuillez noter que vous pourrez généralement faire appel à votre assureur protection juridique pour de telles infractions, de sorte que vous n’aurez pas à payer vous-même les frais d’avocat!

[1] Art. 62 du Code de la route.

[2] A.R. du 12 octobre 2010 relatif à l’approbation, à la vérification et à l’installation des instruments de mesure utilisés pour une surveiller l’application de la loi relative à la police de la circulation routière et des arrêtés pris en exécution de celle-ci.

[3] Cass. 9 janvier 2018, RABG 2018, section. 6, 533.

—————————————————————————

Speeding violations determined by trajectory speed control

Excessive speed is one of the main causes of traffic accidents. Therefore, the government is strongly committed to enforcing speeding violations.

On the one hand, speeding violations can be detected by people who have been legally authorized to do so, i.e. the police. In practice, however, speeding violations are usually detected by manned or unmanned ‘automatic working devices’, i.e. cameras. The trajectory speed control is an example of the latter.

Trajectory speed control is a system by which the average speed of vehicles during a certain distance is measured using smart cameras with Automatic Number Plate Recognition (the so-called ANPR).

All passing vehicles are digitally photographed at the start and end measuring points, with the smart camera registering the license plate and speed. If the measured average speed between  the two measuring points is too high, the vehicle’s data is transmitted to the police for them to draw up an official report and the owner of the vehicle can receive a fine for a speeding violation.

A copy of this report must be sent to the violator within 14 days from the date of the determination of the offense.

The determination of a speeding violation by an ‘unmanned automatic working device’ is a special type of evidence that is regulated by law.[1]  This means that the detection has evidential value until the contrary is proven. This requires that the device is calibrated, approved and homologated in the manner stipulated by law.[2]

The smart camera only calculates the average speed during the route. One can therefore never know exactly where a vehicle was driving too fast and how much. However, the Court of Cassation[3] has ruled that a speeding violation can indeed be validly established in this way, since it necessarily follows from the findings of the trajectory speeding control that at some point during the route the vehicle was driving at least the average (excessive) speed.

Trajectory speed controls are installed on freeways and regional roads by the Roads and Traffic Agency. On local roads, local administrations can install trajectory speed controls on their own initiative. However, trajectory speed controls can only be useful on longer, straight roads. The measurements will not be correct on roads with too many curves or exits.

A trajectory speed control can be permanent or mobile. A permanent one always measures the same route. A mobile one can be moved around and works temporarily, for example at a place where road works are in progress.

The trajectory speed control has a number of advantages. A speed camera, for example, is very visible and drivers often only brake just before the speed camera. With a trajectory speed control, drivers are made aware of the need to maintain the same, correct speed over a longer distance, which reduces the number of speeders, the number of accidents and ensures a more even flow of traffic.

The Roads & Traffic Agency announced in February 2022 that the traffic signs warning for a trajectory speed control along highways and regional roads will disappear. This to reduce the number of roadside signs. All the more reason to pay close attention to the road signs indicating the maximum speed in order to avoid a flood of fines!

Have you received an official report, a fine or a subpoena for a speeding violation? Feel free to contact our office to discuss your options! Our office can be reached at 03 216 70 70 or via email at [email protected].

Please note that you will usually be able to appeal to your legal expenses insurer for such offences, so that you do not have to pay any lawyer’s costs yourself!

[1] Art. 62 Traffic Code.

[2] KB van 12 oktober 2010 betreffende de goedkeuring, de ijking en de installatie van de meettoestellen gebruikt om toezicht te houden op de naleving van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en haar uitvoeringsbesluiten.

[3] Cass. 9 januari 2018, RABG 2018, afl. 6, 533.

———————————————————————-

Geschwindigkeitsübertretungen die von der Abschnittskontrolle festgestellt werden

Überhöhte Geschwindigkeit ist eine der Hauptursachen für Verkehrsunfälle. Aus diesem Grund unternimmt die Regierung große Anstrengungen, um Geschwindigkeitsverstöße zu ahnden.

Geschwindigkeitsübertretungen können zum einen von Personen festgestellt werden die gesetzlich dazu befugt sind, nämlich von der Polizei. In der Praxis werden Geschwindigkeitsübertretungen jedoch zunehmend von bemannten oder unbemannten “automatischen Arbeitsgeräten”, d.h. Kameras, erfasst. Ein Beispiel für Letzteres ist die Abschnittskontrolle.

Die Abschnittskontrolle ist ein System, bei dem die Durchschnittsgeschwindigkeit von Fahrzeugen über eine bestimmte Strecke mit Hilfe von intelligenten Kameras mit automatischer Nummernschilderkennung (ANPR – Automatic Number Plate Recognition) gemessen wird.

Alle vorbeifahrenden Fahrzeuge werden zu Beginn und am Ende des Vorgangs digital fotografiert, wobei die intelligente Kamera das Nummernschild und die Geschwindigkeit registriert. Ist die Durchschnittsgeschwindigkeit zwischen den beiden Messpunkten zu hoch, werden die Daten des Fahrzeugs an die Polizei übermittelt, die einen offiziellen Bericht erstellt, und der Fahrzeughalter kann ein Bußgeld für eine Geschwindigkeitsüberschreitung erhalten.

Eine Kopie des Berichts muss dem Zuwiderhandelnden innerhalb von 14 Tagen nach der Feststellung der Straftat zugesandt werden.

Die Feststellung einer Geschwindigkeitsüberschreitung durch ein “unbemanntes automatisches Betriebsgerät” ist eine besondere, gesetzlich geregelte Beweisform.[1] Dies bedeutet, dass die Entdeckung bis zum Beweis des Gegenteils Beweiskraft hat. Dies setzt voraus, dass das Gerät nach der gesetzlich vorgeschriebenen Methode geeicht, zugelassen und homologiert ist.[2]

Die intelligente Kamera berechnet nur die Durchschnittsgeschwindigkeit auf der Strecke. Daher kann man nie genau wissen, wo und wie schnell ein Fahrzeug gefahren ist. Der Kassationsgerichtshof[3] hat jedoch entschieden, dass eine Geschwindigkeitsüberschreitung auf diese Weise tatsächlich rechtsgültig festgestellt werden kann, da sich aus den Feststellungen der Abschnittskontrolle zwangsläufig ergibt, dass zu irgendeinem Zeitpunkt während des Abschnitts zumindest die durchschnittliche (überhöhte) Geschwindigkeit gefahren wurde.

Abschnittskontrollen werden auf Autobahnen und Regionalstraßen vom Amt für Straßen und Verkehr installiert. Darüber hinaus können die lokalen Verwaltungen auf eigene Initiative Abschnittskontrollen einrichten. Abschnittskontrollen können jedoch nur auf längeren, geraden Straßen sinnvoll sein. Auf Straßen mit zu vielen Kurven oder Ein- und Ausfahrten sind die Messungen nicht korrekt.

Eine Abschnittskontrolle kann fest oder mobil sein. Eine feste Streckenkontrolle misst immer die gleiche Strecke. Eine mobile Abschnittskontrolle kann an einen anderen Ort verlegt werden und arbeitet dort vorübergehend, zum Beispiel an einer Baustelle.

Die Verwendung einer Fahrwegsteuerung hat eine Reihe von Vorteilen. Ein Blitzer zum Beispiel ist sehr gut sichtbar, und die Fahrer bremsen oft erst am Blitzer ab und beschleunigen dann wieder. Mit der Abschnittskontrolle wird den Fahrern bewusst gemacht, dass sie über eine längere Strecke die gleiche, korrekte Geschwindigkeit einhalten müssen, was u. a. die Zahl der Raser und die Zahl der Unfälle verringert und zu einem gleichmäßigeren Verkehrsfluss führt.

Das Amt für Straßen und Verkehr kündigte im Februar 2022 an, dass die Verkehrsschilder, die vor Abschnittskontrollen auf Autobahnen und Regionalstraßen warnen, verschwinden werden. Dadurch soll die Zahl der Verkehrsschilder entlang der Straße verringert werden. Umso wichtiger ist es, die Verkehrsschilder, die die Höchstgeschwindigkeit angeben, genau zu beachten, um eine Flut von Bußgeldern zu vermeiden!

Haben Sie einen offiziellen Bericht, ein Bußgeld oder eine Vorladung wegen einer Geschwindigkeitsübertretung erhalten? Zögern Sie nicht, unser Büro zu kontaktieren, um Ihre Möglichkeiten zu besprechen! Unser Büro erreichen Sie unter 03 216 70 70 oder per E-Mail unter [email protected].

 Bitte beachten Sie, dass Sie sich bei solchen Verstößen in der Regel an Ihren Rechtshilfeversicherer wenden können, so dass Sie selbst keine Anwaltskosten zahlen müssen!

[1] Art. 62 Wegcode.

[2] KB van 12 oktober 2010 betreffende de goedkeuring, de ijking en de installatie van de meettoestellen gebruikt om toezicht te houden op de naleving van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en haar uitvoeringsbesluiten.

[3] Cass. 9 januari 2018, RABG 2018, afl. 6, 533.

Strengere regels voor gsm gebruik achter het stuur sinds maart 2022

Art. 8.4 van de Wegcode luidde lange tijd:

“Behalve wanneer zijn voertuig stilstaat of geparkeerd is, mag de bestuurder geen gebruik maken van een draagbare telefoon die hij in de hand houdt.”

De verschillende elementen uit deze bepaling werden verder niet concreet omschreven, waardoor er jammer genoeg ruimte was voor creatieve bestuurders om het verbod te omzeilen.

Het Hof van Cassatie kwam enkele keren tussen om een aantal zaken duidelijk te stellen.

Zo oordeelde het in 2005[1] dat de begrippen ‘stilstaan en parkeren’ moeten worden uitgelegd volgens de specifieke betekenis die deze begrippen krijgen in de Wegcode[2]. Hieruit volgde dat een bestuurder die in de file stilstaat niet valt onder een ‘stilstaand voertuig’ en dus geen gebruik mag maken van zijn gsm.

In 2020[3] verduidelijkte het Hof de bewoording ‘gebruik maken van een draagbare telefoon die men in de hand houdt’. Het Hof oordeelde dat hiervoor geen welomschreven handeling vereist is, zoals bellen of sms’en, maar dat het louter in de hand houden van een gsm door een bestuurder tijdens het rijden impliceert dat de gsm wordt gebruikt met als gevolg dat art. 8.4 van de Wegcode wordt overtreden.

Vasthouden werd dus gelijk gesteld aan gebruiken. Restte de vraag: wat als men de gsm wel gebruikt, maar niet vasthoudt?

Hierover ontstond wat ophef naar aanleiding van een uitspraak van de Politierechtbank te Veurne die op 21 maart 2016 een vrouw vrijsprak die achter het stuur aan het bellen was, waarbij zij haar gsm tussen haar hoofd en schouders had gekneld en dus beide handen op het stuur had. Een ongenuanceerde lezing van dit vonnis leidde tot het idee dat men strafrechtelijke vervolging kon omzeilen door op deze manier te bellen. Dit is echter niet het geval.

Aangezien de vrouw in kwestie de gsm wel gebruikte, maar niet in de hand had, was een vervolging op basis van art. 8.4 Wegcode niet mogelijk. De vrouw werd daarom vervolgd op basis van art. 8.3 van de Wegcode. Dit artikel stelt dat:

“Elke bestuurder moet in staat zijn te sturen, en de vereiste lichaamsgeschiktheid en de nodige kennis en rijvaardigheid bezitten.”

Voor toepassing van art. 8.3 Wegcode moet de Politierechter een beoordeling maken van het concrete rijgedrag van de bestuurder. Nu uit het strafdossier niet bleek dat de vrouw door te bellen, doch met beide handen op het stuur, niet in staat zou zijn geweest om te sturen of niet de lichaamsgeschiktheid en nodige kennis en rijvaardigheid bezat, werd zij vrijgesproken.

De wetgever is nu tussen gekomen om het verbod duidelijker te stellen. Art. 8.4 Wegcode werd gewijzigd als volgt:

“Behalve wanneer zijn voertuig stilstaat of geparkeerd is, mag de bestuurder geen mobiel elektronisch apparaat met een scherm gebruiken, vasthouden noch manipuleren, tenzij het in een daartoe bestemde houder aan het voertuig bevestigd is.”

Door te spreken van een ‘mobiel elektronisch apparaat’ wordt het verbod niet langer enkel beperkt tot een gsm, maar vallen ook tablets, e-readers, draagbare spelconsoles etc. onder het verbod.

Daarnaast wordt zowel het gebruik als het vasthouden vermeld en wordt dit aangevuld met manipuleren. Hierdoor zijn ook bestuurders die hun gsm bedienen die op de passagierszetel of op de schoot ligt, strafbaar. Het handsfree bellen blijft toegelaten. Het elektronisch toestel moet daarvoor in een houder zitten die aan het voertuig is bevestigd.

Bovendien treedt de wetgever strenger op door van de overtreding een overtreding van de 3e graad te maken, waar het voordien een overtreding van de 2e graad betrof. Een overtreding kan nu volgende bestraffing met zich meebrengen:

  • een boete van 174,00 Euro (i.p.v. 116,00 Euro);
  • een minnelijke schikking van 235,00 Euro (i.p.v. 160,00 Euro);
  • wanneer men voor de Politierechtbank wordt gedagvaard wegens niet betaling van de boete of minnelijke schikking: een geldboete gaande van 240,00 Euro tot 4.000,00 Euro (i.p.v. 160,00 Euro tot 2.000,00 Euro), te vermenigvuldigen met 8 als zijnde de opdeciemen, alsook een eventueel rijverbod van 8 dagen tot 5 jaar.

De wijziging is van kracht sinds 3 maart 2022, zijnde 10 dagen na publicatie van de wijzigingswet.[4]

Hebt u een boete, minnelijke schikking, proces-verbaal of dagvaarding ontvangen wegens gsm gebruik achter het stuur? Aarzel niet om ons te contacteren om de opties te bekijken! U kan ons kantoor bereiken via telefoon op het nummer 03 216 70 70 en per e-mail via [email protected].

Weet dat u voor dergelijke overtredingen doorgaans beroep zal kunnen doen op uw rechtsbijstandsverzekeraar om de kosten van een advocaat te dekken.

[1] Cass. 5 april 2005, AR P.04.1684.N, Arr.Cass. 2005, afl. 4, 767.

[2] artikelen 2.22, 2.23, 23 en 24 Wegcode

[3] Cass. 14 januari 2020, AR P.19.1046.N, NC 2020, afl. 3, 285.

[4] Wet 24 januari 2022 wat het actualisering van de regelgeving inzake het verbod op elektronische communicatietoestellen in het verkeer betreft, BS 21februari 2022.

—————————————–

Des règles plus strictes pour l’utilisation du GSM au volant à partir de mars 2022

L’article 8.4 du code de la route a pendant longtemps été libellé comme suit :

« Sauf lorsque son véhicule est à l’arrêt ou en stationnement, le conducteur ne peut faire usage d’un téléphone portable en le tenant en main »

Les différents éléments de cette disposition n’ont pas été définis de manière plus concrète, ce qui a malheureusement laissé la place à des conducteurs créatifs pour contourner l’interdiction.

La Cour de Cassation est intervenue à plusieurs reprises pour clarifier un certain nombre de questions.

En 2005[1], elle a jugé que les termes « arrêt et stationnement » doivent être interprétés en fonction du sens spécifique que leur donne le Code de la Route[2]. Cela signifie par exemple qu’un conducteur immobile dans un embouteillage n’est pas considéré comme un “véhicule à l’arrêt” et n’est donc pas autorisé à utiliser son GSM.

