Categorie: Beslissingen GBA

Betreft       

Een koeriersbedrijf bezorgt een pakketje van haar bestemmeling bij de buren zonder toestemming. Mag dat zomaar?

Context      

Levering pakketje bij buren zonder toestemming

Rechtsgrond

Artikel 2.1. GDPR: “Deze verordening is van toepassing op de geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking, alsmede op de verwerking van persoonsgegevens die in een bestand zijn opgenomen of die bestemd zijn om daarin te worden opgenomen.”

Artikel 95, §1, 3° WOG: “De geschillenkamer beslist over de opvolging die het geeft aan het dossier en is bevoegd:

(…)

3° de klacht te seponeren;”

Feiten en beoordeling

De bestemmeling van een pakketje diende op 7 november 2022 een klacht in bij de GBA tegen de koeriersdienst die het pakketje bij de buren leverde zonder toestemming hiertoe. De buren bezorgde het pakketje aan de bestemmeling.

De bestemmeling baseert de klacht op dat de buren, door de bezorging van het pakketje aan hun adres, kennis hebben kunnen nemen van zijn persoonsgegevens, nl. naam en adres.

De Geschillenkamer beslist over te gaan tot technisch sepot.

De feiten vallen naar oordeel van de Geschillenkamer niet onder het materieel toepassingsgebied van de GDPR zoals vervat in artikel 2.1.

Overwegingen 6 en 7 van de GDPR verduidelijken het kader waaromtrent de invoering van de GDPR noodzakelijk werd geacht:

“(6) Door snelle technologische ontwikkelingen en globalisering zijn nieuwe uitdagingen voor de bescherming van persoonsgegevens ontstaan. De mate waarin persoonsgegevens worden verzameld en gedeeld, is significant gestegen. Dankzij de technologie kunnen bedrijven en overheid bij het uitvoeren van hun activiteiten meer dan ooit tevoren gebruikmaken van persoonsgegevens. Natuurlijke personen maken hun persoonsgegevens steeds vaker wereldwijd bekend. Technologie heeft zowel de economie als het maatschappelijk leven ingrijpend veranderd en moet het vrije verkeer van persoonsgegevens binnen de Unie en de doorgifte aan derde landen en internationale organisaties verder vergemakkelijken en daarbij een hoge mate van bescherming van persoonsgegevens garanderen.

 

 

(7) Die ontwikkelingen vereisen een krachtig en coherenter kader voor gegevensbescherming in de Unie, dat wordt gesteund door strenge handhaving, omdat zulks van belang is voor het vertrouwen dat nodig is om de digitale economie zich in de hele interne markt te laten ontwikkelen. Natuurlijke personen dienen controle over hun eigen persoonsgegevens te hebben. Er dient meer rechtszekerheid en praktische zekerheid te worden geboden aan natuurlijke personen, marktdeelnemers en overheidsinstanties.”

Het toepassingsgebied van de GDPR kadert zich dus volgens de Geschillenkamer in het licht hiervan op de verwerking van gegevens in een digitale omgeving.

De levering van het postpakket aan de buren houdt dan ook geen geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking in, noch een verwerking van persoonsgegevens die in bestand zijn opgenomen of bestemd zijn om in een bestand te worden opgenomen.

Een behandeling van de klacht is dan ook niet mogelijk.

Uitspraak   

Op grond van Artikel 95, §1, 3° WOG wordt de klacht geseponeerd.

Onze mening        

Terecht wordt het loutere bezorgen van een postpakket aan buren die dit pakket aan de bestemmeling bezorgden niet geacht een verwerking van persoonsgegevens onder de GDPR uit te maken op zich.

Volgens ons is het wel niet zo evident om te stellen dat er sowieso in heel dit gebeuren geen persoonsgegevens verwerkt worden. Uiteraard verwerkt de koeriersdienst wel persoonsgegevens voor de levering en mogelijks ook deze van de buren bij de levering. Alleszins worden persoonsgegevens gebruikt van en bekendgemaakt aan de buren die mogelijk wel degelijk een verwerking uitmaken.

