Tag: BOETE

Betreft       

Een parkeerwachter en een gerechtsdeurwaarder worden geconfronteerd met een klacht bij de GBA door een foutparkeerder naar aanleiding van de invordering van de onbetaald gebleven parkeerboete. Uiteindelijk zal de gerechtsdeurwaarder hoger beroep instellen bij het marktenhof.

Context      

Parkeerwachter & Gerechtsdeurwaarder

Rechtsgrond

Artikel 5.1.c) GDPR

Artikel 5.2 GDPR

Artikel 6 GDPR

Artikel 12 GDPR

Artikel 14 GDPR

Artikel 15 GDPR

Artikel 24 GDPR

Feiten

De  eerste  verweerder  is  een  bedrijf  dat  gespecialiseerd  is  in het innen van vergoedingen en boetes i.v.m. “straatparkeren”.  Zij is dus “parkeerwachter” en voert controle uit op de straten in de betreffende gemeente.

De tweede verweerder is een kantoor van Gerechtsdeurwaarders waarbij de parkeerwachter cliënt is o.a. met betrekking tot onbetaalde parkeergelden.

Op 2 januari 2019 parkeerde de foutparkeerder zijn voertuig onrechtmatig in een van de straten onder controle door de parkeerwachter

De foutparkeerder zou geen blauwe schijf in de parkeerzone van 30 minuten achter zijn voorruit hebben geplaatste en een uitnodiging tot betaling werd op zijn vooruit geplaatste door de parkeerwachter.

De foutparkeerder betwist dit ontvangen te hebben, net zoals de herinnering die op 24 januari 2019 volgens de parkeerwachter verzonden zou zijn geweest.

Omwille van de niet-betaling werd het dossier overgemaakt aan de gerechtsdeurwaarder. Deze verzond een aanmaning op 25 februari 2019 met alle gebruikelijke bijkomende kosten toegepast.

Op  3  maart  2019  heeft  foutparkeerder  de gerechtsdeurwaarder verzocht om uitleg en stelde hij nooit de uitnodiging tot betaling of aanmaning te hebben ontvangen. Tegelijk maakt hij bezwaar tegen betaling van de boete.

Voorts stelt hij de rechtsgrond voor toegang tot het DIV en het rijksregister in vraag. Tot slot oefent hij zijn recht van inzage uit (artikel 15 GDPR). Dezelfde verzoeken stelde hij t.a.v. de parkeerwachter.

De parkeerwachter volstond met het antwoord “Regel het met de gerechtsdeurwaarder”.

Op 2 april verschafte de gerechtsdeurwaarder de foutparkeerder van antwoord. Hierbij maakte de gerechtsdeurwaarder bepaald informatie over met betrekking tot het verzoek tot inzage en de gegevens die hij verwerkt alsook over de door de parkeerwachter uitgevoerde verwerkingshandelingen.

Na verdere briefwisseling stelde de foutparkeerder een klacht in op 15 mei 2019 tegen zowel de parkeerwachter als de gerechtsdeurwaarder.

Deze klacht omvat:

t.a.v. de parkeerwachter:

  • een schending van zijn recht op informatie (artikelen 12 en 14 van de GDPR);
  • een schending van zijn recht op toegang (artikel 15 van de GDPR);
  • een schending van artikel 28 van de GDPR gelet op de hoedanigheid van verwerker van de tweede verweerder;
  • een schending van artikel 5 van de GDPR (naleving van het noodzakelijkheidsbeginsel gelet op de raadpleging van de DIV);
  • een schending van het proportionaliteitsbeginsel en onrechtmatig hergebruik van gegevens (artikelen 5 en 6 van de GDPR) gelet op de mededeling van zijn gegevens aan de tweede verweerder;
  • een schending van het beginsel van de minimale gegevensverwerking (artikel 5 van de GDPR) gelet op het feit dat een foto werd genomen van zijn voertuig tijdens de vaststelling van de parkeerovertreding.

 

t.a.v. de gerechtsdeurwaarder:

  • een schending van zijn recht op informatie (artikelen 12 en 14 van de GDPR);
  • een schending van zijn recht op toegang (artikel 15 van de GDPR);
  • een schending van artikel 28 van de GDPR gelet op zijn hoedanigheid van verwerker;
  • een schending van het beginsel inzake proportionaliteit en onrechtmatig hergebruik van gegevens (artikelen 5 en 6 van de GDPR) die hij ontving van de eerste verweerder ook al zou daar geen rechtsgeldige basis voor zijn;
  • een schending van het beginsel van minimale gegevensverwerking en het inwinnen van de verplichte toestemming (artikelen 5 en 6 van de GDPR) gelet op het formulier gevoegd bij de aanmaning tot betaling.

De foutparkeerder vraagt in zijn klacht bovendien dat de parkeerwachter en de gerechtsdeurwaarder veroordeeld worden tot een straf die in verhouding is met de ernst van de feiten, waarbij rekening moet gehouden worden met het doel en de omvang van hun beroepsactiviteit, welke een groot aantal burgers treft.

Daarnaast vordert de foutparkeerder dat de beslissing op niet-anonieme wijze bekendgemaakt wordt om zo de illegale praktijken i.v.m. het beheer van de parkeergelden aan het publiek duidelijk te maken.