En 2020[3], la Cour a précisé la formulation « usage d’une téléphone portable en le tenant en main ». La Cour a jugé que cela ne nécessite pas une action bien définie, telle qu’un appel ou un envoi de SMS, mais que le simple fait pour un conducteur de tenir un GSM dans sa main pendant qu’il conduit implique que le GSM est utilisé, ce qui entraîne une violation de l’article 8.4 du Code de la Route.

Ainsi, le fait de tenir le GSM était considéré comme équivalent à son utilisation. La question restait posée : que faire si l’on utilise le GSM mais qu’on ne le tient pas ?

Cela a provoqué quelques remous suite à un jugement du Tribunal de Police de Veurne qui, le 21 mars 2016, a acquitté une femme qui parlait au GSM au volant, alors qu’elle avait son GSM coincé entre sa tête et ses épaules et avait donc les deux mains sur le volant. Une lecture peu subtile de ce verdict a conduit à l’idée que l’on pouvait contourner les poursuites pénales en téléphonant de cette manière. Or, ce n’est pas le cas.

Comme la femme en question utilisait le téléphone portable, mais ne le tenait pas, une poursuite fondée sur l’article 8.4 du Code de la Route n’était pas possible. La femme a donc été poursuivie en vertu de l’article 8.3 du Code de la Route. Cet article indique que :

 « Tout conducteur doit être en état de conduire, présenter les qualités physique requises et posséder les connaissance et l’habilité nécessaires ». 

Pour l’application de l’art. 8.3 du Code de la Route, le Tribunal de Police doit apprécier le comportement réel du conducteur au volant. Le dossier pénal n’ayant pas démontré que la femme, en téléphonant les deux mains sur le volant, n’aurait pas été en mesure de conduire ou ne possédait pas les connaissances et les compétences nécessaires à la conduite, elle a été acquittée.

Le législateur est maintenant intervenu pour rendre l’interdiction plus claire. L’art. 8.4 du Code de la Route a été modifié comme suit :

« Sauf lorsque son véhicule est à l’arrêt ou en stationnement, le conducteur ne peut utiliser, tenir en main, ni manipuler aucun appareil électronique mobile doté d’un écran, à moins qu’il ne soit fixé au véhicule dans un support destiné à cette fin ».

En parlant d’un “appareil électronique mobile“, l’interdiction ne se limite plus aux téléphones mobiles, mais inclut également les tablettes, les liseuses électroniques, les consoles de jeux portables etc.

En outre, l’utilisation et la détention sont mentionnées et la manipulation est ajoutée. Par conséquent, les conducteurs qui utilisent leur GSM sur le siège du passager ou sur leurs genoux sont également punissables. Les appels mains libres restent autorisés. L’appareil électronique doit être dans un support fixé au véhicule.

En outre, le législateur se montre plus sévère en faisant de la violation une infraction de 3e degré, alors qu’il s’agissait auparavant d’une infraction de 2e degré. Une violation peut désormais entraîner les sanctions suivantes :

  • une amende de 174,00 Euros (au lieu de 116,00 Euros)
  • une transaction amiable de 235,00 Euros (au lieu de 160,00 Euros) ;
  • lorsqu’on est convoqué devant le tribunal de police pour non-paiement de l’amende ou transaction : une amende allant de 240,00 Euros à 4.000,00 Euros (à la place de 160,00 Euros à 2.000,00 Euros), à multiplier par 8 comme décimes additionnels, ainsi qu’une éventuelle interdiction de conduire de 8 jours à 5 ans.

La modification prendra effet le 3 mars 2022, c’est-à-dire 10 jours après la publication de la loi modificative[4].

Vous avez reçu une amende, une transaction, un procès-verbal ou une convocation pour avoir utilisé un GSM au volant ? N’hésitez pas à nous contacter pour discuter de vos options ! Vous pouvez joindre notre bureau par téléphone au 03 216 70 70 et par e-mail à [email protected].

Veuillez noter que pour ces infractions, vous pourrez généralement faire appel à votre assureur protection juridique pour couvrir les frais d’un avocat.

[1] Cass. 5 avril 2005, AR P.04.1684.N, Arr.Cass. 2005, afl. 4, 767.

[2] Articles 2.22,2.23, 24 et 24 du Code de la route

[3] Cass. 14 janvier 2020, AR P.19.1046.N, NC 2020, afl. 3, 285.

[4] Loi du 24 janvier 2022 relative à l’actualisation de la réglementation en matière d’interdiction des appareils de communication électronique au volant, M.B., 21 février 2022.

——————————————————-

Stricter rules for cell phone use behind the wheel since March 2022

Art. 8.4 of the Traffic Code has long stipulated:

“Except when his vehicle is stopped or parked, the driver shall not use a portable telephone held in his hand.”

The various elements of this prohibition were not concretely defined, which unfortunately left room for creative drivers to find ways to still use their phone behind the wheel.

The Court of Cassation intervened several times to clarify a number of things.

In 2005[1] it ruled that the terms ‘stopping and parking’ must be interpreted according to the specific meaning given to these terms in the Traffic Code[2]. This meant for example that a driver standing still in a traffic jam does not fall under a ‘stopped vehicle’ and therefore is not allowed to use his cell phone.

In 2020[3], the Court clarified the wording ‘using a portable phone held in one’s hand’. The Court ruled that this does not require a well-defined action, such as calling or texting, but that the mere fact of holding a cell phone while driving implies that the cell phone is being used, resulting in a violation of art. 8.4 of the Traffic Code.

Holding the mobile phone in one’s hand was thus considered the same as using it. The question then remained: what happens if the cell phone is used but not held in hand?

This caused some commotion following a ruling by the Police Court of Veurne, which acquitted a woman on the 21st of March 2016 who was talking on the phone behind the wheel, while she had her cell phone wedged between her head and shoulders and therefore had both hands on the wheel. An unsubtle reading of this ruling led to the idea that one could avoid criminal prosecution by talking on the phone in the car this way. However, this is not the case.

Since the woman in question was using the cell phone, but did not have it in her hand, a prosecution based on art. 8.4 Traffic Code was not possible. The woman was therefore prosecuted under art. 8.3 of the Traffic Code. This article states that:

“Every driver must be able to steer, and possess the required body fitness and the necessary knowledge and driving skills.”

To apply art. 8.3 Traffic Code, the Police Judge must make an assessment of the actual driving behavior of the driver. Since the criminal file did not show that the woman, by talking on the phone but with both hands on the wheel, would not have been able to steer or did not possess the physical fitness and necessary knowledge and driving skills, she was acquitted.

The legislator now intervened to make the prohibition clearer. Art. 8.4 Traffic Code was amended as follows:

“Except when his vehicle is stationary or parked, the driver may not use, hold or manipulate a mobile electronic device with a screen, unless it is attached to the vehicle in a designated holder.”

By referring to a “mobile electronic device,” the provision is no longer limited to a cell phone, but also includes tablets, e-readers, portable game consoles etc.

In addition, both use and holding are mentioned, and manipulation is added. As a result, drivers who operate their cell phones that are on the passenger seat or on their lap are also punishable. Hands-free calling is still allowed. In that case the electronic device must be in a holder that is attached to the vehicle.

In addition, the legislator is being stricter by making the violation a violation of the 3rd degree, where previously it was a violation of the 2nd degree. A violation can now entail the following punishment:

  • a fine of 174,00 Euro (instead of 116,00 Euro);
  • an amicable settlement of 235,00 Euro (instead of 160,00 Euro);
  • when being summoned to appear before the Police Court for non-payment of the fine or amicable settlement: a fine ranging from 240,00 Euro to 4.000,00 Euro (instead of 160,00 Euro to 2.000,00 Euro), to be multiplied by 8, as well as a possible driving ban of 8 days to 5 years.

The amendment is effective as of the 3rd of March 2022, being 10 days after publication of the amendment.[4]

Have you received a fine, amicable settlement, official report or subpoena due to cell phone use behind the wheel? Do not hesitate to contact us to discuss your options! You can reach our office by phone at 03 216 70 70 and by e-mail at [email protected].

Please note that for such offences you will usually be able to appeal to your legal assistance insurer to cover the costs of a lawyer.

[1] Cass. 5 april 2005, AR P.04.1684.N, Arr.Cass. 2005, afl. 4, 767.

[2] Art. 2.22, 2.23, 23 and 24 Traffic Code.

[3] Cass. 14 januari 2020, AR P.19.1046.N, NC 2020, afl. 3, 285.

[4] Wet 24 januari 2022 wat het actualisering van de regelgeving inzake het verbod op elektronische communicatietoestellen in het verkeer betreft, BS 21februari 2022.

—————————————

Strengere Regeln für die Benutzung von Handys beim Autofahren ab März 2022

Art. 8.4 der Straßenverkehrsordnung lautet seit langem:

“Außer wenn sein Fahrzeug steht oder geparkt ist, darf der Fahrer kein tragbares Telefon in der Hand halten.”

Die verschiedenen Elemente dieser Bestimmung wurden nicht weiter konkretisiert, was leider Raum für kreative Fahrer ließ, um das Verbot zu umgehen.

Der Kassationsgerichtshof ist mehrfach tätig geworden, um eine Reihe von Fragen zu klären.

Im Jahr 2005[1] entschied es, dass die Begriffe “Halten und Parken” entsprechend der spezifischen Bedeutung, die diesen Begriffen in der Straßenverkehrsordnung gegeben wird, ausgelegt werden müssen[2]. Dies bedeutete, dass ein Autofahrer, der in einem Stau steht, kein “stehendes Fahrzeug” ist und daher sein Mobiltelefon nicht benutzen darf.

Im Jahr 2020[3] hat der Gerichtshof die Formulierung “mit einem tragbaren Telefon in der Hand” präzisiert. Das Gericht entschied dass hierfür keine genau definierte Handlung wie ein Anruf oder eine SMS erforderlich ist, sondern dass das bloße Halten eines Mobiltelefons in der Hand eines Fahrers während der Fahrt bedeutet, dass das Mobiltelefon benutzt wird, was einen Verstoß gegen Artikel 8.4 der Straßenverkehrsordnung darstellt.

Das Festhalten eines Handys wurde daher mit dessen Benutzung gleichgesetzt. Bleibt die Frage: Was passiert, wenn das Handy zwar benutzt, aber nicht gehalten wird?

Dies sorgte für einige Aufregung nach einem Urteil des Polizeigerichts Veurne, das am 21 März 2016 eine Frau freisprach, die am Steuer telefonierte, während sie ihr Handy zwischen Kopf und Schultern eingeklemmt hatte und somit beide Hände am Steuer hatte. Eine unsubtile Lesart dieses Urteils führte zu der Idee dass man sich auf diese Weise der Strafverfolgung entziehen kann. Dies ist jedoch nicht der Fall.

Da die betreffende Frau das Handy zwar benutzte, es aber nicht in der Hand hielt, war eine Strafverfolgung auf der Grundlage von Artikel 8 Absatz 4 der Straßenverkehrsordnung nicht möglich. Die Frau wurde daher gemäß Artikel 8 Absatz 3 der Straßenverkehrsordnung belangt. Dieser Artikel besagt Folgendes:

“Jeder Fahrer muss in der Lage sein, zu lenken, und die erforderliche körperliche Eignung sowie die notwendigen Kenntnisse und Fähigkeiten zum Führen eines Fahrzeugs besitzen.”

Um Artikel 8.3 der Straßenverkehrsordnung anzuwenden, muss der Polizeirichter das tatsächliche Fahrverhalten des Fahrers beurteilen. Da aus der Strafakte nicht hervorgeht dass die Frau durch das Telefonieren mit beiden Händen am Steuer nicht in der Lage gewesen wäre, das Fahrzeug zu lenken, oder nicht über die körperliche Eignung und die erforderlichen Kenntnisse und Fähigkeiten zum Führen eines Fahrzeugs verfügte, wurde sie freigesprochen.

Der Gesetzgeber hat nun interveniert um das Verbot zu präzisieren. Art. 8.4 der Straßenverkehrsordnung wurde wie folgt geändert:

“Außer wenn sein Fahrzeug steht oder geparkt ist, darf der Fahrer ein mobiles elektronisches Gerät mit Bildschirm nur dann benutzen, halten oder manipulieren, wenn es in einer dafür vorgesehenen Halterung am Fahrzeug befestigt ist.”

Wenn man von einem “mobilen elektronischen Gerät” spricht, ist das Verbot nicht mehr auf Handys beschränkt, sondern umfasst auch Tablets, E-Reader, tragbare Spielkonsolen usw.

Darüber hinaus werden sowohl die Verwendung als auch der Besitz erwähnt und die Manipulation wird hinzugefügt. Folglich machen sich auch Fahrer strafbar, die ihr Handy auf dem Beifahrersitz oder auf dem Schoß betreiben. Freisprechen bleibt erlaubt. Das elektronische Gerät muss sich in einer Halterung befinden, die am Fahrzeug befestigt ist.

Darüber hinaus verschärft der Gesetzgeber den Straftatbestand, indem er ihn als Vergehen dritten Grades einstuft, während er zuvor ein Vergehen zweiten Grades war. Ein Verstoß kann nun die folgenden Strafen nach sich ziehen:

  • ein Bußgeld von 174,00 Euro (statt 116,00 Euro);
  • eine gütliche Einigung von 235,00 Euro (statt 160,00 Euro);
  • bei Vorladung vor das Polizeigericht wegen Nichtzahlung der Geldstrafe oder gütlicher Einigung: ein Bußgeld von 240,00 Euro bis 4.000,00 Euro (statt 160,00 Euro bis 2.000,00 Euro), das mit 8 als Aufschlag zu multiplizieren ist, sowie ein mögliches Fahrverbot von 8 Tagen bis 5 Jahren.

Die Änderung wird am 3 März 2022 in Kraft treten, d.h. 10 Tage nach Veröffentlichung des Änderungsgesetzes.[4]

Haben Sie ein Bußgeld, eine gütliche Einigung, eine Anzeige oder eine Vorladung wegen der Benutzung eines Mobiltelefons am Steuer erhalten? Zögern Sie nicht, uns zu kontaktieren, um Ihre Möglichkeiten zu besprechen! Sie können unser Büro telefonisch unter 03 216 70 70 und per E-Mail unter [email protected] erreichen.

Bitte beachten Sie, dass Sie sich bei solchen Delikten in der Regel an Ihren Rechtsschutzversicherer wenden können, um die Kosten für einen Anwalt zu übernehmen.

[1] Cass. 5 april 2005, AR P.04.1684.N, Arr.Cass. 2005, afl. 4, 767.

[2] Art. 2.22, 2.23, 23 und 24 Straßenverkehrsordnung

[3] Cass. 14 januari 2020, AR P.19.1046.N, NC 2020, afl. 3, 285.

[4] Wet 24 januari 2022 wat het actualisering van de regelgeving inzake het verbod op elektronische communicatietoestellen in het verkeer betreft, BS 21februari 2022.

Veroordeeld worden tot een alcoholslot betekent dat u enkel een voertuig mag besturen dat voorzien is van dit alcoholslot. Vooraleer u kunt vertrekken met het voertuig dient u in het alcoholslot te blazen en moet het alcoholgehalte lager zijn dan 0,2 promille (= alcohol in het bloed) of 0,09 mg/l uitgeademde alveolaire lucht (= UAL). Tijdens het rijden zal het alcoholslot op verscheidene tijdstippen de bestuurder opnieuw vragen om te blazen.