In casu, waarbij er geen melding is van een bijzonder gevoelig pakje en dat de buren dit onmiddellijk hebben rechtgezet, lijkt het ons een gepaste oplossing van de GBA om hier verder geen gevolg aan te geven. Er zijn echter wel situaties denkbaar waarin dit problematischer is. Bijvoorbeeld bij de levering van “gevoelige/niet-onschuldige” pakketjes (bv. medicatie, seksspeeltjes…).

De koeriersdiensten moeten (voorlopig) hiervoor dus geen GDPR-repercussies vrezen. Niettemin lijkt het ons aangewezen om steeds de leveringsvoorkeuren van klanten te respecteren en niet op eigen initiatief pakketjes bij de buren aan te bieden om verdere klachten te voorkomen.

Beslissing

Beslissing 181/2022

Betreft       

Er wordt een klacht ingesteld door een persoon zonder persoonlijk belang, die anoniem wenst te blijven, m.b.t. camerabewaking in een carwash. Volstaat een publiek belang om te doen blijken van een voldoende belang bij de GBA?

Context      

Anonieme klacht tegen het gebruik van bewakingscamera’s in een carwash

Rechtsgrond

Art. 6. Camerawet: “De beslissing tot het plaatsen van een of meer bewakingscamera’s in een voor het publiek toegankelijke besloten plaats wordt genomen door de verantwoordelijke voor de verwerking.

 

De verantwoordelijke voor de verwerking deelt de in § 1 bedoelde beslissing mee aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de korpschef van de politiezone waar die plaats zich bevindt. Hij doet dat uiterlijk de dag vóór die waarop de bewakingscamera of -camera’s in gebruik worden genomen.

(…)

 

De verantwoordelijke voor de verwerking plaatst bij de toegang tot de voor het publiek toegankelijke besloten plaats een pictogram dat aangeeft dat er camerabewaking plaatsvindt. Het model van dat pictogram en de erop te vermelden inlichtingen worden door de Koning bepaald, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

(…)”

Art. 9. Camerawet: “Uitsluitend de verantwoordelijke voor de verwerking inzake voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen of niet voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen of de persoon die onder zijn gezag handelt, heeft toegang tot de beelden.

 

De verantwoordelijke voor de verwerking of de persoon die onder zijn gezag handelt, neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen teneinde de toegang tot de beelden te beveiligen tegen toegang door onbevoegden.

 

De personen die toegang hebben tot de beelden, hebben een discretieplicht omtrent de persoonsgegevens die de beelden opleveren, met dien verstande dat de verantwoordelijke voor de verwerking inzake voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen of niet voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen of de persoon die onder zijn gezag handelt, de beelden : 1° kan overdragen aan de politiediensten of de gerechtelijke overheden indien hij feiten vaststelt die een misdrijf kunnen vormen en de beelden kunnen bijdragen tot het bewijzen van die feiten en het identificeren van de daders;2° moet overdragen aan de politiediensten indien zij hierom verzoeken in het kader van hun opdrachten van bestuurlijke of gerechtelijke politie en de beelden het vastgestelde misdrijf betreffen. Indien het een private plaats betreft, kan de verantwoordelijke voor de verwerking of de persoon die onder zijn gezag handelt, evenwel eisen dat er een gerechtelijk mandaat in het kader van een opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek wordt voorgelegd.”

Art. 17 Ger.W: “De rechtsvordering kan niet worden toegelaten, indien de eiser geen hoedanigheid en geen belang heeft om ze in te dienen.