Soevereine beoordeling geschillenkamer

Voorafgaandelijk benadrukt en herinnert de Geschillenkamer eraan dat zij niet gebonden is door de vaststelling van de inspectiedienst. Zij heeft de mogelijkheid om op basis van alle documenten en argumenten die zijn voorgelegd in het tegensprekelijk debat. Zo kan de geschillenkamer oordelen over inbreuken die niet per se in het inspectieverslag aan bod kwamen.

Voorts benadrukt de geschillenkamer dat zij in de loop van de procedure de juridische kwalificatie uit de klacht kan wijzigen of nieuwe feiten kan onderzoeken, mits partijen de kans hebben gehad om over deze juridische kwalificatie of feiten standpunt hebben kunnen innemen.

Hoedanigheid van parkeerwachter en gerechtsdeurwaarder

De Geschillenkamer bepaalt zeer duidelijk dat zowel de parkeerwachter als de gerechtsdeurwaarder te kwalificeren zijn als verwerkingsverantwoordelijken. Zij komen elks op een onderscheiden moment in de minnelijke invordering tussen. Zij kunnen niet als gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijke gezien worden aangezien dit een gezamenlijke bepaling van zowel het doel als de middelen van de verwerking noodzaakt, wat hier niet zo is. Zij voeren opeenvolgende verwerkingen uit waarbij een deel van de gegevens overlappen, maar nooit het doel en de middelen gezamenlijk worden vastgesteld. De Geschillenkamer snapt wel de verwarring bij de foutparkeerder gelet op de werkwijze en communicatie vanwege de parkeerwachter en de gerechtsdeurwaarder waaruit dit niet duidelijk blijkt.

Beoordeling t.a.v. de parkeerwachter

  • Informatieplicht

In  zijn  hoedanigheid  van  verwerkingsverantwoordelijke  moet  de  parkeerwachter  de artikelen 12, 13 en  14  van de GDPR ten uitvoer leggen en deze effectieve tenuitvoerlegging  kunnen aantonen (artikel 5.2 en 24 van de GDPR). Overeenkomstig artikel 12.1 van de GDPR is de eerste verweerder immers verantwoordelijk voor het nemen van passende maatregelen om de in de artikelen 13 en 14 van de GDPR bedoelde informatie op beknopte,  transparante,  begrijpelijke  en  gemakkelijk  toegankelijke  wijze  in  duidelijke  taal te verstrekken.

In casu was de eerste verweerder, aangezien de gegevens niet rechtstreeks bij  de  foutparkeerder  werden  verzameld,  verplicht  hem  informatie  te  verstrekken  over  de  verwerking  van gegevens die op hem betrekking hadden in het kader van de inning van de verschuldigde vergoeding. Aangezien het privacy beleid van de eerste verweerder geen betrekking heeft op de invordering van schulden schendt deze laatste zijn informatieplicht uit artikel 14 GDPR. Bovendien werden de termijnen uit artikel 12.3 GDPR niet gerespecteerd, net als de verplichting om de contactgegevens van de DPO ter beschikking te stellen aan de betrokkenen (artikel 12.1 GDPR).

  • Recht van inzage

Krachtens artikel 15 van de GDPR heeft elke betrokkene het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te  verkrijgen  over  het  al  dan  niet  verwerken van hem betreffende  persoonsgegevens  en,  wanneer  dat  het  geval  is,  om  inzage  te  verkrijgen  van  die persoonsgegevens en van de opgesomde informatie in artikel 15.13. a) tot h) van de GDPR.

De Geschillenkamer kwam in dit verband tot het besluit dat de parkeerwachter het verzoek van de foutparkeerder niet op een bevredigende manier heeft ingewilligd doordat hij zijn verantwoordelijkheid steevast trachtte door te schuiven naar de gerechtsdeurwaarder, wat blijkbaar een vaste praktijk was vanaf dat een dossier aan de gerechtsdeurwaarder werd overgemaakt. Hij kan zo echter niet ontsnappen aan zijn verantwoordelijkheden als verwerkingsverantwoordelijke om tijdig en volledig te antwoorden op het verzoek. Bovendien kwam hij zijn verplichting niet na om de uitoefening van de rechten van betrokkenen te vergemakkelijken (artikel 12.3 GDPR), er was geen duidelijke en eenvoudige procedure voor dit verzoek in voege.

  • Minimale gegevensverwerking

Gezien het feit dat de parkeerwachter de DIV heeft geraadpleegd vóór het verstrijken van de termijn voor de spontane betaling van het gevorderde bedrag van de vergoeding, begaat de eerste verweerder een inbreuk op het beginsel van de minimale gegevensverwerking conform artikel 5.1.c) GDPR. Volgens dit principe dienen persoonsgegevens toereikend te zijn, ter zake dienend en beperkt tot wat noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt. Het voortijdig raadplegen van de DIV door de parkeerwachter was met helemaal niet noodzakelijk aangezien de foutparkeerder nog steeds binnen de termijn kon betalen.