De rechter kan u een alcoholslot opleggen indien er sprake is van dronkenschap of lichte alcoholintoxicatie. Van een lichte alcoholintoxicatie is sprake vanaf 0,8 promille of 0,35 mg/l UAL.

De rechter is verplicht een alcoholslot op te leggen indien er sprake is van een zware alcoholintoxicatie. Van een zware alcoholintoxicatie is sprake vanaf 1,8 promille of 0,78 mg/l UAL. Als u betrapt wordt met een alcoholconcentratie van 1,8 promille of meer zal de rechter verplicht een alcoholslot moeten opleggen, tenzij hij expliciet motiveert hiervan af te wijken. De rechter kan aldus uitzonderlijk van zijn verplichting wijken.

In geval van recidive kan de rechter niet afwijken van de verplichting om een alcoholslot op te leggen. Indien u binnen de 3 jaar opnieuw wordt veroordeeld, krijgt u hoe dan ook een alcoholslot vanaf het moment dat een alcoholconcentratie van 1,2 promille of meer of 0,50 mg/l UAL wordt vastgesteld.

Daarbovenop moet de rechter verplicht steeds de 4 herstelexamens, zijnde medisch en psychologisch onderzoek en theoretisch en praktisch rijexamen, alsook een minimum rijverbod van 3 maanden bij een eerste herhaling opleggen.

De rechtbank kan het alcoholslot telkens opleggen voor een periode van 1 tot 3 jaar, ofwel levenslang. De rechter kan ook gevraagd worden om de geldboete te verminderen met de kosten van het alcoholslot.

Indien u een professionele bestuurder bent, heeft de wetgever voorzien in de mogelijkheid van een uitsluiting van het alcoholslot voor bepaalde categorieën (bv. C(1), CE, …) op voorwaarde dat de overtreding niet begaan werd met deze categorie.

Bijvoorbeeld: een buschauffeur kan veroordeeld worden tot het sturen met een alcoholslot in zijn personenwagen, maar niet wanneer hij met de bus rijdt.

Indien u wordt veroordeeld tot een alcoholslot, zal u een kennisgeving van het Openbaar Ministerie ontvangen van deze veroordeling met bijgevoegd een lijst met erkende dienstencentra en omkaderingsinstellingen. U dient contact op te nemen met een instelling zodat de opleiding kan gevolgd worden en het alcoholslot kan worden geïnstalleerd.

Indien u niet overgaat tot installatie van het alcoholslot, dient u uw rijbewijs af te geven op de griffie van de rechtbank en mag u gedurende de gehele periode waarin het alcoholslot wordt voorzien door de rechtbank niet rijden.

Tijdens de periode waarin het alcoholslot wordt voorzien, dient u het eerste jaar om de twee maanden langs te gaan bij het dienstencentrum. In de daaropvolgende jaren halfjaarlijks.

Bij niet-naleving van het alcoholslotprogramma kan u worden veroordeeld tot:

  • Een gevangenisstraf van 15 dagen tot 2 jaar; en/of
  • Een geldboete van € 500,00 tot € 2.000,00 (x 8 = € 4.000,00 tot € 16.000); en
  • Een rijverbod van minimum dezelfde periode als de periode voor het opgelegde alcoholslot.

U kan zich in dit geval maar beter laten bijstaan door een gespecialiseerd advocaat. Indien u rechtsbijstand heeft dan zal uw rechtsbijstandsverzekeraar onze erelonen dekken. In dit geval kunt u gratis onze bijstand genieten.

———————————————————————

ETHYLOTEST ANTIDEMARRAGE

Être condamné à un éthylotest antidémarrage signifie que vous ne pouvez conduire qu’un véhicule équipé de cet éthylotest. Avant de pouvoir partir avec le véhicule, vous devez souffler dans l’éthylotest et le taux d’alcoolémie doit être inférieur à 0,2 pour mille (= alcool dans le sang) ou 0,09 mg/l d’air alvéolaire expiré (= AAE). Durant la conduite, l’éthylotest demande à plusieurs reprises au conducteur de souffler à nouveau.

Le juge peut imposer un éthylotest antidémarrage s’il existe des preuves d’ivresse ou d’intoxication alcoolique légère. Une intoxication alcoolique mineure est considérée comme présente à partir de 0,8 pour mille ou 0,35 mg/l AAE.

Le juge est obligé d’imposer un éthylotest antidémarrage en cas d’intoxication alcoolique grave. On considère qu’il y a intoxication alcoolique sévère à partir de 1,8 pour mille ou 0,78 mg/l AAE. Si vous êtes pris avec un taux d’alcoolémie de 1,8 pour mille ou plus, le juge devra vous imposer un éthylotest antidémarrage, sauf s’il motive explicitement une dérogation. Le juge peut donc exceptionnellement s’écarter de son obligation.

En cas de récidive, le juge ne peut pas déroger à l’obligation d’imposer un éthylotest antidémarrage. Si vous êtes à nouveau condamné dans les 3 ans, vous aurez de toute façon un éthylotest à partir du moment où une concentration d’alcool de 1,2 pour mille ou plus ou de 0,50 mg/l UAL est déterminée.

En outre, le tribunal doit toujours imposer les 4 examens de contrôle, à savoir l’examen médical et psychologique et l’examen de conduite théorique et pratique, ainsi qu’une interdiction de conduire de 3 mois minimum dans le cas de la première récidive.

Le tribunal peut imposer l’éthylotest antidémarrage pour une période de 1 à 3 ans, ou à vie. Il est également possible de demander au tribunal de réduire le montant de l’amende en fonction des coûts de l’éthylotest antidémarrage.

Si vous êtes un conducteur professionnel, le législateur a prévu la possibilité d’une exclusion de l’ éthylotest antidémarrage pour certaines catégories (par exemple C(1), CE, …) à condition que l’infraction n’ait pas été commise dans cette catégorie.

Par exemple : un chauffeur de bus à conduire peut être condamné avec un éthylotest antidémarrage dans sa voiture, mais pas lorsqu’il conduit un bus.

Si vous avez été condamné à l’installation d’un éthylotest antidémarrage, vous recevrez du parquet une notification de cette condamnation à laquelle sera jointe une liste des centres et d’établissement agréés. Vous devez contacter un établissement pour suivre une formation et que l’éthylotest antidémarrage soit installé.

Si vous ne procédez pas à l’installation de l’éthylotest antidémarrage, vous devez remettre votre permis de conduire au greffe du tribunal et vous ne serez pas autorisé à conduire pendant toute la période d’installation de l’éthylotest par le tribunal.

Pendant la période d’installation de l’éthylotest, vous devez vous rendre au centre de service tous les deux mois pendant la première année. Les années suivantes, tous les six mois.

En cas de non-respect du programme encadrant l’éthylotest antidémarrage, vous pouvez être condamné à :

  • Une peine de prison de 15 jours à 2 ans ; et/ou
  • Une amende de € 500,00 à € 2.000,00 (x 8 = € 4.000,00 à € 16.000,00) ; et
  • Une interdiction de conduire d’une durée au moins égale à la période précédant l’imposition de l’éthylotest.

Dans ce cas, il est préférable de demander l’aide d’un avocat spécialisé. Si vous bénéficiez d’une assistance juridique votre assureur d’assistance juridique couvrira nos honoraires. Dans ce cas, vous pouvez bénéficier gratuitement de notre assistance.

—————————————————–

ALCOHOL LOCK

Being sentenced to an alcohol lock means that you may only drive a vehicle that is fitted with this alcohol lock. Before you can leave with the vehicle, you must blow into the alcohol lock and the alcohol level must be lower than 0.2 promille (= alcohol in the blood) or 0.09 mg/l exhaled alveolar air (= EAA). While driving, the alcohol lock will ask the driver at various times to test again.

The judge can impose an alcohol lock if there is evidence of intoxication or mild alcohol intoxication. Mild alcohol intoxication is considered to be present from 0.8 promille or 0.35 mg/l EAA.

The judge is obliged to impose an alcohol lock in case of severe alcohol intoxication. Severe alcohol intoxication is considered to be present from 1.8 promille or 0.78 mg/l EAA. If you are caught with an alcohol concentration of 1.8 promille or more, the judge will have to impose an alcohol lock, unless he explicitly motivates to deviate from this. The judge can thus exceptionally deviate from his obligation.

In case of recidivism the judge cannot deviate from the obligation to impose an alcohol lock. If you are convicted again within 3 years, you will have an alcohol lock anyway from the moment an alcohol concentration of 1.2 promille or more or 0.50 mg/l EAA is determined.

In addition, the court must always impose the 4 retest exams, i.e. medical and psychological examination and theoretical and practical driving exam, as well as a minimum driving ban of 3 months in the event of a first repeat offence.

The court can impose the alcohol lock for a period of 1 to 3 years, or for life. The court can also be asked to reduce the fine with the costs of the alcohol lock.

If you are a professional driver, the legislator has provided for the possibility of an exclusion from the alcohol lock for certain categories (e.g. C(1), CE, …) provided that the offence was not committed in this category.

For example: a bus driver can be sentenced to drive with an alcohol lock in his car, but not when he drives a bus.

If you are convicted to an alcohol lock, you will receive a notification of this conviction from the public prosecutor’s office with a list of accredited service centres and refuges attached. You must contact an institution so that the training can be completed and the alcohol lock installed.

If you do not proceed to install the alcohol lock, you must submit your driving licence at the court registry and you will not be allowed to drive during the entire period in which the alcohol lock is installed by the court.

During the period in which the alcohol lock is installed you have to go to the service centre every two months in the first year. In the following years every six months.

In case of non-compliance with the alcohol lock programme you can be sentenced to:

– A prison sentence of 15 days to 2 years; and/or

– A fine of € 500.00 to € 2.000.00 (x 8 = € 4.000.00 to € 16.000); and

– A driving ban of at least the same period as the period before the alcolock was imposed.

In this case it is better to seek the assistance of a specialized lawyer. If you have legal assistance, your legal assistance insurer will cover our fees. In this case, you can benefit from our assistance free of charge.

————————————————

ALKOHOLSPERRE

Die Verurteilung zu einer Alkoholsperre bedeutet, dass Sie nur ein Fahrzeug führen dürfen, das mit dieser Alkoholsperre ausgestattet ist. Bevor Sie mit dem Fahrzeug losfahren können, müssen Sie in die Alkoholsperre pusten und der Alkoholspiegel muss unter 0,2 Promille (= Alkohol im Blut) oder 0,09 mg/l ausgeatmeter Alveolarluft (= AAL) liegen. Während der Fahrt fordert die Alkoholsperre den Fahrer zu verschiedenen Zeiten auf, wieder zu pusten.

Der Richter kann eine Alkoholsperre verhängen, wenn Beweise für eine Trunkenheit oder eine leichte Alkoholintoxikation vorliegen. Eine leichte Alkoholintoxikation liegt ab 0,8 Promille oder 0,35 mg/l AAL vor.

Der Richter ist verpflichtet, im Falle einer schweren Alkoholintoxikation eine Alkoholsperre zu verhängen. Eine schwere Alkoholintoxikation liegt ab 1,8 Promille oder 0,78 mg/l AAL vor. Wenn Sie mit einer Alkoholkonzentration von 1,8 Promille oder mehr erwischt werden, muss der Richter eine Alkoholsperre verhängen, es sei denn, er begründet ausdrücklich eine Abweichung davon. Der Richter kann also ausnahmsweise von seiner Verpflichtung abweichen.

Im Falle eines Rückfalls kann der Richter nicht von der Verpflichtung zur Verhängung einer Alkoholsperre abweichen. Wenn Sie innerhalb von 3 Jahren erneut verurteilt werden, haben Sie ab dem Zeitpunkt, an dem eine Alkoholkonzentration von 1,2 Promille oder mehr bzw. 0,50 mg/l UAL festgestellt wird, ohnehin einen Alkoholsperre.

Darüber hinaus muss das Gericht immer die vier Wiederholungsprüfungen, d. h. die ärztliche und psychologische Untersuchung sowie die theoretische und praktische Fahrprüfung, sowie im Falle eines ersten Wiederholungsdelikts ein Fahrverbot von mindestens drei Monaten verhängen.

Das Gericht kann die Alkoholsperre für einen Zeitraum von 1 bis 3 Jahren oder lebenslang verhängen. Das Gericht kann auch beantragen, die Geldstrafe um die Kosten des Alkohols zu verringern.

Wenn Sie Berufskraftfahrer sind, hat der Gesetzgeber für bestimmte Klassen (z. B. C(1), CE, …) die Möglichkeit eines Ausschlusses von der Alkoholsperre vorgesehen, sofern die Zuwiderhandlung nicht in dieser Klasse begangen wurde.

Ein Beispiel: Ein Busfahrer kann dazu verurteilt werden, mit einer Alkoholsperre in seinem Pkw zu fahren, aber nicht, wenn er einen Bus fährt.

Wenn Sie wegen eines Alkoholsperre verurteilt werden, erhalten Sie von der Staatsanwaltschaft einen Bescheid über diese Verurteilung, dem eine Liste der zugelassenen Beratungsstellen und Zufluchtsorte beigefügt ist. Sie müssen sich mit einer Einrichtung in Verbindung setzen, damit die Schulung durchgeführt und die Alkoholsperre installiert werden kann.

Wenn Sie die Alkoholsperre nicht einbauen lassen, müssen Sie Ihren Führerschein bei der Gerichtskanzlei abgeben und dürfen während des gesamten Zeitraums, in dem die Alkoholsperre vom Gericht eingebaut wird, kein Fahrzeug führen.

Während des Zeitraums, in dem die Alkoholsperre installiert ist, müssen Sie im ersten Jahr alle zwei Monate zum Service-Center gehen. In den folgenden Jahren alle sechs Monate.

Bei Nichteinhaltung des Alkoholsperre-Programms können Sie zu einer Strafe verurteilt werden:

– eine Freiheitsstrafe von 15 Tagen bis zu 2 Jahren; und/oder

– Ein Bußgeld von € 500,00 bis € 2.000,00 (x 8 = € 4.000,00 bis € 16.000); und

– Ein Fahrverbot, das mindestens so lange dauert wie der Zeitraum vor der Verhängung der Alkoholsperre.

In diesem Fall ist es besser, die Hilfe eines spezialisierten Anwalts in Anspruch zu nehmen. Wenn Sie einen Rechtsbeistand haben, übernimmt Ihr Rechtsschutzversicherer unsere Kosten. In diesem Fall können Sie unsere Hilfe kostenlos in Anspruch nehmen.

Elektrische fietsen en steps binnenkort dan toch verplicht verzekerd?

De laatste jaren hebben verschillende alternatieve vormen van mobiliteit hun ingang gevonden in het wegverkeer. De elektrische fietsen, steps en speed pedelecs zijn niet meer weg te denken uit het straatbeeld. Het juridisch landschap diende zich aan deze nieuwe vormen van mobiliteit aan te passen.

De vraag rijst o.a. naar de verzekering van deze ‘nieuwe’ manieren om ons te verplaatsen.

Het antwoord op deze vraag is te vinden in de wet betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, de zogenaamde WAM-wet.

De WAM-wet bepaalt dat in België enkel motorrijtuigen zijn toegelaten waarvan de burgerrechtelijke aansprakelijkheid verzekerd is. Een motorrijtuig wordt daarbij gedefinieerd als ‘een rij-of voertuig, bestemd om zich over de grond te bewegen en die door een mechanische kracht kunnen worden gedreven, zonder aan spoorstaven te zijn gebonden’.