(…)”

Art. 100 §1, 1°:

“De geschillenkamer heeft de bevoegdheid om:

         1° een klacht te seponeren;

         (…)”

Feiten

Een klant hekelt het feit dat er in een carwash gebruikt wordt gemaakt van bewakingscamera’s zonder vermelding dat de klanten worden gefilmd d.m.v. pictogrammen zoals de camerawetgeving voorschrijft. Er wordt ook met geen woord gerept over het gebruik van bewakingscamera’s in de privacyverklaring zoals gepubliceerd op de website van de carwash. Bovendien werden videobeelden en foto’s gebruikt op de facebookpagina van mevrouw Z door de carwash om haar ongelijk aan te tonen. De klant – die anoniem wenst te blijven – vermoedt eveneens dat het beeldmateriaal onbeperkt wordt bijgehouden.

Hoewel de geschillenkamer haar bevoegdheid bevestigt om kennis te nemen van klachten i.v.m. inbreuken op de Camerawet en inbreuken op de GDPR  nadat de Inspectiedienst terecht een aantal ernstige aanwijzingen i.v.m. inbreuken op de Camerawet en GDPR vaststelde, besluit de Geschillenkamer dat zij genoodzaakt is de klacht te seponeren omwille van een gebrek aan voldoende concreet belang.

Hoewel artikel 17 Ger. W., dat een vereiste van hoedanigheid en belang aan procespartijen oplegt, volgens de Geschillenkamer niet rechtstreeks van toepassing is op een procedure binnen de GBA, lijkt deze toch minstens naar analogie toepassing te vinden. In hoger beroep bij het Marktenhof zal dit hoe dan ook wel van toepassing zijn. De Geschillenkamer bevestigt dat een klager blijk moet geven van een voldoende belang.

De anonieme klager heeft uitdrukkelijk aangegeven dat hij niet over een persoonlijk belang beschikt en stoelt zich louter op het publiek belang voor de klacht. Gelet op het feit dat de klant niet aantoont of zelfs geen element aanvoert dat hem in verband brengt met de verwerking van persoonsgegevens door de carwash, toont hij geen afdoende belang, noch hoedanigheid aan.

Uitspraak   

Gelet op het gebrek aan belang en hoedanigheid in hoofde van de anonieme klager wordt besloten om voorliggende klacht te seponeren.

Onze mening        

Net zoals in ons burgerlijke procesrecht oordeelt de Geschillenkamer dat de klager dient te beschikken over enerzijds een voldoende persoonlijk belang en anderzijds een hoedanigheid. Het nastreven van een publiek belang is onvoldoende.

De concrete rechtsgrond die de Geschillenkamer hiervoor gebruikt blijft onduidelijk aangezien zij eerst aangeeft dat artikel 17 Ger. W. niet van toepassing is, om vervolgens alsnog een gebrek aan belang en hoedanigheid als reden voor seponering aan te voeren.  Eerder besloot de Geschillenkamer reeds om een klacht na intrekking door de betrokkene nog verder te behandelen. Het is ons niet geheel duidelijk waarom van deze mogelijkheid in dit verband geen gebruik gemaakt werd.

Er lijkt op zeer technisch punt door de Geschillenkamer beroep gedaan om geen beslissing te moeten vellen, terwijl we lezen dat de inspectiedienst wel degelijk verscheidene inbreuken, minstens ernstige aanwijzingen op inbreuken op zowel de Camerawet als de GDPR heeft vastgesteld.

 

Beslissing

 

Beslissing 80/2020

Betreft       

Het uploaden van een video op YouTube met vermelding van naam en adres van een buurtbewoner. Mag dat zomaar?

Context      

YouTube video waarbij de identiteit van een persoon zonder zijn toestemming wordt kenbaar gemaakt

Rechtsgrond

Artikel 4.1 GDPR: (Definities – Persoonsgegevens);

Artikel 6.1.d) & e) GDPR: (Rechtmatigheid van de verwerking);

Feiten

Op een gegeven ogenblik uploadt een buurtbewoner een video op YouTube waarbij de woning – en meer bepaald de schouw van een andere buurtbewoner die een houtvuur gebruikt – te zien is. Hierbij wordt ook de naam en het adres van de bewoner van de betreffende woning vermeld. De houtstoker maakt de zaak vervolgens aanhangig bij de GBA.