Wat betreft de praktijk dat de werknemers van de parkeerwachter foto’s nemen van het voertuig, de nummerplaat als ook de vooruit (om aan te tonen dat er geen parkeerbewijs voorhanden is), wijst de Geschillenkamer erop dat op deze praktijk met aandacht voor de GDPR moet gebeuren en niet de minimale gegevensverwerking te buiten moet gaan. Zonder vast te stellen dat dit beginsel met het oog op de bewijsvoering dat door de parkeerwachter bij discussies moet gebeuren, benadrukt de Geschillenkamer dat de gegevens niet het relevante doel mogen overschrijden.

  • Passende technische en organisatorische maatregelen

Uit artikel 5.2 j° 24.1. en 2. GDPR volgt de verplichting van de verwerkingsverantwoordelijke om passende technische en organisatorische maatregelen te nemen zodat de verwerking van persoonsgegevens plaatsvindt in overeenstemming met de GDPR.

Gezien de voorgaande inbreuken van de parkeerwachter, besluit de Geschillenkamer dat deze niet de vereiste maatregelen heeft genomen om de daadwerkelijke uitoefening van de rechten van de betrokkenen in acht te nemen. Er waren niet de nodige procedures in plaats opdat de foutparkeerder zijn rechten efficiënt kon uitoefenen, noch waren er voldoende maatregelen zodat de voortijdige raadpleging van het DIV kon worden voorkomen.

Beoordeling t.o.v. de gerechtsdeurwaarder:

  • Informatieplicht

De foutparkeerder verwijt gerechtsdeurwaarder dat hij hem niet overeenkomstig de vereisten van artikel 14 GDPR heeft ingelicht toen hij voor het eerst contact met hem opnam. De gerechtsdeurwaarder tracht zich echter op de uitzondering van artikel 14.5.c) van de GDPR te beroepen. Deze uitzondering bestaat erin dat de de verwerkingsverantwoordelijke wordt vrijgesteld van zijn informatieplicht voor zover het verkrijgen of verstrekken van de gegevens uitdrukkelijk is voorgeschreven bij Unie- of lidstatelijk recht dat op de verwerkingsverantwoordelijke  van  toepassing  is, en voorziet in passende maatregelen om de gerechtvaardigde belangen van de betrokkene te beschermen.

Hij baseert zich hiervoor op het gemeentelijk reglement.

De Geschillenkamer besluit dat de gerechtsdeurwaarder zich niet kan beroepen op de vrijstelling aangezien het gemeentelijk regelement waarop deze laatste zich steunt, op geen enkele wijze ingaat op aspecten van gegevensbescherming. Het rechtskader van het beroep van gerechtsdeurwaarder en de eerbiediging van de ethische regels zijn op zich niet voldoende om passende garanties te bieden op het gebied van gegevensbescherming in de zin van artikel 14.5.c) van de GDPR. De gerechtsdeurwaarder schendt met andere woorden zijn informatieplicht in strijd met artikel 14.1 en 2. j° 12.3 GDPR.

  • Toestemming

Een toestemming kan maar geldig worden gegeven als deze vrij, specifiek, geïnformeerd en ondubbelzinnig plaatsvindt. Het betalingsformulier van de gerechtsdeurwaarder verweerder was echter zo opgesteld dat er een duidelijk machtsonevenwicht bestond. De indruk werd opgewekt dat dit formulier ingevuld moest worden. De toestemming kan met andere woorden niet als vrij worden gekwalificeerd waardoor deze in strijd is met artikel 4.11 GDPR. Bijgevolg kan de gerechtsdeurwaarder zich onder die omstandigheden hierop niet beroepen als de rechtmatigheidsgrond voor de verwerking (artikel 6.1.a) GDPR).

Met betrekking tot de naleving van het beginsel van de minimale gegevensverwerking (artikel 5.1. c),  van  de  GDPR)  merkt  de  Geschillenkamer  ook  op  dat  met  betrekking  tot  de verschillende gegevens die onder “Uw contactgegevens” worden gevraagd in het formulier, nergens met een sterretje of andere aanduiding staat aangegeven dat de betrokkene vrij is om een van de communicatiemiddelen  te  kiezen  (telefoonnummer,  mobiel  telefoonnummer,  e-mailadres)  en  dat sommige  gegevens  dus  facultatief  zijn. Ook artikel 5.1.c)  (minimale gegevensverwerking) van de GDPR werd niet nageleefd.

  • Passende technische en organisatorische maatregelen

Uit artikel 5.2 j° 24.1. en 2. GDPR volgt de verplichting van de verwerkingsverantwoordelijke om passende technische en organisatorische maatregelen te nemen zodat de verwerking van persoonsgegevens plaatsvindt in overeenstemming met de GDPR.

Gezien de voorgaande inbreuken van de gerechtsdeurwaarder besluit de Geschillenkamer dat deze niet de vereiste maatregelen heeft genomen om de daadwerkelijke uitoefening van de rechten van de betrokkenen in acht te nemen.

Overwegingen in verband met de sancties

De Geschillenkamer gaat er prat op dat zij bij het opleggen van de sancties altijd alle relevante omstandigheden in overweging neemt.