Een strikte lezing van deze definitie, had ertoe geleid dat elektrische fietsen, rolstoelen, steps etc. ook onder de verzekeringsplicht zouden vallen.

Dit werd verhinderd door een wetgevend ingrijpen in 2019. Een nieuw artikel 2bis werd toen toegevoegd aan de WAM-wet, waardoor motorrijtuigen die door mechanische kracht niet sneller dan 25 km/u kunnen rijden, niet verplicht verzekerd dienen te zijn.

Een wet zou echter een wet niet zijn, waren er geen uitzonderingen. Een bromfiets klasse A, die ook maximaal 25 km/u kan rijden, dient immers wél verplicht verzekerd te zijn. Men achtte een bromfiets namelijk gevaarlijker door de combinatie van zijn snelheid en massa.

Een zeer recente wetswijziging bracht nog een bijkomende uitzondering met zich mee.[1] Het criterium van de snelheid maakte dat toestellen zoals kraanwagens, heftrucks etc. niet verplicht verzekerd zouden moeten zijn. Dit ging echter in tegen de doelstelling van de wetgever. Art. 2bis werd vorige week dan ook nogmaals aangepast in die zin dat ‘motorrijtuigen die voor andere doeleinden bestemd zijn dan het zich enkel verplaatsen’ ook verplicht verzekerd dienen te zijn.

De regel was dus lange tijd: kan een voertuig zichzelf voortbewegen en kan het sneller dan 25 km/u rijden, dan moet de eigenaar van het voertuig verplicht een BA verzekering afsluiten. Uitzondering hierop was lange tijd: de bromfiets klasse A en sinds kort ook de ‘werktuigen’.

In eveneens een zeer recent arrest van 28 januari 2021 heeft het Grondwettelijk Hof het onderscheidend criterium van 25 km/u voor de verzekeringsplicht onderuit gehaald. Het Hof stelt dat het niet redelijk verantwoord is dat alle andere voertuigen dan bromfietsen klasse A worden vrijgesteld van de verzekeringsplicht, ongeacht hun massa, louter op basis van hun snelheid. Het Hof vindt het dus verkeerd dat bijvoorbeeld een elektrische fiets, die in massa vaak niet veel verschilt van een bromfiets klasse A, louter omwille van zijn snelheid niet verzekerd hoeft te zijn.

Het is mogelijk dat door dit arrest allerlei voortbewegingstoestellen die autonoom rijden, ook al kunnen ze niet sneller dan 25 km/u, toch verplicht verzekerd zullen moeten worden.

Dit zou ook impliceren dat de bestuurders van deze motorrijtuigen niet langer als ‘zwakke weggebruiker’ worden aanzien en bijgevolg niet langer kunnen genieten van de automatische wettelijke vergoedingsregeling die de WAM-wet daarvoor voorziet. Dit was echter één van de hoofdredenen in 2019 om te opteren voor een uitsluiting van de verzekeringsplicht…

Het valt dus af te wachten hoe de wetgever hierop zal reageren.

De nieuwe vormen van mobiliteit vallen uiteraard toe te juichen, maar wij zijn van mening dat dit evenzeer geldt voor een adequate verzekering ervan. Elektrische fietsen of steps halen immers behoorlijke snelheden, waardoor ongevallen niet uit den boze zijn.

Wanneer men vervolgens slachtoffer wordt van een ongeval met bijvoorbeeld een elektrische fietser, kan het zijn dat men met lege handen achterblijft indien er geen verzekeraar tussenkomt of de aansprakelijke insolvabel of onbekend is.

Ook het Gemeenschappelijk Waarborgfonds zal in dergelijk geval geen soelaas kunnen bieden, daar deze enkel tussenkomen bij ongevallen met een verzekerd motorrijtuig in de zin van de WAM-wet.

Wij raden u dan ook aan om u voor alles in zowel BA als rechtsbijstand te verzekeren!

Wij volgen dit vraagstuk voor u verder op en zijn uiteraard steeds beschikbaar voor bijkomende informatie of vragen.

Auteurs: Joost Peeters en Jolien Appels

Vertaling : Pauline Vanhorenbeke, Simon Geens en Ruben Brosens

[1] Deze wetswijziging is nog niet van kracht.

———————————————-

Les vélos et scooters électriques devront-ils bientôt être obligatoirement assurés?

Ces dernières années, diverses formes alternatives de mobilité ont fait leur apparition dans la circulation routière. Les vélos électriques, les trottinettes et les speed pedelecs font désormais partie intégrante du paysage urbain. Le paysage juridique a dû s’adapter à ces nouvelles formes de mobilité.

La question se pose de l’assurance de ces ‘nouvelles’ manières de se déplacer.

La réponse à cette question se trouve dans la loi relative à l’assurance obligatoire de la responsabilité en matière de véhicule automoteurs, dite loi RC auto.

La loi RC auto dispose que seuls les véhicules automoteurs assurés en responsabilité civile sont autorisés en Belgique. Un véhicule automoteur est défini comme ‘un véhicule destiné à circuler sur le sol et qui peut être actionné par une force mécanique sans être lié à une voie ferrée’.

Une lecture stricte de cette définition, aurait signifié que les vélos électriques, les fauteuils roulants, les trottinettes etc. seraient également soumis à l’obligation d’assurance.

Une intervention législative en 2019 a empêché cela. Un nouvel article 2bis a ensuite été ajouté à la loi RC auto, ce qui signifie que les véhicules automoteurs qui par la force mécanique ne dépassent pas 25km/h, ne doivent pas être obligatoirement assurés.

Cependant, une loi ne serait pas une loi s’il n’y avait pas d’exceptions. Un cyclomoteur de classe A, qui peut également rouler à une vitesse maximale de 25 km/h, doit être obligatoirement assuré. Un cyclomoteur est considéré comme plus dangereux en raison de la combinaison de sa vitesse et de sa masse.

Une modification très récente de la loi a entraîné une exception supplémentaire[1].  Le critère de la vitesse signifiait que les appareils tels que les camions-grues, les chariots élévateurs etc. ne devaient pas obligatoirement être assurés. Cependant, cela allait à l’encontre de l’objectif du législateur. La semaine dernière, l’article 2bis a donc été à nouveau modifié en
ce sens que ‘les véhicules automoteurs qui sont destinés à d’autres finalités que le simple déplacement’ doivent également être obligatoirement assurés.

La règle a donc longtemps été la suivante: si un véhicule peut se propulser et aller plus vite que 25 km/h, son propriétaire est alors obligé de souscrire une assurance RC. L’exception à cette règle a longtemps été: le cyclomoteur de classe A et depuis peu les ‘machines’.

Dans un autre très récent arrêt daté du 28 janvier 2021, la Cour Constitutionnelle a rejeté le critère distinctif de 25 km/h pour l’obligation d’assurance. La Cour déclare qu’il n’est pas raisonnable que tous les véhicules autres que les cyclomoteurs de la classe A soient exemptés de l’obligation d’assurance, quelle que soit leur masse, sur la seule base de leur vitesse. La Cour estime donc erroné que, par exemple, un vélo électrique, qui souvent ne diffère pas beaucoup en masse d’un cyclomoteur de classe A, ne doive pas être assuré, uniquement en raison de sa vitesse.

Il est possible qu’à la suite de cet arrêt, toutes sortes de véhicules propulsés qui roulent de manière autonome, même s’ils ne peuvent pas dépasser une vitesse de 25 km/h, devront être obligatoirement être assurés.

Cela impliquerait également que les conducteurs de ces véhicules à moteur ne seront plus considérés comme des ‘usagers faible de la route’ et ne pourront donc plus bénéficier du régime d’indemnisation légale automatique prévu par la loi RC auto. Cependant, il s’agit de l’une des principales raisons qui a incité le législateur en 2019 à opter pour une exclusion de l’obligation d’assurance…

Il reste donc à voir comment le législateur va réagir à cela.

Les nouvelles formes de mobilité sont bien sûr à saluer, mais nous pensons qu’il en va de même pour une assurance adéquate. Après tout, les vélos électriques ou les trottinettes se déplacent à des vitesses considérables, de sorte que les accidents ne sont pas exclus.

Si vous êtes victime d’un accident avec par exemple un vélo électrique, vous pouvez vous retrouver les mains vides si aucun assureur n’intervient ou si la partie responsable est insolvable ou inconnue.

Le Fonds commun de garantie ne pourra pas non plus apporter son aide dans un tel cas, car ce fonds n’intervient que dans les accidents avec un véhicule automoteur assuré, au sens de la loi RC auto.

Nous vous conseillons donc de vous assurer pour tout ce qui concerne la responsabilité civile et la protection juridique !

Nous assurerons le suivi de cette question pour vous et nous sommes bien sûr toujours disponibles pour toute information ou question supplémentaire.

[1] Cette modification de la loi n’est pas encore entrée en vigueur

——————————————–

Sind Elektrofahrräder und E-Scooter bald doch pflichtversichert?

In den letzten Jahren haben verschiedene alternative Mobilitätsformen ihren Weg in den Straßenverkehr gefunden. Elektrofahrräder, Elektroscooter und Speed-Pedelecs sind aus dem Straßenbild nicht mehr wegzudenken. Die Rechtslandschaft musste sich an diese neuen Formen der Mobilität anpassen.

Es stellt sich die Frage nach der Versicherung dieser “neuen” Fortbewegungsarten.

Die Antwort auf diese Frage findet sich im Gesetz über die obligatorische Haftpflichtversicherung für Motorfahrzeuge, dem sogenannten WAM-Gesetz.

Das WAM-Gesetz schreibt vor, dass in Belgien nur Kraftfahrzeuge zugelassen sind, für die eine Haftpflichtversicherung besteht. Ein Kraftfahrzeug ist definiert als “ein auf dem Boden fahrendes Fahrzeug, das durch eine mechanische Kraft angetrieben werden kann, ohne an Schienen befestigt zu sein”.

Eine strenge Lesart dieser Definition hätte bedeutet, dass auch Elektrofahrräder, Rollstühle, Scooter etc. unter die Versicherungspflicht fallen würden.

Dies wurde durch einen gesetzgeberischen Eingriff im Jahr 2019 verhindert. Daraufhin wurde ein neuer Artikel 2bis in das WAM-Gesetz eingefügt, durch den Kraftfahrzeuge, die aufgrund mechanischer Gewalt nicht schneller als 25 km/h fahren können, nicht pflichtversichert werden müssen.

Ein Gesetz wäre jedoch kein Gesetz, wenn es keine Ausnahmen gäbe. Ein Moped der Klasse A, das ebenfalls mit einer Höchstgeschwindigkeit von 25 km/h fahren darf, sollte pflichtversichert sein. Ein Moped gilt aufgrund der Kombination aus Geschwindigkeit und Masse als gefährlicher.

Eine sehr aktuelle Gesetzesänderung brachte eine zusätzliche Ausnahme.  Das Kriterium der Geschwindigkeit führte dazu, dass Fahrzeuge wie Kräne, Gabelstapler usw. nicht pflichtversichert waren. Dies widersprach jedoch der Zielsetzung des Gesetzgebers. Letzte Woche wurde daher Art. 2bis nochmals in dem Sinne geändert, dass auch “Kraftfahrzeuge, die zu anderen Zwecken als der bloßen Fortbewegung bestimmt sind”, pflichtversichert sein müssen.

Lange Zeit galt die Regel: Wenn ein Fahrzeug sich selbst fortbewegen kann und schneller als 25 km/h fährt, dann ist der Halter des Fahrzeugs verpflichtet, eine Haftpflichtversicherung abzuschließen. Ausnahme von dieser Regel war lange Zeit: die Mopedklasse A und seit kurzem auch die “Werkzeuge”.

In einem sehr aktuellen Urteil vom 28. Januar 2021 hat das Bundesverfassungsgericht auch das Unterscheidungskriterium von 25 km/h für die Versicherungspflicht gekippt. Der Gerichtshof stellt fest, dass es nicht zumutbar ist, dass alle anderen Fahrzeuge als Mopeds der Klasse A unabhängig von ihrer Masse allein aufgrund ihrer Geschwindigkeit von der Versicherungspflicht ausgenommen werden. Das Bundesverfassungsgericht hält es daher für falsch, dass z.B. ein Elektrofahrrad, das sich in seiner Masse oft nicht wesentlich von einem Moped der Klasse A unterscheidet, allein wegen seiner Geschwindigkeit nicht versichert werden muss.

Es ist möglich, dass als Folge dieses Urteils alle Arten von selbstfahrenden Geräten, auch wenn sie eine Geschwindigkeit von 25 km/h nicht überschreiten können, versichert werden müssen.

Dies würde auch bedeuten, dass die Fahrer dieser Kraftfahrzeuge nicht mehr als “gefährdete Verkehrsteilnehmer” angesehen werden und daher nicht mehr von der automatischen gesetzlichen Entschädigungsregelung profitieren können, die das WAM-Gesetz für sie vorsieht. Dies war jedoch einer der Hauptgründe im Jahr 2019, sich für einen Ausschluss von der Versicherungspflicht zu entscheiden…

Es bleibt also abzuwarten, wie der Gesetzgeber darauf reagieren wird.

Die neuen Formen der Mobilität sind natürlich zu begrüßen, aber wir sind der Meinung, dass dies auch für deren adäquate Versicherung gilt. Immerhin fahren Elektrofahrräder oder -roller mit beachtlichen Geschwindigkeiten, so dass Unfälle nicht ausgeschlossen werden können.

Wenn Sie dann Opfer eines Unfalls werden, an dem z. B. ein Pedelec beteiligt ist, stehen Sie möglicherweise mit leeren Händen da, wenn kein Versicherer einspringt oder der Verursacher insolvent oder unbekannt ist.

Auch der Gemeinschaftsgarantiefonds wird in einem solchen Fall nicht helfen, da er nur
bei Unfällen mit einem versicherten Kraftfahrzeug im Sinne des WAM-Gesetzes eingreift.

Wir raten Ihnen daher, sich für alles zu versichern, sowohl in Bezug auf die Haftpflicht als auch auf die Prozesskostenhilfe!

Wir werden diese Angelegenheit für Sie weiterverfolgen und stehen natürlich jederzeit für weitere Informationen oder Fragen zur Verfügung.

——————————————-

Will electric bicycles and scooters soon be subject of compulsory insurance after all?

In recent years, various alternative forms of mobility have been introduced to road traffic. Electric bicycles, scooters and speed pedelecs have become part of the everyday public scene. The legal framework has had to be adapted to these new forms of mobility.

The question arises about the insurance of these ‘new’ ways of moving around.

The answer to this question can be found in the law on compulsory liability insurance for motor vehicles.

This law stipulates that only motor vehicles whose civil liability is insured, are allowed in Belgium. A motor vehicle is defined as ‘a ride or vehicle, intended to move on the ground and which can be driven by a mechanical force, without being attached to rails’.

A strict reading of this definition would have meant that electric bicycles, wheelchairs, scooters etc. would also fall under the insurance obligation.

This was prevented by a legislative interference in 2019. A new article 2bis was added to the law, as a result of which motor vehicles that cannot travel faster than 25 km/h due to mechanical force do not have to be compulsorily insured.

However, a law would hardly be a law if there weren’t any exceptions to it. A class A moped, which can also travel at a maximum speed of 25 km/h, must be insured. A moped is considered more dangerous due to the combination of its speed and its mass.

A very recent change in the law brought about an additional exception. The criterion of speed meant that vehicles such as cranes, forklift trucks etc. were not compulsorily insured. However, this went against the legislator’s objective. Last week, article 2bis was therefore once again amended in the sense that ‘motor vehicles that are intended for purposes other than mere travel’ also have to be compulsorily insured.

