Airbnb, (Air)Bsit, Uber, ListMinut’, Menu Next Door, FLAVR… In de afgelopen jaren heeft de zogenaamde “deeleconomie” via platformen zich sterk ontwikkeld, mede dankzij nieuwe technologieën zoals smartphones en mobiel internet.
Deze platformen maken het mogelijk voor particulieren om bijkomende inkomsten te verdienen in ruil voor kleine diensten. Het fiscaal regime voor deze inkomsten is niettemin onduidelijk : ze kunnen, afhankelijk van de omstandigheden, als beroepsinkomsten, als roerende inkomsten, als onroerend inkomsten of, meestal, als diverse inkomsten worden beschouwd, met een belastingtarief van 25 tot 50% (om het “simpel” te houden)[1]. Om die reden, en ook omwille van de administratieve rompslomp, worden de meeste van deze inkomsten niet gedeclareerd.
Een nieuwe regeling heeft tot doel deze inkomsten uit deze “grijze zone” halen, maar ook het ondernemerschap een impuls te geven met een minimum van formaliteiten.
Het nieuw stelsel
De inkomsten uit de deeleconomie zullen binnenkort belast worden aan 20 % (eigenlijk de facto 10 % want er wordt 50 % forfaitaire kostenaftrek toegestaan) tot een bruto bedrag van 5.100 €[2]per jaar (geïndexeerd, inkomsten 2017). Boven dit bedrag worden niettemin alle inkomsten (en niet enkel de inkomsten die de grens van 5.100 € overschrijden) van het betrokken jaar en het jaar daarna als beroeps-inkomsten aangemerkt, behoudens tegenbewijs[3]. Ze worden dus in principe tegen 25 tot 50 % belast.
De diensten mogen uitsluitend verleend worden via een erkend elektronisch platform. Zolang de grens van 5.100€ niet bereikt wordt, wordt 10 % van het bedrag bij de bron (het platform) ingehouden, zodat de dienstverrichter (de particulier) alleen het netto bedrag op zijn / haar bankrekening krijgt, zonder dathij / zij zich zorgen hoeft te maken over de belastingen. Deze inkomsten moeten wel in de aangifte van personenbelastingen aangeven worden.
De administratieve formaliteiten zijn relatief eenvoudig gehouden. Als de inkomsten onder de 5.100€ per jaar blijven, moeten de dienstverrichters zich niet als zelfstandige aansluiten[4] en moeten ze dus geen sociale bijdragen betalen. Ze zijn ook vrijgesteld van BTW[5] en moeten zich niet inschrijven bij de Kruispuntbank van Ondernemingen.
Men moet dus heel goed uitkijken dat men onder de magisch grens van 5.100 € blijft.
Diensten
Het stelsel is alleen van toepassing op diensten. De levering van goederen valt er dus niet onder. De verhuur van onroerende en roerende goederen is ook uitgesloten.
Concreet vallen diensten zoals het geven van gitaar- of taalles, babysitten, tuinieren of huwelijkfotograferen (enz.) binnen het toepassingsgebied, mits de andere de voorwaarden voldaan zijn (zie hieronder). De verhuur van uw huis of appartement via Airbnb (!), verhuur van uw gereedschap voor doe-het-zelvers, of de levering van producten vallen in principe niet onder dit voordelig fiscaal regime.
Voorwaarden
Er zijn natuurlijk strikte voorwaarden om in aanmerking te komen voor dit systeem, om belastingontduiking of misbruik van het systeem te voorkomen. Dit enerzijds om te zorgen dat alle inkomsten aangeven worden en, anderzijds, dat professionelen dit stelsel niet kunnen gebruiken om hun inkomstenbelastingen te verminderen.
Deze voorwaarden zijn de volgende[6] :
- De diensten moeten worden verleend door een natuurlijke persoon buiten het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid daar “diensten die via een platform worden aangeboden geen diensten mogen zijn die nauw verbonden zijn met een activiteit die de belastingplichtige als zelfstandige verricht of met de activiteit van de vennootschap waarvan hij bedrijfsleider is”[7].
- De diensten moeten uitsluitend worden verleend aan natuurlijke personen die niet handelen in het kader van hun beroepswerkzaamheid ;
- De diensten moeten uitsluitend verleend worden via een erkend elektronisch platform ;
- de vergoedingen moeten enkel door of via dit platform aan de dienstverrichter worden betaald.
Deze voorwaarden maken deze regeling alleen van toepassing voor C2C-diensten. B2B-, B2C- of C2B-diensten zijn uitgesloten. Het stelsel zorgt ook dat alle bedragen zullen aangeven worden.
Erkende platformen
Het Koninklijk Besluit dat de normen voor de erkenning van de platformen vaststelt[8] is op 24 januari 2017 in werking getreden. Het aanvraagformulier is niettemin slechts op 1 maart 2017 op de website van de FOD Financiën beschikbaar gesteld.
De eerste platformen zullen waarschijnlijk in de volgende weken worden erkend. Dan zal het systeem volledig operationeel worden.
Conclusie
Dit nieuwe systeem heeft als voordeel dat het het ondernemerschap voor particulieren zal worden aangemoedigd. Het is zo eenvoudig mogelijk gehouden, hetgeen het voor iedereen toegankelijk maakt.
Deze regeling is in het algemeen een positieve ontwikkeling ter bevordering van een originele manier van ondernemen.
We moeten wel vaststellen dat het gunsttarief (20 % min kosten 10 % = 10 %) van kracht is sinds 1 juli 2016, dat de regel aangaande de platformen op 24 januari 2017 van kracht is geworden maar dat er nog geen platformen erkend zijn. Dit hoeft geen verwondering te wekken nu het aanvraagformulier slechts sinds 1 maart beschikbaar zou zijn. Blijkt dat voorlopig enkel ListMinut’ in de volgende weken retroactief erkend worden. De vraag stelt zich wat er moet gebeuren met (al dan niet ingehouden[9]) inkomsten tussen 01/07/2016 en de datum dat de platformen effectief erkend zullen worden !