T.o.v. de parkeerwachter zijn die overwegingen als volgt:

  • Er gebeurden reeds voorafgaand aan de beslissing toezeggingen om aan de inbreuken te verhelpen;
  • Schendingen vonden plaats van de grondbeginselen van de GDPR (minimale gegevensverwerking en accountability);
  • De parkeerwachter is deel van een grote groep van ondernemingen, deze omzet wordt in aanmerking genomen;
  • Groot aantal personen zijn getroffen door de inbreuken aangezien deze tot de dagelijkse praktijk van de parkeerwachter behoren;
  • De inbreuken hebben minstens sinds 25 mei 2018, met uitzondering van inbreuk op artikel 5.1.c) GDPR;
  • Gedurende de gehele procedure heeft de parkeerwachter met de GBA samengewerkt;
  • Geen opzettelijke inbreuken.

T.o.v. de gerechtsdeurwaarder zijn die overwegingen als volgt;

  • Gerechtsdeurwaarder heeft voorgesteld bepaalde wijzigingen in praktijk aan te brengen;
  • Schendingen vonden plaats van de grondbeginselen van de GDPR (minimale gegevensverwerking en accountability);
  • Gerechtsdeurwaarder zou zwaar getroffen zijn door covid-19 en toekomstige omzet 2020 en 2021 zou niet in verhouding staan met voorgaande omzet;
  • Groot aantal personen zijn getroffen door de inbreuken;
  • De voorbeeldfunctie van een gerechtsdeurwaarder;
  • Inbreuken duren minstens sinds januari 2019;
  • Geen opzettelijke inbreuken;
  • De gerechtsdeurwaarder heeft meegewerkt tijdens de procedure.

 

Uitspraak   

T.a.v. de parkeerwachter:

Volgende inbreuken worden vastgesteld:

  • Niet nakomen informatieplicht;
  • Niet nakomen van verplichting gevolg te geven aan recht op inzage/toegang;
  • Niet nakomen van verplichting van minimale gegevensverwerking bij voorbarige raadpleging van DIV;
  • Niet nakomen van verplichting om passende technische en organisatorische maatregelen te nemen;

Volgende sancties worden opgelegd:

  • Een berisping;
  • Een nalevingsbevel met betrekking tot de uitvoering van het recht op informatie en inzage/toegang. Hierbij moet de parkeerwachter de GBA binnen een termijn van drie maanden in kennis stellen van zowel zijn privacybeleid dat van toepassing is als zijn informatieclausule(s) en de procedure die is ingesteld om te reageren op de uitoefening van het recht op inzage/toegang;
  • Een administratieve boete van € 50.000.

T.a.v. de gerechtsdeurwaarder:

Volgende inbreuken worden vastgesteld:

  • Niet nakomen informatieplicht;
  • Het ontbreken van een rechtsgrondslag voor het verzamelen van gegevens via het formulier bij de aanmaning tot betaling en niet in acht nemen beginsel van minimale gegevensverwerking;
  • Niet naleven van artikelen 5.2 en 24.1-2 GDPR

Volgende sancties worden opgelegd:

  • Een berisping;
  • Een nalevingsbevel met betrekking tot de uitvoering van het recht op informatie en de rechtsgrondslag voor het formulier bij de aanmaning tot betaling. Hierbij moet de gerechtsdeurwaarder de GBA in kennis stellen binnen een termijn van drie maanden van zowel zijn privacy beleid dat van toepassing is, als zijn informatieclausule(s) en van de wijze waarop hij voornemens is te reageren op de inbreuken in verband met het formulier;
  • Een administratieve boete van € 15.000.

Onze mening        

Terecht oordeelt de Geschillenkamer dat de parkeerwachter en de gerechtsdeurwaarder beide verwerkingsverantwoordelijken zijn voor hun opeenvolgend optreden in verband met de inning en invordering van de boete.

De parkeerwachter kan dan ook niet volstaan met te verwijzen naar de gerechtsdeurwaarder voor de uitoefening van de rechten van de betrokkene.

Omwille van de gebrekkige transparantie en het ontbreken van een duidelijke procedure voor de uitoefening van de rechten, is de concrete opeenvolgende rol van beide ook niet duidelijk t.o.v. de betrokkene.

Beide maken verschillende inbreuken op de GDPR, waaronder een aantal basisbeginselen; minimale gegevensverwerking, transparantie, voorzien van passende en technische en organisatorische maatregelen..

De boetes lijken ons dan ook terecht gelet op eerdere rechtspraak van de Geschillenkamer en de parkeerwachter en gerechtsdeurwaarder zullen hun procedures aanzienlijk moeten aanpassen om GDPR-proof te zijn. Het blijkt echter dat het marktenhof in hoger beroep milder is en herinnert aan de vereiste proportionaliteit van sancties. (zie onder)

Beslissing

Beslissing 81/2020

Definitief?  

Nee, arrest marktenhof dd. 26.05.2021.

Arrest Hof van beroep, afdeling marktenhof van 26 mei 2021

 

De gerechtsdeurwaarder tekende hoger beroep aan tegen de beslissing van 23 december 2020 bij het Marktenhof (afdeling van het hof van beroep te Brussel).