So for a long time the general rule was: if a vehicle can propel itself and if it can travel faster than 25 km/h, then the owner of the vehicle is obliged to take out third-party insurance. The exception to this rule was for a long time: the moped class A and recently also the ‘machinery vehicles’.

In a very recent judgment of the 28th of January 2021, the Constitutional Court overturned the distinguishing criterion of 25 km/h for the insurance obligation. The Court states that it is not reasonable for all vehicles other than class A mopeds to be exempt from the insurance obligation, regardless of their mass, purely on the basis of their speed. The court therefore considers it wrong that for example an electric bicycle, which often does not differ much in mass from a class A moped, does not have to be insured solely because of its speed.

It is possible that as a result of this judgment all kinds of self-propelled vehicles, even if they cannot exceed a speed of 25 km/h, will have to be compulsorily insured after all.

This would also imply that the drivers of these motor vehicles would no longer be regarded as ‘vulnerable road users’ and would therefore no longer be able to benefit from the automatic legal compensation scheme provided for by the law. However, this was one of the main reasons in 2019 to opt for an exclusion from the insurance obligation…

So it remains to be seen how the legislator will respond to this legal matter.

The new forms of mobility are of course to be welcomed, but we believe that an adequate insurance is equally important. After all, electric bicycles or scooters can reach considerable speeds, so accidents are not out of the question.

If one then becomes the victim of an accident with, for example, an electric bicycle, one may be left empty-handed if no insurer intervenes or if the liable party is insolvent or rests unknown.

The Joint Guarantee Fund will also not be able to help in such a case, as it only intervenes in accidents involving an insured motor vehicle within the meaning of the law.

We therefore recommend that you insure yourself for everything, both in terms of civil liability and legal aid!

We will follow up on this legal matter for you and are, of course, always available for additional information or questions.

————————————–

De lage-emissiezone in Antwerpen: een chronologisch overzicht

1 FEBRUARI 2017

De lage-emissiezone die op 1 februari 2017 in Antwerpen werd ingevoerd, deed al heel wat ‘stof’ opwaaien.

De maatregel brengt met zich mee dat de meest vervuilende voertuigen niet langer in de stad mogen rijden.

De euronorm van het voertuig – terug te vinden op het inschrijvingsbewijs – bepaalt of men nog in de LEZ mag rijden of niet. Hoe hoger de euronorm, hoe minder vervuilend.

De LEZ geldt momenteel voor de volgende voertuigcategorieën:

  • Personenvervoer met personenwagens, bus en autocar (M)
  • Goederenvervoer met bestel-en vrachtwagens (N)
  • Land-of bosbouwtrekkers op wielen (T)

 Hieronder vindt u een overzicht van de voertuigen die in de LEZ mogen rijden:

*Toegang mits registratie:

Deze voertuigen zijn toegelaten in de LEZ, maar dienen ten laatste 24 uur na het betreden van de LEZ eenmalig en gratis te worden geregistreerd. De registratie kan online gebeuren of aan een LEZ-automaat.

**Toegang mits betaling:

Tot 31 december 2019 kunnen voertuigen met een euronorm 3 zonder roetfilter tegen betaling een tijdelijke toelating tot de LEZ aanvragen.

Dit kan voor een dag, een week, een maand, drie maanden, zes maanden of een jaar. Het tarief varieert naargelang de duurtijd en de voertuigcategorie.

De toelating moet ten laatste 1 dag voor betreding van de LEZ aangevraagd worden. In de praktijk dient dit echter veel eerder te gebeuren. De toelating is immers pas geldig na betaling en de verwerkingstijd hiervan ligt rond de 10 dagen.

Ook de volgende voertuigen kunnen via dit systeem toelating tot de LEZ vragen:

  • voertuigen ouder dan 40 jaar
  • diesels met euronorm 2 of 3 in geval van interventies op de openbare weg, noodoperaties of voor ambulante handel, markten en foren

***De LEZ-dagpas:

Tot 31 december 2019 kunnen deze voertuigen mits betaling en maximaal 8 keer per jaar in de LEZ rijden voor één dag. Een dagpas kost 35,00 Euro en kan online of aan een LEZ-automaat aangekocht worden.

De dagpas dient ten laatste op de dag van binnenrijden aangekocht te worden.

Alle voertuigen die niet toegelaten zijn, kunnen gebruik maken van de dagpas, dus ook bijvoorbeeld diesels met euronorm 3 zonder roetfilter die niet tijdig hun toelating hebben aangevraagd.

1 JANUARI 2020

Vanaf 1 januari 2020 zullen strengere regels gelden voor het betreden van de LEZ. De zone zelf wordt niet uitgebreid.

Hieronder vindt u een nieuw overzicht:

*Toegang mits betaling:

Tot 31 december 2024 kunnen diesels met een euronorm 4 mits betaling de LEZ binnenrijden voor een week, een maand, 4 maanden of een jaar. Het tarief varieert naargelang de duurtijd en de voertuigcategorie.

1 JANUARI 2025

Bovenstaande regels zullen gelden voor 5 jaar. Op 1 januari 2025 zal er opnieuw een verstrenging worden ingevoerd, hetgeen volgend overzicht geeft:

*Euronorm 6d is de hoogste binnen de euronorm 6. Diesels met deze milieustandaard moeten nog op de markt gebracht worden.

1 september 2027/1 januari 2028

De volgende en laatste (gekende) verstrenging volgt vervolgens sneller, namelijk in september 2027 voor de dieselwagens en in januari 2028 voor wagens op benzine, aardgas of lpg:

In de toekomst zal de LEZ ook gelden voor andere voertuigcategorieën en zal er een LEZ worden ingevoerd in andere steden zoals Gent (vanaf 1 januari 2020), Mechelen en Willebroek (ten vroegste in 2021).

De stad  Brussel voerde reeds een LEZ in op 1 januari 2018. De normen liggen daar anders.

De tendens in alle steden zal uiteraard zijn dat de toelatingsvoorwaarden strenger worden met de jaren.

Goed controleren aan de hand van het inschrijvingsbewijs of u het stadcentrum nog in mag is dus de boodschap!

Bovenstaand chronologisch overzicht kan u daarbij al helpen voor wat betreft Antwerpen.

U kan steeds contact opnemen met ons kantoor voor meer informatie.

Auteurs: Jolien Appels en Joost Peeters

—————————————————

La zone basse émission à Anvers: un aperçu chronologique

1er février 2017

La zone de basse émission (LEZ) à Anvers qui est en vigueur depuis le 1er février 2017 a déjà beaucoup fait parler d’elle.

A cause de cette mesure, les véhicules les plus polluants ne pourront bientôt plus rouler en ville.

C’est la norme EURO – à retrouver sur les papiers d’immatriculation du véhicule –  qui détermine si un véhicule peut encore rouler ou non dans la zone de basse émission. Plus la norme EURO est élevée, moins le véhicule est polluant.

La norme LEZ concerne les véhicules suivants:

  • Le transport de personnes au moyen de voitures, bus et autocars (M)
  • Le transport de biens au moyen de camionnettes et camions (N)
  • Les tracteurs agricoles ou forestiers à roues (T)

Ci-dessous, vous trouverez un aperçu des véhicules qui peuvent encore rouler dans la zone LEZ:

*Accès avec enregistrement:

Ces véhicules sont admis dans la LEZ, mais doivent être immatriculés une seule fois et gratuitement au plus tard 24 heures après leur entrée dans la LEZ. L’enregistrement peut se faire en ligne ou sur un automate LEZ.

**Accès après paiement:

Jusqu’au 31 décembre 2019, les véhicules avec une norme Euro 3 sans filtre à particules peuvent demander l’accès temp
oraire dans la LEZ contre paiement.

Cela peut être demandé pour un jour, une semaine, un mois, trois mois, six mois ou un an. Le tarif varie en fonction de la durée et de la catégorie du véhicule.

L’admission doit être demandée au plus tard 1 jour avant l’entrée dans la LEZ. Dans la pratique, cependant, cela doit être fait beaucoup plus tôt. En fait, l’autorisation n’est valable qu’après paiement et le délai de traitement est d’environ 10 jours.

Les véhicules suivants peuvent également faire une demande d’admission dans la LEZ via ce système:

  • Les véhicules qui ont plus de 40 ans;
  • Les véhicules DIESEL EURO 2 et 3 peuvent encore être autorisés en cas d’intervention sur la voie publique, interventions urgentes ou commerce itinérants, marchés et foires

***Le PASS-journalier LEZ:

Jusqu’au 31 décembre 2019, ces véhicules peuvent entrer dans la LEZ pour une journée, moyennant paiement et jusqu’à 8 fois par an. Un PASS-journalier coûte 35,00 euros et peut être acheté en ligne ou à un automate LEZ.

Le PASS-journalier doit être acheté au plus tard le jour de l’entrée.

Tous les véhicules qui ne sont pas autorisés peuvent utiliser le PASS-journalier, y compris, par exemple, les véhicules DIESEL avec la norme Euro 3 sans filtre à particules qui n’ont pas demandé leur autorisation à temps.

1er janvier 2020

A partir du 1er janvier 2020, les règles d’accès à la LEZ se durcissent et la zone LEZ s’élargit.

Ci-dessous, vous trouverez un aperçu:

*Accès après paiement:

Jusqu’au 31 décembre 2024, les moteurs diesel Euro 4 peuvent entrer dans la LEZ pour une semaine, un mois, 4 mois ou un an, moyennant paiement. Le tarif varie en fonction de la durée et de la catégorie du véhicule.

1er janvier 2025

EURO 6d est le plus élevé parmi les Euro 6. Les diesels conformes à cette norme environnementale n’ont pas encore été commercialisés.

1er septembre 2027/1er janvier 2020

Le prochain et dernier changement (connu) sera alors plus rapide, à savoir en septembre 2027 pour les voitures diesel et en janvier 2028 pour les voitures à essence, au gaz naturel ou au GPL :

A l’avenir, la LEZ s’appliquera également à d’autres catégories de véhicules et une LEZ sera introduite dans d’autres villes telles que Gand (à partir du 1er janvier 2020), Malines et Willebroek (au plus tôt en 2021).

La ville de Bruxelles a déjà introduit une LEZ le 1er janvier 2018. Les normes y sont différentes.

La tendance dans toutes les villes sera bien sûr que les conditions d’accès deviendront plus strictes au fil des ans.

Le message est donc de vérifier si vous pouvez encore entrer dans le centre-ville sur la base du certificat d’immatriculation!

L’aperçu chronologique ci-dessus peut vous y aider en ce qui concerne Anvers.

Vous pouvez toujours contacter notre cabinet pour plus d’informations.

Auteurs : Alizée Lust et Joost Peeters

————————————————

The low emission zone in Antwerp: a chronological overview

FEBRUARY 1, 2017

The low emission zone, introduced on February the 1st of 2017 in Antwerp, has caused quite a stir already.

The LEZ implies that the most polluting vehicles are no longer allowed to enter the city.

The euro standard of the vehicle –  listed on the car registration documents – determines whether or not the car is allowed in the LEZ. The higher the euro standard, the less polluting the car is.

At the moment, the LEZ applies for the following categories of vehicles:

  • Passenger transport by car, bus and coach (M)
  • Transport of goods wit vans and trucks (N)
  • Agricultural and forestry tractors (T)

Below you can find an overview of the vehicles that are allowed to drive in the LEZ:

*Access after registration

These types of vehicles are allowed into the LEZ, but must be registered only once  and free of charge at the latest 24 hours after entering the LEZ. Registration can be done online or at an LEZ machine.

**Fee-based access

Until the 31st of December 2019 vehicles with a euro standard 3 without a particulate filter can apply for a temporary admission into the LEZ against payment.

This can be for one day, one week, one month, three months, six months or one year. The rate varies according to the duration and the vehicle category.

Admission must be requested at the latest 1 day before entering the LEZ. However, in practice, this must be done way earlier given that the permit is only valid after payment and the processing time of the payment is roughly 10 days.

The following vehicles can also apply for temporary admission after payment:

  • Vehicles older than 40 years
  • Diesels with euro standard 2 or 3 in case of public road interventions, emergency operations or for itinerant trade, markets and fairs

***The LEZ day pass

Until the 31st of December 2019 these vehicles can enter the LEZ for one day after payment and with a maximum of 8 days a year. A day pass costs 35,00  Euros and can be bought online or at an LEZ-machine.

The day pass should be bought at the latest on the day of entering the LEZ.

All non-permitted vehicles can use the LEZ day pass to enter the LEZ, so for example also diesel vehicles with a euro standard 3 without a particulate filter that didn’t get their permission on time.

JANUARY 1, 2020

From the 1st of January 2020, stricter rules will apply with regards to the entering of the LEZ. The zone itself will not be extended.

A new overview can be find below:

*Fee-based access

Until the 31st of December 2024 diesels with a euro standard 4 can enter the LEZ after payment for a week, a month, 4 months or a year. The rate varies according to the duration and the vehicle category.

JANUARY 1, 2025

The above-mentioned rules will apply for 5 years. From the 1st of January 2025 they will again become more strict, which gives the following overview:

*Euro standard 6d is the highest within the euro standard 6. Diesels with this environmental standard have yet to be produced.

SEPTEMBER 1, 2027/JANUARY 1, 2028

The next and last (known) adaption of the rules then takes place much faster, namely in September 2027 for diesel cars and January 2028 for cars powered by petrol, natural gas or LPG:

In the future, the LEZ will also apply for other vehicle categories and in other cities, such as Ghent (from the 1st of January 2020), Mechelen and Willebroek (in 2021 at the earliest).

Brussels already introduced an LEZ on the 1st of January 2018. The standards are slightly different there.

The tendency in all cities will of course be that the conditions for admission will become more strict as the years go by.

This shows the importance of checking the registration documents of the car to see if it’s still allowed into the city!

The chronological overview above can already help you with that as far as Antwerp is concerned.

You can always contact our office for more information.

Authors: Jolien Appels, Ruben Brosens and Joost Peeters

Elektrische wagen/ZEV

update sinds 2020 niet meer mogelijk https://www.vlaio.be/nl/subsidies-financiering/subsidiedatabank/zero-emissie-voertuigen

De opwarming van de aarde is in onze huidige tijden een van de belangrijkste problemen voor ons milieu. Een grote boosdoener in dat verhaal is koning auto. Om elektrische wagens of wagens op waterstof aantrekkelijker te maken kent de Vlaamse overheid sinds 1 januari 2016 een premie toe voor zogenaamde Zero-Emissie Voertuigen (ZEV).[1]

Het Energiebesluit van de Vlaamse Regering uit 2010 definieert een ZEV als een batterij elektrisch voertuig of een voertuig uitsluitend aangedreven door een elektrische motor gevoed door een brandstofcel. Enkel wagens die 100% op elektriciteit of waterstof rijden vallen hieronder. De premie is mogelijk voor zowel personenwagens als voor camionettes. Een lijst met alle wagens die aan deze definitie voldoen kan op de website van het Vlaams Energieagentschap opgevraagd worden.

De hoogte van de premie wordt bepaald in het Energiebesluit en ziet er als volgt uit:

Cataloguswaarde 2016 2017 2018 2019
Minder dan 31.000 EUR 5.000 EUR 4.000 EUR 3.000 EUR 2.000 EUR
31.000 EUR tot 41.000 EUR 4.500 EUR 3.500 EUR 2.500 EUR 1.500 EUR
41.000 EUR tot 61.000 EUR 3.000 EUR 2.500 EUR 2.000 EUR 1.500 EUR
Meer dan 61.000 EUR 2.500 EUR 2.000 EUR 1.500 EUR 1.000 EUR

 Deze premie kan door de minister van Energie verlaagd worden indien zou blijken dat het budget niet toereikend is.