Voorafgaand aan de beoordeling en beslissing van de GBA

Op 17 april 2019 beslist de Geschillenkamer dat het dossier gereed is voor behandeling ten gronde. Een week later ontvangt de Geschillenkamer vanwege de buurtbewoner die de video op Youtube zette, de mededeling dat hij de tussenkomst van de Geschillenkamer niet aanvaardt en hij in beroep wenst te gaan bij het Marktenhof tegen de beslissing van de Geschillenkamer dat het dossier gereed is voor behandeling ten gronde.

Hij zou onder druk worden gezet door de Eerstelijnsdienst door het dreigen met het opleggen van een hoge geldboete zonder in kennis te zijn gesteld van enige inhoudelijke klacht. Hierdoor zou blijk zijn gegeven van partijdigheid en zou zijn gehandeld in strijd met het reglement van interne orde van de GBA. Ten tweede zou er tevens voor dezelfde feiten een klacht zijn ingediend bij  het Openbaar Ministerie waardoor de buurtbewoner vraagt om beide dossiers samen te voegen en te laten behandelen door een rechtbank ten gronde.

Op 10 mei 2019 verzoekt het Marktenhof bij Hof van Beroep te Brussel voor de toezending van het rechtsplegingsdossier overeenkomstig artikel 723 Ger.W. Het Marktenhof bekijkt het dossier en oordeelt dat een beslissing van de Geschillenkamer uitvoerbaar bij voorraad is en derhalve de procedure voor de Geschillenkamer moet worden voortgezet. De buurtbewoner blijft zich verzetten en op 29 mei 2019 vindt er een inleidingszitting plaats bij het Marktenhof waarbij de GBA verstek laat.

Het arrest van het Marktenhof[1] kan als volgt worden samengevat:

  • Vereiste van onpartijdigheid van de Geschillenkamer van de GBA

De situatie waarbij bepaalde personeelsleden van de GBA enerzijds adviezen geven en mailverkeer voeren met personen die denken gegriefd te zijn en dat dezelfde personeelsleden nadien, in dezelfde zaak, desgevallend fungeren als adviseur van de Geschillenkamer van de GBA of in een andere hoedanigheid, is vatbaar voor kritiek en sanctie.

Ook het feit dat dat de GBA reeds een inhoudelijk standpunt ten gronde heeft ingenomen door te dreigen met torenhoge boetes bij gebreke aan verwijdering van de video’s, én waar later één van haar organen te weten de Geschillenkamer als administratieve rechter zal moeten oordelen over het al dan niet bewezen zijn van een beweerde inbreuk, getuigt volgens het Marktenhof niet van een naleven van alle rechten van verdediging

  • Beslissing Geschillenkamer dat dossier gereed is voor behandeling

Aangaande de beslissing van de Geschillenkamer dat het dossier gereed is voor behandeling ten gronde en daartoe een conclusiekalender heeft bepaald, stelt het Marktenhof dat het ontvankelijk verklaren van een klacht niet vooruit loopt op de beoordeling ervan.

  • Bedreiging van de burger met mogelijke veroordeling tot het betalen van hoge boetes

Het Marktenhof stelt dat, hoewel de bedreiging die wordt gericht aan de burger en waarbij hem voorgespiegeld wordt dat hij tot het betalen van hoge boetes zal kunnen worden veroordeeld door de GBA, deze niet in strijd is met een wettelijke bepaling, doch de GBA door de gehele wijze van handelen wel minstens de schijn wekt niet onpartijdig te zullen optreden.