De gerechtsdeurwaarder vorderde hierbij in hoofdorde dat wat betreft haar veroordeling de beslissing vernietigd wordt én dat de GBA wordt veroordeeld om de administratieve boete van € 15.000 die werd betaald, terug te betalen. Ondergeschikt vorderde de gerechtsdeurwaarder om indien de veroordeling bevestigd zou worden, de boete om te vormen tot een loutere berisping.

Algemene overweging

Het Marktenhof herinnert er in eerste instantie aan dat het beroep ingesteld bij haar geen “gewoon hoger beroep” is. Het Marktenhof kan enkel de regelmatigheid en wettelijkheid toetsen. Wat betreft de grond van de zaak beperkt het Marktenhof haar onderzoek dan ook tot het nagaan of de feiten correct zijn voorgesteld en indien er geen sprake is van een kennelijke beoordelingsfout of indien de juridische kwalificatie van de feiten juist is.

Bepaalde grieven die werden aangevoerd, kunnen dan ook geen gevolg aan gegeven worden aangezien ze niet binnen de beoordelingsbevoegdheid van het Marktenhof vallen.

Vernietiging boete

Het Marktenhof oordeelt dat de beslissing van de GBA enkel op het punt van het opleggen van een boeten van € 15.000,00 vernietigd dient te worden.

Het Marktenhof herinnert eraan dat het fundamentele doel van de Europese wetgeving niet is om sancties op leggen onder de vorm van boetes voor de geringste inbreuk. Het werkelijke doel is de bescherming van persoonsgegevens.

Het loutere feit dat de vastgestelde inbreuken de fundamentele beginselen betreffen waarvoor de hoogste boetes opgelegd kunnen worden, volstaat niet om de proportionaliteit hiervan te verantwoorden. Het loutere feit dat in het verleden als verzwarende factor de publieke hoedanigheid van een verweerder werd opgenomen, verantwoordt niet op zich waarom dit hier ook zo zou zijn. Er bestaat geen bindende precedentenleer voor de GBA. Er moet steeds geval per geval een beoordeling gebeuren.

Het Marktenhof wijst op het feit dat het een eenmalig voorval betrof dat beperkt is in duur. Daarnaast is de inbreuk theoretisch aangezien het niet betwist wordt dat de betrokkene het formulier waarop de klacht betrekking heeft, niet heeft teruggestuurd.

De GBA heeft verscheidene elementen vastgesteld die erop wijzen dat de gerechtsdeurwaarder op geen enkele wijze een intentie tot het miskennen van de principes van de GDPR heeft gemanifesteerd en de inbreuk die begaan werd louter een  gevolg is van nalatigheid of zelfs maar een eenvoudige onoplettendheid.

De ingesteldheid die leunt naar het opleggen van een boete bij de eerste inbreuk stemt niet overeen met de principes van de GDPR. De sanctionering dient gradueel te gebeuren in functie van de zwaarte van de inbreuken. Het Marktenhof geeft als voorbeeld volgende gradatie:

  1. Een berisping of een aanmaning aan het overtredende bedrijf, waarin het wordt herinnerd aan zijn plicht om ervoor te zorgen dat de verwerking van gevoelige gegevens in overeenstemming is met de GDPR;
  2. Bevel om inbreuk te staken;
  3. (in bepaalde gevallen): tijdelijke beperking of opschorting van gegevensverwerking;
  4. administratieve sancties voor niet-naleving van de GDPR-regels.

Het Marktenhof oordeelt dat de GBA door het opleggen van een boete vanaf de eerste inbreuk het principe van proportionaliteit van de sancties miskent. Hoewel de geschillenkamer van de GBA in haar motivering had gewezen op het ontbreken van opzet bij de inbreuken en de reële bereidheid om haar praktijken in overeenstemming te brengen met de GDPR, laat zij na laat om rekening te houden met de noodzaak van proportionaliteit die namelijk inhoudt dat rekening gehouden moet worden met het vermoeden van goede trouw, waarvan de gerechtsdeurwaarder had moeten kunnen genieten.

Er zijn geen aanwijzingen dat de berisping en bevel tot naleving opgelegd aan de gerechtsdeurwaarder niet voldoende zou zijn geweest. Het fundamentele beginsel van proportionaliteit van de sanctie werd miskend.

Het Marktenhof vernietigt dan ook de bestreden beslissing, doch énkel wat betreft het opleggen van een geldboete van € 15.000.

 

Arrest

Arrest marktenhof 26 mei 2021

HLN publiceerde vandaag een artikel over een dame die op één dag maar liefst 8 boetes ontving voor snelheidsovertredingen begaan op dezelfde steenweg die werden vastgesteld door een trajectcontrole.[1]  Dit houdt in dat de gemiddelde snelheid van de dame op hetzelfde traject telkens te hoog was. Voor meer informatie kan u ons volledig artikel over de trajectcontrole hier lezen.

Het komt natuurlijk onrechtvaardig over dat er 8 afzonderlijke boetes worden opgelegd voor snelheidsinbreuken die op dezelfde plek en binnen een welbepaalde periode zijn begaan.