Een besluit van Vlaamse Overheid van januari 2017 heeft de aanvraag van de ZEV-premie heel wat eenvoudiger gemaakt.[2] Vroeger was de procedure die moest worden gevolg er een in twee stappen. Eerst moest binnen de maand na bestelling van het voertuig, het voertuig aangemeld werden op de website van het Vlaams Energieagentschap. Drie maanden na de inschrijving moesten dan alle bewijzen van aankoop aan het agentschap bezorg worden.

In de praktijk bleek dat heel wat Vlamingen die tweede stap vergaten en bijgevolg die premie niet ontvingen.

Vanaf 25 januari 2017 is er nog slechts één stap vereist[3]. De aanvrager moet zich binnen de drie maanden na de eerste inschrijving van het voertuig aanmelden bij de Dienst voor Inschrijving van Voertuigen via een webapplicatie van het Vlaams Energieagentschap.

Deze aanvraag vermeldt de identiteits- en contactgegevens van de aanvrager, een kopie van de factuur, van het betalingsbewijs, van het inschrijvingsbewijs en het rekeningnummer waarop men de premie wilt ontvangen.

 Opgelet : wanneer u gebruik maakt van de premie en vervolgens het voertuig binnen de eerste drie jaren na de inschrijving verkoopt, moet u de premie terugstorten.

BMW i3 / max. premie 2017 : 3.500 EUR

BMW i3 / max. premie 2017 : 3.500 EUR

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Nissan Leaf (electric) /max. premie 2017 : 4.000 EUR

Nissan Leaf (electric) /max. premie 2017 : 4.000 EUR

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 Tesla Model X / max.premie 2017 : 2.000 EUR

Tesla Model X / max.premie 2017 : 2.000 EUR

 Heeft u vragen of opmerkingen bij dit artikel, aarzel dan niet om contact met ons op te nemen.

[1]https://www.vlaanderen.be/nl/mobiliteit-en-openbare-werken/voertuigen/premie-voor-nieuwe-elektrische-wagen-wagen-op-waterstof

[2]http://moneytalk.knack.be/geld-en-beurs/sparen/premie-elektrische-wagen-aanvragen-wordt-eenvoudiger/article-normal-787703.html

[3]http://www.hln.be/hln/nl/943/Consument/article/detail/3027120/2016/12/09/Aanvraag-premie-elektrische-wagen-wordt-eenvoudiger.dhtml

 ————————————————————————————————————————————-

Voitures électriques / VZE

Le réchauffement climatique est, à l’heure actuelle, l’un des plus grands dangers pour notre environnement. L’automobile en est naturellement
en grande partie responsable. Afin de rendre plus attrayantes les voitures électriques et les voitures à hydrogène, le Gouvernement flamand a introduit le 1er janvier 2016 une prime pour les véhicules dits « zéro-émission » (VZE)[1].

L’Arrêté-Énergie de 2010 du Gouvernement flamand définit un « VZE » comme un véhicule électrique à batterie ou un véhicule propulsé exclusivement par un moteur électrique alimenté par une pile à combustible. Sont visés tous les véhicules qui roulent à 100 % à l’électricité ou à l’hydrogène.

La prime est disponible tant pour les véhicules personnels que pour les camionnettes. Une liste complète des véhicules qui répondent à la définition peut être trouvée sur le site de l’Agence flamande de l’énergie.

L’importance de la prime est déterminée dans l’Arrêté-Énergie, comme suit :

Valeur catalogue 2016 2017 2018 2019
Moins de 31.000 EUR 5.000 EUR 4.000 EUR 3.000 EUR 2.000 EUR
31.000 EUR à 41.000 EUR 4.500 EUR 3.500 EUR 2.500 EUR 1.500 EUR
41.000 EUR à 61.000 EUR 3.000 EUR 2.500 EUR 2.000 EUR 1.500 EUR
Plus de 61.000 EUR 2.500 EUR 2.000 EUR 1.500 EUR 1.000 EUR

Cette prime peut être réduite par le Ministre de l’énergie s’il s’avère que le budget n’est pas suffisant.

Un arrêté du Gouvernement flamand de janvier 2017 a rendu la demande de la prime-VZE bien plus facile qu’antérieurement[2]. Auparavant la procédure qui devait être suivie comportait deux étapes. Il fallait premièrement, dans le mois de la commande d’un véhicule, l’enregistrer sur le site de l’Agence flamande de l’énergie. Il fallait ensuite, trois mois après l’immatriculation du véhicule, transmettre toutes les preuves d’achat à l’Agence.

En pratique, on constatait que beaucoup de flamands oubliaient ces deux étapes et ne pouvaient donc bénéficier de la prime.

Depuis le 25 janvier 2017, seule une seule étape est encore nécessaire[3]. Le demandeur doit s’inscrire dans les trois mois de la première immatriculation du véhicule à la Direction des Immatriculations des Véhicules (DIV) via une application-web de l’Agence flamande de l’énergie.

Cette demande contient les données d’identité et de contact du demandeur, une copie de la facture, de la preuve de paiement et du certificat d’immatriculation ainsi que le compte bancaire sur lequel le demandeur souhaite percevoir la prime.

Attention : vous devrez rembourser la prime si vous vendez le véhicule dans les trois années de son immatriculation.

 BMW i3 / max. premie 2017 : 3.500 EUR

BMW i3 / prime max. en 2017 : 3.500 EUR

 Nissan Leaf (electric) /max. premie 2017 : 4.000 EUR

Nissan Leaf (électrique) / prime max. en 2017 : 4.000 EUR

 Tesla Model X / prime max. en 2017 : 2.000 EUR

Tesla Model X / prime max. en 2017 : 2.000 EUR

 Traduction par Alexis PAQUOT

[1]https://www.vlaanderen.be/nl/mobiliteit-en-openbare-werken/voertuigen/premie-voor-nieuwe-elektrische-wagen-wagen-op-waterstof

[2]http://moneytalk.knack.be/geld-en-beurs/sparen/premie-elektrische-wagen-aanvragen-wordt-eenvoudiger/article-normal-787703.html

[3]http://www.hln.be/hln/nl/943/Consument/article/detail/3027120/2016/12/09/Aanvraag-premie-elektrische-wagen-wordt-eenvoudiger.dhtml

“Arrest Hof van Cassatie maakt flitsboetes onwettig”, “Cassatie maakt flitsboetes de facto onwettig”, “Flitsboetes ongeldig als politie bestuurder niet tegenhoudt”.

Deze krantenkoppen zijn u ongetwijfeld niet ontgaan.

Sinds de arresten van het Hof van Cassatie van 13.12.2016 lijkt het hele Belgische boetesysteem op zijn kop te staan.

Maar is dit wel zo? Zijn wel alle flitsboetes onwettig? En heeft dit dan tot gevolg dat u flitsboetes niet langer moet betalen?

Niet noodzakelijk.

Het Hof van Cassatie controleert in haar arresten louter of een rechter een correcte toepassing en gevolgtrekking van de wet heeft gemaakt. Zij doet geen uitspraak over de specifieke feiten en omstandigheden van een bepaald geval.

In het vonnis, waarover het Hof van Cassatie zich in het zijn arrest dd. 13.12.2016 diende uit te spreken, oordeelde de Correctionele Rechter te Brussel dat de Politie geen machtiging nodig heeft opzoekingen te doen in de Kruispuntbank Voertuigen.

Echter, volgens artikel 18 §1 van de Wet Kruispuntbank Voertuigen moet éénieder die toegang wenst tot de gegevens van de Kruispuntbank Voertuigen een machtiging ontvangen van het Sectoraal Comité voor de federale overheid voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

De Rechtbank had aldus een foutieve toepassing gemaakt van de wet en om deze reden heeft het Hof van Cassatie – volkomen terecht – het vonnis verbroken.

De wettelijke opdracht van de politie om overtredingen op verkeersreglementen op te sporen en vast te stellen, stelt haar niet vrij van de verplichting om een machtiging van het Sectoraal Comité van de Privacycommissie te vragen, wanneer zij de identiteitsgegevens van de houder van de nummerplaat opvraagt bij de Kruispuntbank Voertuigen.

Dit heeft echter – helaas – niet tot gevolg dat u nu elke flitsboete in de vuilbak kunt gooien.

Een identificatie zonder voorafgaande machtiging maakt enkel onregelmatig verkregen bewijsmateriaal uit, waarop de Belgische “Antigoon”-regelgeving van toepassing is (artikel 32 V.T.Sv.).

Volgens deze regelgeving is onregelmatig verkregen bewijs nietig in drie gevallen:

1)      Schending van een op straffe van nietigheid voorgeschreven formaliteit;

2)      Aantasting van de betrouwbaarheid van het bewijs;

3)      Gebruik van het bewijs is in strijd met het recht op een eerlijk proces.

De eerste twee voorwaarden vinden geen toepassing in deze problematiek, zodat enkel voorwaarde 3 in het vizier komt.

Naar ons oordeel zijn boetes welke zijn uitgeschreven na een opvraging bij de Kruispuntbank Voertuigen zonder machtiging in strijd met het recht op een eerlijk proces.

Zo heeft het Hof van Cassatie in haar arrest dd. 23 maart 2004[1] enkele criteria opgenoemd, waarmee de rechter rekening kan houden bij het beoordelen van de derde voorwaarde.

Één van deze criteria is het opzettelijk karakter van de begane onregelmatigheid.

Daar volgens het algemeen rechtsbeginsel “nemo censetur ignorate legem” iedereen wordt geacht de wet te kennen – en dus zeker de politiediensten – zijn wij van oordeel dat de politiediensten de onregelmatigheid opzettelijk hebben begaan.

Zij behoorden immers te weten over welke bevoegdheden zij beschikken tijdens het uitvoeren van hun wettelijke opdracht om overtredingen op verkeersreglementen op te sporen en vast te stellen.

Echter, gelet op de eindeloze straffeloosheid die zulke redenering tot gevolg heeft, zullen de rechtbanken niet snel geneigd zijn deze piste te volgen.

Denk dus maar niet dat u niet langer rekening hoeft te houden met de opgelegde snelheidsbeperkingen. Dit zou u wel eens heel duur komen te staan.

(Let trouwens op: sinds 01.01.2017 is 70 km/u de norm op de Vlaamse gewestwegen. U zult dus enkel nog 90 km/u mogen rijden, wanneer dit uitdrukkelijk staat aangegeven.)

Het behoeft geen twijfel dat er noodzaak was om dergelijke lacune in de wet spoedig op te vangen.

Zo werd onmiddellijk een Machtigingsaanvraag door de Directie van de politionele informatie en de ICT-middelen (DRI) van de Federale Politie ingediend om van de DIV elektronisch de gegevens te ontvangen die noodzakelijk zijn voor de geïntegreerde politie om haar taken van gerechtelijke en bestuurlijke politie uit te voeren bij het Sectoraal comité voor de Federale Overheid (Privacycommissie).

 De onwettelijke situatie uit de wereld geholpen met volgende beslissing

https://www.privacycommission.be/sites/privacycommission/files/documents/beraadslaging_FO_053_2016.pdf die letterlijk stelt in haar beschikkend gedeelte: machtigt

de mededeling van persoonsgegevens van de DIV aan de politiediensten met

eerbiediging en binnen de beperkingen van de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen”

 

Sinds 15.12.2016 geen twijfels dus: U moet Uw boete betalen !

Voor dossiers of PV’s die dateren van voor 15/12: contacteer onze specialisten  !!

[1]Cass. 23 maart 2004, Arr.Cass. 2004, 518.

——————————————————————————————————————————————————

Et maintenant, on fait quoi avec ces amendes pour excès de vitesse ?

« Un arrêt de la Cour de cassation déclare les amendes pour excès de vitesse illégales », « La cassation rend les amendes pour excès de vitesse, de facto, illégales », « Les amendes pour excès de vitesse sont invalides si la police n’a pas arrêté le conducteur ».

 Ces titres de journaux ne vous auront certainement pas échappé.

Depuis l’arrêt de la Cour de cassation du 13 décembre 2016, il semble que tout le système des amendes en Belgique soit bouleversé.

Mais est-ce bien le cas ? Toutes les amendes sont-elles illégales ? Pouvez-vous refuser de payer vos amendes pour excès de vitesse ?

 Pas nécessairement.

 La Cour de cassation ne fait, dans ses arrêts, que contrôler si le juge a fait une correcte application de la loi. Elle ne prend aucune décision sur des faits spécifiques ou sur les circonstances d’une affaire déterminée.

Dans le jugement en question, sur lequel la Cour de cassation s’est prononcée dans son arrêt du 13 décembre, le tribunal correctionnel de Bruxelles avait décidé que la police ne devait pas bénéficier d’une autorisation pour effectuer une recherche dans la Banque-Carrefour des véhicules.

 Il découle toutefois de l’article 18, §1er de la loi sur la Banque-Carrefour des véhicules que quiconque souhaite accéder aux données de la Banque-Carrefour doit obtenir une autorisation du Comité sectoriel pour l’Autorité Fédérale de la Commission de la protection de la vie privée.

Le tribunal avait dès lors appliqué la loi de façon erronée et pour cette raison, la Cour de cassation a – à juste titre – cassé sa décision.

 La mission légale de la police de rechercher et constater les infractions au code de la route ne la libère pas de l’obligation de demander une autorisation au Comité sectoriel de la Commission de la vie privée lorsqu’elle souhaite obtenir les données personnelles d’un titulaire du numéro de plaque auprès de la Banque-Carrefour des véhicules.

 Cela n’a toutefois – hélas ! – pas pour conséquence que vous puissiez jeter toutes vos amendes pour excès de vitesse à la poubelle.

Le fait que l’identification ait été effectuée sans autorisation préalable signifie simplement que la façon dont la preuve a été obtenue est illégale. Or la législation « Antigone » est précisément applicable aux preuves obten
ues illégalement (Article 32 du Titre préliminaire du Code d’instruction criminelle).

 Il découle de ce régime que la preuve obtenue illégalement est nulle dans trois hypothèses :

  1. La violation d’une formalité prescrite à peine de nullité ;
  2. L’atteinte à la fiabilité de la preuve ;
  3. L’utilisation de la preuve contraire au droit à un procès équitable.

 Les deux premières hypothèses ne sont à l’évidence pas pertinentes dans la problématique qui nous occupe, de sorte que seule la 3e hypothèse va nous retenir plus longtemps.

 Il nous semble qu’une amende délivrée après consultation sans autorisation de la Banque-Carrefour des véhicules soit précisément contraire au droit à un procès équitable.

La Cour de cassation a, dans son arrêt du 23 mars 2004[1], énuméré un certain nombre de critères dont le juge peut tenir compte dans l’appréciation du caractère contraire au droit à un procès équitable.

 L’un de ces critères est le caractère délibéré de l’irrégularité commise.

Le principe général de droit « nemo censetur ignorare legem » veut que chacun soit supposé connaître la loi. Cela vaut bien sûr également pour les services de police. Il en découle selon nous que l’irrégularité doit être considérée comme ayant été commise délibérément.

Il appartenait en effet aux services de police de savoir sur quel fondement ils agissaient dans le cadre de l’exécution de leur mission légale consistant à rechercher et constater les infractions au code de la route.