Het Marktenhof beslist dat nieuwe conclusietermijnen dienen te worden bepaald waarbij de eerste termijn voor de houtstoker ten vroegste vervalt op de laatste dag van de maand die aanvangt nadat de procespartijen kennis hebben gekregen van het arrest. Het Marktenhof is hic et nunc niet gevat van een verhaal tegen een ‘beslissing’ ten gronde van de Geschillenkamer van de GBA en kan dienvolgens niet (bij voorbaat) oordelen over de wijze waarop de Geschillenkamer van de GBA dan wel het geschilpunt zou moeten oplossen.

Beoordeling GBA

Een video-opname van enkel en alleen een schouw waarop de uitstoot van rook te zien is zonder dat deze de identificatie van een persoon mogelijk maakt, is geen persoonsgegeven in de zin van artikel 4.1 GDPR. Echter, gezien de naam en het adres wel werd vermeld, maakt deze wel een verwerking uit van persoonsgegevens. De video-opname, alsmede de naam en het adres van de buurtbewoner zijn immers gepubliceerd met het oogmerk om te kunnen overgaan tot identificatie. De maker van de video erkent dit uitdrukkelijk doordat hij zelf aangeeft dat hij derden daarmee de gelegenheid  wil  bieden  om  te  achterhalen  wie de houtrookhinder veroorzaakt om zich vervolgens eventueel tegen die persoon burgerlijke partij te kunnen stellen…

Volgens artikel 6 van de GDPR is een  verwerking  van  persoonsgegevens  slechts  rechtmatig  indien  daartoe  een  rechtsgrond bestaat. Om de rechtmatigheid van de publicatie van het filmpje samen met de naam en het adres van de buurtbewoner aan te tonen, beroept de videomaker zich op artikel 6.1. d) GDPR (de verwerking is noodzakelijk om de vitale belangen van de betrokkene of van een andere natuurlijke persoon te beschermen) en artikel 6.1. e) GDPR (de verwerking is noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is opgedragen).

Voor wat betreft de rechtsgrond uit artikel 6.1.d) GDPR dient de bescherming van een belang dat voor het leven van de betrokkene of dat van een andere natuurlijke persoon essentieel is, voorop te staan. De videomaker voert echter niet aan dat de publicatie van de gegevens van de houtstoker van belang zouden zijn voor het leven van hemzelf, maar daarentegen wel van belang zou zijn voor de bescherming van de gezondheid van derden, meer bepaald de omwonenden door hen te beschermen tegen de hinder van houtrookemissie.

Uit overweging (46) van de GDPR volgt dat dat de verwerking van persoonsgegevens op grond van het vitale belang voor een  andere  natuurlijke  persoon  in  beginsel  alleen  is  toegestaan  indien  de  verwerking  kennelijk niet op een andere rechtsgrond kan worden gebaseerd. Bijgevolg gaat de Geschillenkamer na of er desgevallend een andere rechtsgrond kan worden ingeroepen.

De videomaker beroept zich naast artikel 6.1.d) verder nog op artikel 6.1.e) GDPR. Volgens hem is  de  publicatie  noodzakelijk  voor  de  vervulling  van  een  taak  van algemeen belang Vermits uit zijn argumentatie niet blijkt dat  hij  zich  op  enige  rechtsgrond vastgesteld bij Unierecht of lidstatelijk recht beroept waaruit hij het recht zou kunnen putten om in het kader van het algemeen belang over te gaan tot de publicatie van de videobeelden met naam en adres van de houtstoker, is de Geschillenkamer van oordeel dat hij  zich niet kan beroepen op artikel 6.1. e) GDPR om de betreffende publicatie als rechtmatig te bestempelen.

Uit eigen initiatief onderzoekt de Geschillenkamer nog of de videomaker zich zou kunnen beroepen op de rechtsgrond van gerechtvaardigd belang in artikel 6.1. f) GDPR. Hiervoor herhaalt de Geschillenkamer zijn eerdere rechtspraak omtrent de voorwaarden die door het Hof van Justitie zijn vastgesteld, namelijk moet er voldaan worden aan 1) de doeltoets, 2) de noodzakelijkheidstoets en 3) de afwegingstoets.