De dame in kwestie zou dan ook in eerste instantie de boetes kunnen aanvechten via de politie zelf. Het ‘bezwaar’ wordt dan overgemaakt aan de Procureur des Konings die een beslissing neemt en mogelijks het onredelijk karakter van de situatie in acht neemt.

Worden de afzonderlijke boetes gehandhaafd, maar niet betaald, dan kan er een dagvaarding voor de Politierechtbank volgen. In dat geval kan art. 65 van het Strafwetboek een rol spelen:

“Wanneer een zelfde feit verscheidene misdrijven oplevert of wanneer verschillende misdrijven die de opeenvolgende en voortgezette uitvoering zijn van een zelfde misdadig opzet, gelijktijdig worden voorgelegd aan een zelfde feitenrechter, wordt alleen de zwaarste straf uitgesproken.”

Wanneer verschillende feiten worden gepleegd, die voortkomen uit eenzelfde opzet dan kan de rechter dus gevraagd worden om de verschillende feiten als het ware ‘op te slorpen’ tot één geheel en er slechts 1 gezamenlijke straf voor uit te spreken.

Terugkoppelend naar het HLN artikel, zou praktisch gezien de Politierechter gevraagd kunnen worden om de verschillende dossiers samen te voegen, zodat alle snelheidsinbreuken op 1 zitting behandeld worden. Op die zitting moet dan de zogenaamde ‘eenheid van opzet’ aangetoond worden. De Politierechter oordeelt hier vrij over. De eenheid van opzet zou hier kunnen blijken uit het feit dat de snelheidsovertredingen telkens over hetzelfde traject en binnen een welbepaalde periode werden begaan.

Eens de eenheid van opzet wordt aangenomen, kan de Politierechter voor alle feiten samen nog maar één straf opleggen. Gaat het over verschillende soorten misdrijven, dan kan enkel de zwaarste straf worden opgelegd.

Naar onze mening moet de dame in kwestie zich dus niet zomaar neerleggen bij de 8 afzonderlijke geldboetes, maar kunnen deze worden aangevochten bij de politie zelf of voor de Politierechtbank.

Belangrijk om te weten is dat veel mensen binnen hun autoverzekering een waarborg rechtsbijstand hebben. In dat geval kan u met vrije keuze een advocaat inschakelen en uw rechten doen gelden. De erelonen van de door u gekozen advocaat worden dan door uw verzekeraar gedekt. U kan dus gratis beroep doen op gespecialiseerde bijstand!

Bevindt u zich in een gelijkaardige situatie als de dame in het HLN artikel? Aarzel dan zeker niet om de verkeersspecialisten van het Studio Legale team te contacteren en dan bekijken we samen wat de mogelijkheden zijn. U kan ons bereiken op het nummer 03 216 70 70 of via e-mail op [email protected]

 

 

 

[1] https://www.hln.be/binnenland/en-plots-lagen-er-8-snelheidsboetes-tegelijk-bij-charlotte-34-in-de-brievenbus-dit-voelt-onrechtvaardig~ac241b27/

 

Er is de laatste weken wat heisa ontstaan in de media rond art. 67ter Wegcode. Deze wetsbepaling verplicht een rechtspersoon om bij een verkeersovertreding begaan met een voertuig ingeschreven op haar naam, binnen de 15 dagen de identiteit van de bestuurder ten tijde van de overtreding mee te delen aan de vervolgende autoriteiten.

Via deze link kan u ons volledig artikel over art. 67ter Wegcode terugvinden.

Veel ondernemingen betalen bij het ontvangen van het proces-verbaal betreffende een verkeersovertreding begaan met hun voertuig de boete die wordt opgelegd, maar vergeten de identiteit van de bestuurder die de overtreding beging, mee te delen. Om die reden ontvingen veel ondernemingen recent een minnelijke schikking van 509,06 Euro.

Er gaan verschillende stemmen op om deze ‘bijkomende’ minnelijke schikking te betwisten. Deze stemmen menen dat de boete voor het niet meedelen van de identiteit van de bestuurder enkel zou mogen worden uitgeschreven wanneer de boete voor de achterliggende verkeersovertreding niet werd betaald, bij recidive of bij zéér zware achterliggende verkeersovertredingen. Ook wordt er gesteld dat de oorspronkelijke boete niet duidelijk aangeeft dat óók de identiteit moet worden meegedeeld los van betaling van de boete. Ten slotte bekritiseert men dat er niet eerst een herinnering werd verstuurd om de identiteit van de bestuurder alsnog mee te delen, alvorens over te gaan tot beboeting.

De stelling dat op basis van deze argumenten elke minnelijke schikking met succes kan worden betwist, moet volgens ons met de nodige voorzichtigheid benaderd worden.

Het is immers zo dat er in het kader van art. 67ter Wegcode altijd 2 verkeersovertredingen in het spel zijn. Enerzijds de achterliggende verkeersovertreding, die aanleiding geeft tot de identificatieplicht en anderzijds het niet naleven van de identificatieplicht op zich.

Elk van deze 2 overtredingen op zich kan aanleiding geven tot sanctionering. Het is dus niet omdat men de boete voor de achterliggende verkeersovertreding heeft betaald, dat er geen sanctionering meer kan volgen voor het niet naleven van de identificatieplicht.