 Compte tenu cependant de l’impunité définitive qui découlerait d’un tel raisonnement, il est peu probable que les tribunaux s’engagent dans cette voie.

 Ne pensez donc pas qu’il ne vous faut plus tenir compte des limitations de vitesse. Cela finirait vite par vous coûter très cher.

 (Pour rappel, depuis le 1er janvier, la vitesse de 70km/h est la norme en Région flamande. Vous ne pouvez plus rouler à une vitesse de 90km/h que si cela est expressément indiqué).

 Il ne fait aucun doute qu’il était urgent de combler une telle lacune juridique.

 Une demande d’autorisation de la Direction de l’information policière et des moyens ICT (DRI) de la Police Fédérale de communication électronique de données de la DIV nécessaires à la police intégrée afin d’exercer ses missions de police judiciaire et administrative fut donc rapidement introduite auprès du Comité sectoriel de l’Autorité Fédérale (Commission de la vie privée).

 Cette situation illicite fut éliminée par la décision suivante https://www.privacycommission.be/sites/privacycommission/files/documents/d%C3%A9lib%C3%A9ration_AF_053_2016.pdf dans le dispositif de laquelle on trouve ceci : « autorise la communication des données à caractère personnel de la DIV vers les services de police dans le respect et les limites des dispositions légales et réglementaires qui s’appliquent ».

 Depuis le 15 décembre 2016 plus de doute donc : vous devez payer vos amendes !

 Pour vos procès-verbaux qui dateraient d’avant le 15 décembre : contactez nos spécialistes par email !!

Traduction par Alexis PAQUOT.

[1] Cass., 23 mars 2004, Arr. Cass., 2004, p. 518.

De politiediensten maken veelvuldig gebruik van zowel mobiele als vaste camera’s met het oog op automatische nummerplaatherkenning, de zgn. ANPR-camera’s. Verscheidene politiezones hebben een netwerk van nummerplaatlezer- en bewakingscamera’s uitgebouwd. Ze wenden de gegevens van deze voertuigen aan voor opsporings- en onderzoeksdoeleinden en voor o.m. niet-verzekerde, gestolen, niet-ingeschreven voertuigen etc. op te sporen.[1]

Het Hof van Cassatie sprak zich op 4 maart 2014 uit over de toelaatbaarheid van deze camera’s als bewijs in strafzaken. In deze zaak had de verdediging aangevoerd dat de cameraregistratie van de nummerplaat d.m.v. een ANPR-camera moest worden geweerd als bewijs omdat er geen pictogrammen waren die wezen op de aanwezigheid van camerabewaking, hetgeen volgens de wet nochtans vereist is.[2]

Het bestreden arrest van het Hof van Beroep te Gent had de camerabeelden evenwel niet geweerd aangezien de onregelmatigheid van het bewijs, door de afwezigheid van de pictogrammen, een zuiver formeel karakter heeft, zonder enige invloed op het recht op een eerlijk proces. Bovendien overstijgt de ernst van het misdrijf, nl. drugshandel, de onregelmatigheid.

Het Hof van Cassatie volgt in haar arrest het Hof van Beroep te Gent en stelt dat het gebruik van ANPR-camera’s niet in strijd is met het recht op een eerlijk proces en derhalve aanvaardbaar is. Het Hof van Cassatie relativeert bijgevolg het wettelijk voorschrift dat er steeds een pictogram aanwezig moet zijn.[3]

Naast deze soepele interpretatie van het Hof van Cassatie, heeft de wetswijziging van 4 april 2014 ook een duidelijke wettelijke basis gegeven aan mobiele ANPR-camera’s. Voordien waren mobiele camera’s alleen toegelaten voor niet-permanente opdrachten met een korte uitvoeringstermijn en in het kader van volkstoelopen. Hierdoor bleek het plaatsen van camera’s op politiewagens soms problematisch. Met de wetswijziging van 4 april 2014 geldt deze beperking niet meer. Voortaan geldt enkel nog als voorwaarde dat de Privacycommissie op voorhand op de hoogte wordt gebracht van het gebruik van de ANPR-camera’s. [4]

Heeft u verdere vragen omtrent het gebruik en de bewijswaarde van ANPR-camera’s, aarzel dan geenszins om ons te contacteren.

Door : Christian Clement – Matthias Boeckstijns – Laura Noens

[1] F. Schuermans, De toelaatbaarheid van het gebruik van vaste en/of mobiele ANPR-camera’s als bewijsmiddel in strafzaken, T.Strafr. 2015, afl. 1, 21-23

[2] Art. 8  Wet 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s, BS 31 mei 2007.

[3] F. Schuermans, De toelaatbaarheid van het gebruik van vaste en/of mobiele ANPR-camera’s als bewijsmiddel in strafzaken, T.Strafr. 2015, afl. 1, 21-23

[4] X., ANPR (Automatic Number Plate Recognition) in camerawet, Juristenkrant 2014, afl. 290, 2

OPLAADPUNTEN VOOR ELEKTRISCHE VOERTUIGEN.

update:

nieuwe verplichtingen sinds 11 maart 2021 https://www.vlaanderen.be/verplichtingen-voor-laadpunten-bij-parkings

Bij Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Energiebesluiten van 19 november 2010, wat betreft de activiteiten en openbare dienstverplichtingen van de distributienetbeheerders ter stimulering van de infrastructuur voor elektrische voertuigen van 25 maart 2016 heeft de Vlaamse Regering voorzien in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen.

In dit Besluit van de Vlaamse Regering wordt specifiek de uitrol van infrastructuur voor elektrische oplaadpunten besproken .

Het Besluit van de Vlaamse Regering van 25 maart 2016 voegt een aantal definities in in het Besluit van 19 november 2010.

Er wordt een artikel 1.1.1, § 2 een nieuw punt 25/1° ingevoegd :

“Elektrisch voertuig : een motorvoertuig, uitgerust met een aandrijving die bestaat uit ten minste één niet-perfifere elektromotor als energieomzetter met elektrisch oplaadbaar energieopslagsysteem, dat extern kan worden opgeladen.”

In artikel 1.1.1, § 2, punt 62/1° wordt een definitie gegeven voor oplaadpunt :

“Oplaadpunt voor een elektrisch voertuig : een aansluiting, waarmee telkens één elektrisch voertuig kan worden opgeladen of waarmee de batterij van telkens één elektrisch voertuig kan worden vervangen.”

In artikel 1.1.1, § 2, punt 77/1° wordt een oplaadpunt voor hoog vermogen beschreven :

“Oplaadpunt voor hoog vermogen : een oplaadpunt met een vermogen boven 22 kW waarmee elektriciteit kan worden overgebracht op een elektrisch voertuig; oplaadpunten voor hoog vermogen met wisselstroom (AC) voor elektrische voertuigen dienen vanwege de interoperabiliteit ten minste te zijn uitgerust met connectoren van het type 2, zoals nader omschreven in norm EN62196-2; oplaadpunten voor hoog vermogen met gelijkstroom (DC) voor elektrische voertuigen dienen vanwege de interoperabiliteit ten minsten zijn uitgerust met connectoren van het gecombineerde AC/DC laadsysteem van het type “Combo 2” zoals nader omschreven in norm EN62196-3.”

Tevens wordt er nog een artikel 1.1.1, § 2, punt 77/2° ingevoegd :

“Oplaadpunt voor normaal vermogen : een oplaadpunt met een vermogen van hoogstens 22kW, waarmee elektriciteit kan worden overgebracht op een elektrisch voertuig, met uitzondering van voorzieningen met een vermogen van hoogstens 3,7 kW, die in particuliere huishoudens zijn geïnstalleerd of waarvan de voornaamste doelstelling er niet in bestaat elektrische voertuigen op te laden, die niet publiek toegankelijk zijn en die uitgerust zijn met contactdozen of voertuigconnectoren van het type 2, zoals nader omschreven in norm EN62196-2.”

Tenslotte wordt er nog een artikel 1.1.1., § 2, punt 84/1° ingevoegd :

“Publiek toegankelijk oplaadpunt voor een elektrisch voertuig : een oplaadpunt voor een elektrische voertuig dat op niet-discriminerende basis gedurende elke dag van de week en vierentwintig uur per dag toegang verleent aan gebruikers in de hele Europese Unie. Publiektoegankelijke oplaadpunten kunnen oplaadpunten zijn in particulier bezet; of voorzieningen die voor het publiek toegankelijk zijn via registratiekaarten of tegen betaling; of oplaadpunten van autodeelconcepten, waartoe derden toegang krijgen via een abonnement; of oplaadpunten op openbare parkeerterreinen. De toegang op niet-discriminerende basis kan verschillende vormen van authenticatie, gebruik en betaling inhouden. Alle publiek toegankelijke oplaadpunten moeten gebruikers van elektrische voertuigen ook een ad-hoc oplaadmogelijkheid bieden zonder dat een contract moet worden gesloten met de betrokken elektriciteitsleverancier of exploitant.”

Wat wordt er verder allemaal nog geregeld in dit nieuw besluit, behalve deze definities?

De Vlaamse Overheid gaat in op de vraag van Europa om infrastructuur uit te rollen voor het opladen van elektrische voertuigen.

Speciale rol voor de uitrol van dit infrastructuurnetwerk wordt gelegd bij de elektriciteitsdistributienetbeheerders.

Deze dienen conform artikel 4 van het nieuwe besluit (geïmplementeerd in artikel 6.4.2 van het Energiebesluit) jaarlijks in het geografisch gebied waarvoor zij zijn aangewezen, een aanbesteding te organiseren voor de installatie, het
onderhoud en de commerciële exploitatie van publiek toegankelijke oplaadpunten voor elektrische voertuigen voor normaal of hoog vermogen.

Voorafgaand aan de aanbesteding voor de installatie van de oplaadpunten stelt de elektriciteitsdistributienetbeheerder in overleg met de gemeente waar het oplaadpunt zal worden geïnstalleerd, een lokaal situeringsplan voor oplaadpunten van elektrische voertuigen op.

Het situeringsplan houdt rekening met het lokale parkeerbeleid, de aanwezigheid van sites die veel bezoekers aantrekken, knooppunten van openbaar vervoer en de beschikbaarheid en onthaalcapaciteit van het elektriciteitsnetwerk.

Een gemeente kan ervoor kiezen om zelf een aanbesteding uit te schrijven en laat dit in voorkomend geval weten aan de elektriciteitsdistributienetbeheerder.

De gemeenten kunnen hiermee tijdig invulling geven aan het lokaal situeringsplan.

Het aantal oplaadpunten dat geïnstalleerd wordt, wordt in mindering gebracht van de doelstellingen in het desbetreffende netgebied.

Elke elektriciteitsdistributienetbeheerder organiseert in het netgebied dat hij beheert een aanbesteding zodat tot en met 31 december 2020 in de installatie, het onderhoud en de commerciële exploitatie wordt voorzien van publiek toegankelijke oplaadpunten voor een elektrisch voertuig voor normaal vermogen.

De elektriciteitsdistributienetbeheerder dient dit te doen telkens als daarvoor een aanvraag bij de elektriciteitsdistributienetbeheerder wordt ingediend door een particulier, op voorwaarde dat volgende voorwaarden samen vervuld zijn :

1° de particulier in kwestie kan aantonen dat jij in het bezit is of zal zijn of gebruikmaakt voor een batterij elektrisch voertuig;

2° de particulier kan aantonen dat hij dit voertuig niet kan opladen aan een oplaadpunt voor elektrische voertuigen dat bevestigd is in of aan zijn eigen woning;

3° er geen oplaadpunt voor een elektrisch voertuig op publiek of privaat domein beschikbaar of gepland op een afstand van 500 meter van zijn eigen woning.”

Deze voorwaarden dienen cumulatief vervuld te zijn.

Het oplaadpunt dient vervolgens binnen een redelijke termijn geïnstalleerd te worden.

In voorkomend geval kan de afstand van 500 meter tot de eigen woning in overleg met de elektriciteitsdistributienetbeheerder en de Gemeente verminderd worden tot 250 meter.

De Gemeente kan er ook zelf voor kiezen om een aanbesteding uit te schrijven en laat dit in voorkomend geval weten aan de elektriciteitsnetwerkbeheerder.

Belangrijke principes bij het uitrollen van deze infrastructuur zijn “interoperabiliteit” (zie hoger in de definities van de oplaadpunten) en dat bij de uitbating marktconforme prijzen worden gerespecteerd.

De minister kan nadere regels bepalen.

Bij de aanbesteding wordt een maximale exploitatietermijn van 10 jaar gehanteerd.

Conform het nieuw ingevoerde artikel 6.4.5 in het Energiebesluit organiseert de elektriciteitsdistributienetbeheerder een aanbesteding indien de vermelde aanbestedingen niet kunnen worden gegund.

De aanbesteding zal pas doorgang vinden en gegund worden indien de kosten de opbrengsten voor de distributienetbeheerder niet overtreffen.

Indien geen gunning mogelijk is, vervallen de verplichtingen voor één jaar voor de elektriciteitsnetwerkbeheerder.

Het nieuw besluit voorziet in een rapportage op kwartaalbasis aan de bevoegde minister die jaarlijks evalueert of de uitrol van de oplaadpunten afdoende geschiedt.

Besluit :</ strong>

De Vlaamse Regering maakt werk de uitrol van infrastructuur voor elektrische oplaadpunten en stimuleert dus het gebruik van elektrische voertuigen, hetgeen kan worden toegejuicht.

Een speciale rol wordt gelegd bij de distributienetbeheerders en de gemeentes die hier vroeger op willen inspelen hebben een initiatiefmogelijkheid.

Voor meer informatie hieromtrent kan U steeds terecht bij onze afdeling ondernemingsrecht, vragen naar Joost PEETERS.

Medialinks:

http://www.studio-legale.be/oplaadpunten-voor-elektrische-voertuigen/?lang=nl

Een vonnis van de Politierechter te Halle benadrukt nogmaals het belang van een goed ingevuld Europees aanrijdingsformulier.

Hoewel het bij een ongeval niet evident is om het hoofd koel te houden en er discussie kan ontstaan met de tegenpartij is het toch van groot belang om de kalmte te bewaren en het aanrijdingsformulier in te vullen op een manier die later rechtsgeldig kan worden aangewend in de Rechtbank.

De Rechter gaat immers enkel rekening houden met de ingevulde gegevens op het aanrijdingsformulier ingevuld ‘in tempore non suspecto” zoals men dat zo mooi zegt in advocatenjargon.

Latere schetsen en verklaringen zullen buiten beschouwing worden gelaten indien deze niet overeenkomen met het initieel tegensprekelijk ingevulde aanrijdingsformulier.

De Rechtbank formuleert het zelf als volgt :

 “ Het uitgangspunt met het oog op de beoordeling van de aansprakelijkheid van onderhavig ongeval in deze moet het Europees aanrijdingsformulier zijn.

 Ten behoeve van partijen wil de rechtbank bij deze – nogmaals – het belang en de draagwijdte van een Europees aanrijdingsformulier onderstrepen, al was het maar om in toekomst verder onheil te voorkomen.

 De ongevalsaangifte is er toe bestemd de vaststellingen van de politie of de rijkswacht te vervangen en om aan de betrokken verzekeraars de feitelijke elementen ter kennis te brengen die hen moeten toelaten de  aansprakelijkheden te beoordelen (Bestendig Handboek Verkeer nr 2323; Brussel, 17 oktober 2002, R.G.A.R. 2004, 13855).