  • Het aantonen van de ernst van de hinder en de impact van de rookemissie op de gezondheid van de omwonenden kan aangemerkt worden als een gerechtvaardigd doel;
  • Het feit dat de houtstoker met naam vermeld werd bij de video is niet als noodzakelijk te beschouwen voor het bereiken van het doeleinde. Hiermee wordt enkel bereikt dat deze als vervuiler aangemerkt wordt zonder enige mogelijkheid tot verweer. Zonder vermelding van de naam, kon het doeleinde ook bereikt worden.
  • Ook de afwegingstoets kan niet voldaan worden aangezien de houtstoker zich op geen enkel moment kon verwachten aan de publicatie van de beelden met zijn naam en adres. Enkel indien de toestemming werd gevraagd had dit mogelijk geweest onder de GDPR.

Uit het geheel van de uiteengezette elementen is de Geschillenkamer van oordeel dat de videomaker zich op geen enkele rechtsgrond kan beroepen waaruit de rechtmatigheid blijkt van de gegevensverwerking. De inbreuk op artikel 6.1. GDPR is aldus bewezen. De Geschillenkamer besluit hem hiervoor enkele een berisping te geven rekening  houdend  met  het  feit  dat  de videobeelden met vermelding van de naam en het adres van de houtstoker zijn verwijderd,  alsmede dat de inbreuk slechts voor een eerste keer werd begaan. Op het verzoek van de videomaker om hem een schadevergoeding toe te kennen, kan de Geschillenkamer niet ingaan vermits zij niet over die bevoegdheid beschikt.

Uitspraak   

  • Een berisping op te leggen voor wat betreft de inbreuk op artikel 6.1. GDPR.

Onze mening        

Gegevens zijn slechts persoonsgegevens in zoverre identificatie van een bepaalde persoon mogelijk is. Door het plaatsen van de naam en adres van de betrokkene bij de video op YouTube, kwalificeert de video als een persoonsgegeven.

De rechtmatigheidsgrond van vitaal belang voor andere natuurlijke personen is enkel mogelijk indien er geen beroep gedaan kan worden op andere rechtsmatigheidsgronden. De GDPR stelt m.a.w. een strenge voorwaarde om gebruik te kunnen maken van deze rechtmatigheidsgrond. Reden waarom zij in de praktijk maar sporadisch wordt gebruikt.

Het feit dat er slechts een berisping wordt opgelegd, lijkt ons voldoende gemotiveerd door de Geschillenkamer. Een eerste inbreuk vanwege de videomaker, die ook nog eens de beelden in de loop van de procedure heeft verwijderd, hoeft geen aanleiding te geven tot een boete. Een terechte beslissing, je mag niet zomaar beelden maken zonder toestemming en deze verspreiden.

 

Beslissing

Beslissing 71/2020

[1] De integrale tekst van het arrest is beschikbaar op de website van de Gegevensbeschermingsautoriteit via volgende link: https://www.gegevensbeschermingsautoriteit.be/publications/arrest-van-12-juni-2019-van-het-marktenhof.pdf

Hoofdwebsite Contact
afspraak maken upload






      GDPR proof area
      Upload uw documenten





      sleep uw documenten naar hier of kies bestand


      sleep uw briefwisseling naar hier of kies bestand











        Benelux (€... )EU (€... )Internationaal (prijs op aanvraag)

        Door de aanvraag in te dienen, verklaart u zich uitdrukkelijk akkoord met onze algemene voorwaarden en bevestigt u dat u onze privacyverklaring aandachtig heeft gelezen. Het verzenden van deze aanvraag geldt als een opdrachtbevestiging.
        error: Helaas, deze content is beschermd!