Art. 67ter Wegcode bepaalt enkel dat de identiteit van de bestuurder niet moet worden meegedeeld bij diefstal, fraude of overmacht. Door te stellen dat een boete voor het niet meedelen van de identiteit enkel zou mogen wanneer de boete voor de achterliggende overtreding niet werd betaald, bij recidive of bij zeer zware achterliggende verkeersovertredingen, leest men eigenlijk dingen in art. 67ter Wegcode die het artikel niet voorziet. Ook het voorafgaand versturen van een herinnering om naast betaling van de boete ook nog de identiteit van de bestuurder mee te delen, wordt wettelijk niet voorzien. Het kan zijn dat sommige vervolgende autoriteiten art. 67ter Wegcode in de praktijk zo toepassen, maar hier gaat men gezien de letter van de wet en de zware straffen die kunnen worden opgelopen best niet op voort.

Ook het argument dat de oorspronkelijke boete onvoldoende duidelijk aangeeft dat ook bij niet-betwisting de identiteit van de bestuurder moet worden meegedeeld, werd door het Hof van Cassatie reeds opzij geschoven. Het Hof heeft immers gezegd dat de identificatieplicht voortvloeit uit de wet op zich en niet uit een specifieke vermelding op het terug te sturen antwoordformulier.

Feit is dus dat het niet meedelen van de identiteit van de bestuurder een afzonderlijke verkeersovertreding is en blijft, waarvoor beboeting en/of vervolging voor de Politierechtbank mogelijk blijft, ook ondanks betaling van de boete voor de achterliggende overtreding. Dit betreft immers een andere overtreding.

Elk dossier is anders en moet in concreto worden bekeken. Het is mogelijk dat de vervolgende autoriteiten oor hebben naar bovenstaande argumenten en dat in sommige gevallen betwisting van de minnelijke schikking van 509,06 Euro mogelijk zal zijn, maar – onder het motto beter voorkomen dan genezen – kan men als onderneming beter ook altijd tijdig de identiteit van de bestuurder meedelen!

 

 

Art. 67ter van de Wegcode bepaalt dat:

Wanneer een overtreding van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten is begaan met een motorvoertuig, ingeschreven op naam van een rechtspersoon, en de bestuurder bij de vaststelling van de overtreding niet geïdentificeerd werd, zijn de rechtspersoon of de natuurlijke persoon die de rechtspersoon in rechte vertegenwoordigt, ertoe gehouden de identiteit van de onmiskenbare bestuurder op het ogenblik van de feiten mee te delen of, indien zij die niet kennen, de identiteit van de persoon die verantwoordelijk is voor het voertuig, behalve wanneer zij diefstal, fraude of overmacht kunnen bewijzen.

De mededeling moet gebeuren binnen een termijn van vijftien dagen te rekenen vanaf de datum waarop de vraag om inlichtingen werd verstuurd. De Koning kan de formaliteiten bepalen die gevolgd dienen te worden bij de overmaking van de identiteit.

Indien de persoon die verantwoordelijk is voor het voertuig niet de bestuurder was op het ogenblik van de feiten moet hij eveneens, op de wijze hierboven vermeld, de identiteit van de onmiskenbare bestuurder meedelen.

De rechtspersoon of de natuurlijke persoon die de rechtspersoon in rechte vertegenwoordigt als houder van de kentekenplaat of als houder van het voertuig, zijn ertoe gehouden de nodige maatregelen te nemen om aan deze verplichting te voldoen.”

Een rechtspersoon kan zelf geen verkeersovertredingen begaan. De vervolgende autoriteiten weten echter niet altijd wie er achter het stuur zit ten tijde van een overtreding, denk bijvoorbeeld aan een snelheidsovertreding vastgesteld door een flitscamera. Om te verhinderen dat verkeersovertredingen begaan met voertuigen ingeschreven op naam van een rechtspersoon ongestraft zouden blijven en om zo de verkeersveiligheid te bevorderen, werd art. 67ter in de Wegcode ingevoerd.

Doorgaans zal een afschrift van het proces-verbaal waarin wordt vastgesteld dat er met een bepaald voertuig een verkeersovertreding werd begaan, samen met de zogenaamde ‘vraag om inlichtingen’ worden overgemaakt aan de maatschappelijke zetel van de rechtspersoon op wiens naam dat voertuig staat ingeschreven.

Art. 67ter van de Wegcode verplicht de rechtspersoon vervolgens om binnen de 15 dagen na het versturen van de vraag om inlichtingen via het bijgevoegde antwoordformulier mee te delen wie de bestuurder ten tijde van de overtreding was. Indien de bestuurder niet gekend is, moet de persoon die verantwoordelijk is voor het voertuig worden meegedeeld. Die persoon moet op zijn beurt de identiteit van de effectieve bestuurder meedelen.

Los van de achterliggende overtreding die aanleiding geeft tot de identificatieverplichting, is het overtreden van artikel 67ter van de Wegcode een afzonderlijke verkeersovertreding op zich. De rechtspersoon kan hiervoor beboet en/of gedagvaard worden voor de Politierechtbank, wat in de praktijk ook vaak zal gebeuren net omdat men straffeloosheid wil verhinderen.