 Het aanrijdingsformulier dient ertoe de identiteit van de bestuurders en de feiten en omstandigheden van een ongeval vast te stellen. Op basis van deze elementen zullen dan de respectievelijke verantwoordelijkheden beoordeeld worden door de verzekeraars, advocaten en rechters (GLORIEUX F. het aanrijdingsformulier, beknopt overzicht van rechtspraak 1987-1997 in T.A.V.W. 1997, 108).

 Het aanrijdingsformulier wordt geacht de eerste en onmiddellijke versie van de betrokken bestuurders weer te geven, zonder raad noch beraad en met mate daarvan afwijkende versies kan, behoudens in uitzonderlijke gevallen, geen rekening gehouden worden (Pol. Antwerpen , 19.10.2001, T.A.V.W. 2002, pag. 40).

 Het aanrijdingsformulier is bindend voor de partijen voor wat betreft het gebeuren van het ongeval en de feitelijke omstandigheden ervan (Rb. Turnhout, 14.01.2000, Verkeersrecht 200/80). De ondertekening van een gemeenschappelijke ongevalsaangifte houdt de aanvaarding in van de daarop vermelde gegevens (Pol. Brussel, 01 december 2000, Verkeersrecht 2001/39).

 Daarom dan ook is het van belang dat de betrokkenen zo mogelijk ter plaatse een schets, of bij betwisting meerdere schetsen opstellen, en dat zij hun eerste en onmiddellijke visie op het gebeurde neerschrijven zonder dat zij zich hebben laten adviseren door derden.”

 (Niet gepubliceerd vonnis van de Politierechtbank te Halle dd. 16/10/2014)

Er doen zich dagelijks schadeverwekkende feiten voor. De meeste mensen worden hier vroeg of laat mee geconfronteerd : een auto-ongeval, gevallen over een obstakel in de plaatselijke supermarkt, slachtoffer van slagen en verwonden,…

Indien men slachtoffer wordt van een onrechtmatige daad of een schadeverwekkend feit heeft men in principe recht op herstel van deze schade.

Alvorens de evaluatie en het herstel van de schade aan te pakken, dient de in aanmerking te nemen schade nader te worden omschreven. De schade is het resultaat van het verschil tussen twee situaties: de toestand waarin het slachtoffer zich bevindt ingevolge de onrechtmatige daad en deze waarin het slachtoffer zich zou bevonden hebben indien de onrechtmatige daad niet was gepleegd.

Deze schade doet zich voor als een verlies (materieel of moreel), een krenking van belangen of een aantasting van waarden. In eerste instantie dient een herstel in natura van de schade te worden nagestreefd teneinde het slachtoffer in een toestand terug te plaatsen die zo dicht mogelijk aansluit bij deze waarin men zich zou hebben bevonden zonder de onrechtmatige daad. Slechts indien dit niet mogelijk is kan de schade het voorwerp uitmaken van een “financiële compensatie”.

Voorafgaandelijk dient te worden benadrukt dat alleen de reële schade moet worden vergoed: “alle schade maar niets meer dan de schade”, hetgeen de noodzaak bevestigt om de schade in concreto te begroten teneinde het integraal herstel ervan te verzekeren. [1]

De Indicatieve tabel is een veelgebruikt instrument om de geleden schade aan zaken en personen pecuniair te begroten. Zoals zijn naam het aangeeft is de Indicatieve tabel slechts een indicatie, een richtlijn waarop kan worden teruggevallen wanneer de omvang van de schade niet concreet of exact kan worden begroot. Het is geen wet, noch een dwingend voorschrift. [2]

Er kan met andere woorden in bijzondere gevallen worden afgeweken van de indicatieve cijfers die voorop worden gesteld. Kan er met concrete stukken worden aangetoond dat u meer schade heeft geleden dan de cijfers uit de Indicatieve Tabel, dan zullen wij uiteraard herstel van de concrete schade nastreven.

Slachtoffers van bijvoorbeeld verkeersongevallen of slagen en verwondingen, die een vergoeding wensen te bekomen voor hun lichamelijke schade, dienen deze schade te laten vaststellen en begroten. De vaststelling en begroting van de schade gebeurt in principe door een gerechtsdeskundige, een medisch expert. De pecuniaire begroting van deze schade wordt nadien bepaald op basis van het deskundigenverslag. De Rechtbanken hanteren de Indicatieve Tabel dagelijks voor de begroting van lichamelijke schade.

Met een oog op een betere voorstelling van de medische evaluatie en vergoeding van lichamelijke schade, werd ervoor gekozen om een deskundigenonderzoek voor te stellen aan de medische experten. Zodoende de tabel van lichamelijke letsels te verfijnen en het mogelijk maken om meer billijke vergoedingen te vragen. De deskundige krijgt de centrale rol bij de begroting van lichamelijke schade.

Enkel de feitenrechter zal uiteindelijk beslissen welke schade er vergoed zal moeten worden, vaak met behulp van de indicatieve tabel van forfaitaire schadevergoedingen. [3]

Hieronder treft u enkel voorbeelden van bedragen die de Indicatieve Tabel toekent[4] :

1. De eerste tabel betreft de morele schadevergoeding die men krijgt bij het overlijden van een familielid:

 1

2. Een andere en frequenter gehanteerde tabel is deze die de bedragen bepaalt die worden toegekend voor de gebruiksderving van voertuigen:

2

Vraag naar onze specialisten voor bijstand bij uw schadebegroting, zij helpen u graag verder!

[1] VANSWEEFELT, T. en WEYTS, B., De indicatieve Tabel 2012: van (te) normerend naar betwist?, RW 2014-15, nr. 7, 18 oktober 2014.

[2] Overname uit Desmecht, J.-L., Papart, Th. en Peeters, W. (eds.), Indicatieve tabel 2012, Brugge, die Keure, 2012 voor Ad Rem

[3] VANSWEEFELT, T. en WEYTS, B., De indicatieve Tabel 2012: van (te) normerend naar betwist?, RW 2014-15, nr. 7, 18 oktober 2014.

[4] http://www.ordeexpress.be/UserFiles/ArtikelDocumenten/Indicatieve_tabel_2012.pdf

VEROUDERDE BORDEN IN DE BEBOUWDE KOM

Vanaf 1 juni 2015, moeten alle oude verkeersborden ‘bebouwde kom’ weg. De overgangsperiode loopt dan definitief af. Hierdoor verliezen ze elke juridische waarde en mogen de chauffeurs in theorie de snelheidslimiet voor de bebouwde kom negeren. Artikel 85.2 van het Koninklijk Besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg stelt: “De hierna weergegeven verkeersborden mogen behouden worden tot 1 juni 2015.

bebouwde kom
Begin van een bebouwde kom.

einde
Einde van een bebouwde kom.”(1)

De rechthoekige borden met gemeente opschrift en zwarte rand mogen dus behouden blijven tot 1 juni 2015. Daarna zijn enkel nog de borden toegelaten die het ‘stadssilhouet’ vertonen. Gemeenten dienen nog een enorme hoeveelheid borden te vervangen in het komende jaar (2). Artikel 71.2 van het Koninklijk Besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg stelt: “Dit verkeersbord wordt rechts geplaatst op elke toegang tot een bebouwde kom. 

begin
Begin van een bebouwde kom.

einde 2
Einde van een bebouwde kom.” (3)

De borden waarop een silhouet van een bebouwde kom is aangeduid, zijn al sinds 1 januari 2004 van kracht. Er werd voorzien in een overgangsperiode van tien jaar, dat is de gemiddelde levensduur van een verkeersbord.

Federaal Parlementslid Bert Wollants vroeg aan Minister Jacqueline Galant of ze deze overgangsperiode niet konden verlengen. Aangezien ze noch van de gewesten, noch van de Vereniging van Steden en Gemeenten signalen heeft ontvangen om de overgangsperiode te verlengen, is er geen reden om af te stappen van de deadline van 1 juni 2015. Ook zal het vasthouden aan die datum zorgen voor een grotere uniformiteit in de aanduiding van de bebouwde kom wat zorgt voor een betere verkeersveiligheid.(4)

Voor de goede orde: wij raden aan om toch de snelheidsbeperkingen te respecteren!

Indien U toch zou geflitst worden na 1 juni 2015 en U kan aannemelijk maken dat de flits geschiedde in een zone met een “oud bord” kan de inbreuk mogelijkerwijs succesvol betwist worden.

Raadpleeg in dat geval onze specialisten!

(1) Artikel 85.2 Koninklijk Besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg
(2) Snelheidslimiet ongeldig bij oude verkeersborden, Standaard, 27 oktober 2014.
(3) Artikel 71.2 Koninklijk Besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg
(4) B. WOLLANTS en J. GALANT, Overgangsbepalingen vastgelegd in artikel 85 van de Wegcode (schriftelijke vraag en antwoord nr : 004 – zittingsperiode : 54), 25 juli 2014.

Vanaf 1 januari 2015 wordt er een strengere alcohollimiet ingevoerd voor professionele chauffeurs.

De maximale promillage voor vrachtwagenchauffeurs en buschauffeurs (rijbewijs C en D) bedraagt dan 0.2 pro mille.

Dit geldt ook voor diegenen die beroepsmatig personen vervoeren (met dezelfde medische criteria als vrachtwagenchauffeurs en buschauffeurs, o.a. taxichauffeurs, chauffeurs van minibusjes, leerlingenvervoer,…). Ook rij-instructeurs die rijles geven moeten zich aan strengere alcoholregels houden.

Hier kan al een sanctie worden opgelegd vanaf 0.09 mg per liter uitgeademde lucht.

Informeer onze specialisten verkeersrecht indien U wil weten of de nieuwe wet op U van toepassing is en/of op Uw personeel!

Onze buurlanden doen het ons al jaren voor: Ritsen. De regel die ervoor zorgt dat het verkeer vlotter verloopt en ongevallen door misverstanden vermijdt. Vanaf 1 maart 2014 is deze gedragsregel ook in België van toepassing.

 

Voor – en nadelen

Ritsen brengt veel voordelen met zich mee. Het grootste voordeel is dat het filevorming sterk vermindert. Op de tweede plaats zorgt ritsen voor een veiligere verkeerssituatie. De reden hiervoor is dat het verschil in snelheid tussen de twee rijstroken lager of zelfs onbestaande is omdat beide rijstroken volledig gevuld zijn. Hier komt nog eens bij dat de chauffeurs minder de neiging zullen hebben om van rijstrook te veranderen waardoor er minder kans op botsingen is. Het laatste voordeel is dat er minder frustraties in het verkeer zullen zijn. Beide rijstroken gaan immers even traag vooruit waardoor iedereen op dezelfde manier benadeeld wordt.

 

Het grote nadeel aan het verplicht ritsen is dat de Belg een mentaliteitsverandering zal moeten ondergaan. Als je hiervoor de file voorbijreed om pas op het einde in te voegen dan kon je een collectieve woede van veel wachtende chauffeurs verwachten. Veel bestuurders blokkeerden zelfs de weg zodat je niet kon invoegen. Nu wordt verteld dat die ‘voorkruipers’ het altijd al bij het rechte einde hadden. Het zal niet gemakkelijk worden om deze ingeburgerde verontwaardiging uit de Belg te krijgen.[1]

 

In welke situaties moet je ritsen?

Als het verkeer vlot verloopt dan zijn de regels van ritsen niet van toepassing. De chauffeur moet de gewone regels eerbiedigen en is gebonden door de verkeersborden. Ritsen is pas verplicht als het verkeer sterk vertraagt door een smallere weg en/of als er beschikbare rijstroken zullen wegvallen.[2]

 

Ritsen in de praktijk

De wet geeft in artikel 12bis van de Wegcode aan dat de bestuurder tot vlak voor (± 300 meter) de versmalling op zijn rijstrook moet blijven rijden om vervolgens in te voegen op de aangrenzende rijstrook die wel verder loopt.[3] De bestuurders die rijden op de vrije rijstrook moeten dan vlak voor de versmalling beurtelings voorrang verlenen aan één invoegende bestuurder. In de situatie dat zowel de linker als de rechter rijstrook wegvallen, moet eerst voorrang verleend worden aan één bestuurder op de rechterrijstrook en daarna aan één bestuurder op de linkerrijstrook.[4]

 

Enkele aandachtspunten

Hieronder vindt u enkele tips zodat u vlot en veilig kan ritsen:

– Blijf op de eigen rijstrook rijden en benut de wegcapaciteit maximaal;

– De auto’s op de blijvende rijstrook moeten voorrang geven aan de auto’s die invoegen;

– Rijd op gelijke hoogte met de auto naast u die op de blijvende rijstrook rijdt;

– Hou steeds voldoende afstand;

– Sluit vlot aan bij de auto voor u zodat u ingevoegd bent;

– Tijdens het ritsen moet u de verkeersregels blijven respecteren zoals het gebruik van de richtingaanwijzer.[5]

 

Wat als je niet ritst?

Wat gebeurt er als je niet ritst op een moment dat het verplicht is? Je begaat dan een verkeersinbreuk van de eerste graad. Niet ritsen leidt dus tot een boete van 55 euro die onmiddellijk geïnd zal worden.[6]

 

Wat als je geen voorrang verleent?

De bestuurder die opzettelijk de doorgang blokkeert door van rijstrook te veranderen moet er rekening mee houden dat:

– Hij een manoeuvre uitvoert en dus bijgevolg voorrang moet verlenen aan bestuurders die de file voorbijrijden om verderop te ritsen;[7]

– Hij zich eventueel schuldig maakt aan strafbare feiten zoals het opzettelijk belemmeren van het verkeer en/of aan een daad van verkeersagressie.[8]

 

UPDATE:

https://www.elfri.be/artikel/begin-van-bewijs

[1] X., Ritsen doe je zo, www.wegenenverkeer.be/ritsendoejezo (geconsulteerd 6 mei 2014).

[2] Art. 7 koninklijk besluit 29 januari 2014 tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto’s, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg en van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, BS 13 februari 2014.

[3] Art. 12bis koninklijk besluit 1 september 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik op de openbare weg, BS 9 december 1975.

[4] X., Ritsen doe je zo, www.wegenenverkeer.be/ritsendoejezo (geconsulteerd 6 mei 2014).

[5] Redactie, U ritst toch ook? Tips om het nooit meer fout te doen, http://www.hln.be/hln/nl/957/Binnenland/article/detail/1802963/2014/03/01/U-ritst-toch-ook-Tips-om-het-nooit-meer-fout-te-doen.dhtml (geconsulteerd 6 mei 2014).

[6] Koninklijk besluit 30 september 2005 tot aanwijzing van de overtredingen per graad van de algemene reglementen genomen ter uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, BS 9 november 2005.

[7] X., Ritsen = vlot en hoffelijk, http://www.lokalepolitie.be/5415/archief/1537-ritsen-vlot-en-hoffelijk.html (geconsulteerd 6 mei 2014).

[8] Art. 7 koninklijk besluit 1 september 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik op de openbare weg, BS 9 december 1975.

Hoofdwebsite Contact
afspraak maken upload






      GDPR proof area
      Upload uw documenten





      sleep uw documenten naar hier of kies bestand


      sleep uw briefwisseling naar hier of kies bestand











        Benelux (€... )EU (€... )Internationaal (prijs op aanvraag)

        Door de aanvraag in te dienen, verklaart u zich uitdrukkelijk akkoord met onze algemene voorwaarden en bevestigt u dat u onze privacyverklaring aandachtig heeft gelezen. Het verzenden van deze aanvraag geldt als een opdrachtbevestiging.
        error: Helaas, deze content is beschermd!