De wet bepaalt niets over het tijdstip, de vorm of de inhoud van de ‘vraag om inlichtingen’. Het Hof van Cassatie oordeelde in het verleden echter dat de identificatieplicht voortvloeit uit de wet en niet uit een specifieke vermelding op het antwoordformulier. Het is dus ook mogelijk dat de vraag om inlichtingen pas enige tijd na de achterliggende overtreding wordt verstuurd, dat de vraag om inlichtingen geen afschrift van het oorspronkelijke proces-verbaal met betrekking tot de achterliggende overtreding bevat, dat de vraag om inlichtingen mondeling wordt gesteld in het kader van een verhoor etc. Het volstaat dat voldoende duidelijk is met welk voertuig, op welk tijdstip en op welke plaats de achterliggende overtreding is begaan. De inbreuk op art. 67ter Wegcode zal vaststaan wanneer er binnen de 15 dagen na de vraag om inlichtingen (op welke manier dan ook) geen mededeling van de identiteit gebeurde. Dit ongeacht of de boete voor de achterliggende overtreding al werd betaald, nu het zoals gezegd 2 afzonderlijke verkeersovertredingen betreft die dus ook afzonderlijk bestraft kunnen worden.

De identificatieplicht geldt enkel niet in het geval van diefstal, fraude of overmacht.

Na mededeling van de identiteit van de bestuurder-overtreder, kan de vervolgende partij overgaan tot bestraffing van die bestuurder.

Het niet terugsturen van het antwoordformulier binnen de 15 dagen wordt zeer streng bestraft. Art. 29ter van de Wegcode voorziet in volgende strafbepaling:

Met gevangenisstraf van vijftien dagen tot zes maanden en met geldboete van 200 euro tot 4 000 euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft, hij die de verplichtingen bedoeld in artikel 67ter niet nakomt. Deze straffen worden verdubbeld bij herhaling binnen drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan.”

Een geldboete die door de Politierechtbank wordt opgelegd, moet vermenigvuldigd worden met 8, zijnde de opdeciemen. De minimum geldboete voor het overtreden van art. 67ter van de Wegcode is dus 1.600,00 Euro!

De rechtspersoon zal zich voor de Politierechtbank vaak trachten te verweren door te stellen dat men de vraag om inlichtingen niet heeft ontvangen. Art. 67ter Wegcode bepaalt echter uitdrukkelijk dat de rechtspersoon de nodige maatregelen moet treffen om aan de identificatieverplichting te kunnen voldoen. Dit houdt in dat er van een rechtspersoon o.a. wordt verwacht dat hij kan nagaan wie er ten tijde van de overtreding met het voertuig reed, dat er een correcte postbedeling is binnen het bedrijf zodat het antwoordformulier juist terechtkomt etc. De rechtspersoon zal dus niet kunnen volstaan met de eenvoudige stelling dat bij gebrek aan een verzendingsbewijs vanwege het Openbaar Ministerie, er ook geen bewijs van ontvangst is. In het kader van art. 67ter Wegcode heerst er bovendien een vermoeden van ontvangst. De rechtspersoon heeft wel de mogelijkheid om dit vermoeden van ontvangst of de nalatigheid voor het niet-ontvangen te weerleggen, maar dit (negatief) bewijs valt vaak moeilijk te leveren.

De Politierechtbanken stellen zich aldus in de praktijk doorgaans streng op wat betreft het overtreden van art. 67ter Wegcode en zullen niet zomaar elk verweer aanvaarden. Dit in combinatie met de hoge straffen die kunnen worden opgelegd, maakt dat rechtspersonen bijzonder waakzaam moeten zijn en best een intern systeem uitwerken om ervoor te zorgen dat het antwoordformulier steeds wordt ontvangen én verwerkt binnen de 15 dagen.

Ontvangt u toch een boete en/of dagvaarding wegens overtreding van artikel 67ter Wegverkeerswet, aarzel dan niet om ons te contacteren. Wij zullen het (straf)dossier grondig bestuderen en nagaan welk verweer het meest gunstige resultaat kan opleveren.

Weet dat uw autoverzekering doorgaans een waarborg rechtsbijstand bevat, waardoor u onze kosten en erelonen niet zelf moet betalen. U geniet dan aldus van gratis, gespecialiseerde bijstand!

U kan de verkeersspecialisten van Studio Legale bereiken op het nummer 03 216 70 70 of via [email protected].

Auteurs:

  • Joost Peeters
  • Jolien Appels
Hoofdwebsite Contact
afspraak maken upload






      GDPR proof area
      Upload uw documenten





      sleep uw documenten naar hier of kies bestand


      sleep uw briefwisseling naar hier of kies bestand











        Benelux (€... )EU (€... )Internationaal (prijs op aanvraag)

        Door de aanvraag in te dienen, verklaart u zich uitdrukkelijk akkoord met onze algemene voorwaarden en bevestigt u dat u onze privacyverklaring aandachtig heeft gelezen. Het verzenden van deze aanvraag geldt als een opdrachtbevestiging.
        error: Helaas, deze content is beschermd!