[1] Art. 130 en 171, WIB 92.[2] Het bruto bedrag is “het bedrag dat door het platform of door tussenkomst van het platform daadwerkelijk is betaald, verhoogd met alle sommen die door het platform of door tussenkomst van het platform van het platform zijn ingehouden”. Pas op dat U deze bedrag niet bereikt ![3] Art. 37bis, §2, WIB 92.[4] Art. 22, Programmawet van 1 juli 2016, B.S. 04.07.2016, 40970.[5] Art. 50, $4 BTW Wetboek.[6] Art. 90, WIB 92.[7] Memorie van toelichting, doc°54-1875/001, 24, http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1875/54K1875001.pdf#page=24[8] Koninklijk Besl uit tot uitvoering van artikel 90, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, inzake de voorwaarden tot erkenning van elektronische platformen van deeleconomie en tot onderwerping van de artikel 90, eerste lid, 1° bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde inkomsten aan de bedrijfsvoorheffing, B.S., 24.01.2017, 12.789.[9] http://www.lalibre.be/actu/belgique/ubereats-se-prend-pour-le-legislateur-d-apres-le-spf-finances-58b65f19cd70fcd9ef9552e4-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Le régime fiscal des revenus de l’économie collaborative
Airbnb, (Air)Bsit, Uber, ListMinut’, Menu Next Door, FLAVR… L’« économie collaborative » via des plateformes électroniques s’est fortement développée ces dernières années, et ce notamment grâce à de nouvelles technologies telles que les smartphones et l’internet mobile.
Ces plateformes permettent à des particuliers d’obtenir des revenus complémentaires en contrepartie de petits services. Le régime fiscal de ces revenus n’est toutefois pas des plus clairs : ils peuvent, selon les circonstances, être considérés comme des revenus professionnels, comme des revenus mobiliers, comme des revenus immobiliers ou, le plus souvent, comme des revenus divers, avec un tarif fiscal allant de 25 à 50 % (pour faire « simple »)[10]. Pour cette raison, à laquelle s’ajoute celle de la lourdeur des charges administratives, la plupart de ces revenus n’est tout simplement pas déclarée.
Un nouveau régime a pour objectif de sortir ces revenus de la « zone grise », mais aussi de stimuler l’entreprenariat et cela avec un minimum de formalités.
Le nouveau régime
Les revenus de l’économie collaborative seront sous peu imposables à un taux de 20 % (en fait de facto 10 % après déduction des frais forfaitaires de 50 %) jusqu’à un montant brut de 5.100 €[11]par année (montant indexé, revenus 2017).
Au-delà de ce montant, tous les revenus (et donc pas uniquement ceux qui excèdent la somme de 5.100 € !) de l’année en cours et de l’année suivante seront considérés comme des revenus professionnels, sauf preuve contraire[12]. Ils seront donc en principe imposés à un taux allant de 25 à 50 %.
Les services doivent être fournis via une plateforme électronique agréée. Aussi longtemps que la limite de 5.100 € n’est pas dépassée, un taux de 10 % sera retenu à la source (c’est-à-dire, par la plateforme), de sorte que le fournisseur de service (le particulier) ne perçoit sur son compte bancaire que le montant net, sans devoir s’inquiéter des impôts. Ces revenus doivent simplement être mentionnés dans la déclaration à l’impôt des personnes physiques.
Les formalités administratives sont, de plus, relativement simplifiées. Tant que les revenus ne dépassent pas 5.100 € par année, les fournisseurs de service ne doivent pas s’enregistrer comme indépendants[13] et ne doivent donc pas payer de cotisations sociales. Ils sont également exemptés de TVA[14] et ne doivent pas s’inscrire à la Banque-Carrefour des Entreprises.
Il faudra donc faire particulièrement attention à ne pas dépasser la limite « magique » de 5.100 €.
Services
Le système est uniquement applicable aux services. La livraison de biens n’est donc pas visée. La location de biens immobiliers ou mobiliers est également exclue.
Concrètement, entrent dans le champ d’application de ce régime le fait de donner des cours de guitare ou des cours de langue, le baby-sitting, le jardinage ou le fait de photographier un mariage (etc.), pour autant que les autres conditions soient remplies (voyez ci-dessous).
Ce ne sera en principe pas le cas, par exemple, de la location de votre maison ou appartement via Airbnb (!), de la location de vos outils de bricolage ou de la livraison de produits.
Conditions
Il y a naturellement de strictes conditions pour bénéficier de ce système, en vue d’éviter la fraude fiscale ou les abus. On s’assure ainsi que tous les revenus soient déclarés et que des professionnels ne puissent pas utiliser le système pour diminuer leurs impôts sur les revenus.
Ces conditions sont les suivantes[15] :
- Les services doivent être rendus par une personne physique en dehors de l'exercice d'une activité professionnelle, c’est-à-dire que « les services qui sont offerts par la plateforme ne peuvent pas être des services qui sont étroitement liés à l’activité que le contribuable exerce en tant qu’indépendant ou à l’activité de la société dont il est dirigeant d’entreprise »[16].
- Les services doivent uniquement être rendus à des personnes physiques qui n’agissent pas dans le cadre de leur activité professionnelle ;
- Les services doivent être uniquement fournis via une plateforme électronique agréée ;
- Les montants obtenus doivent uniquement être payés au fournisseur de service par ou via cette plateforme.
Ce régime n’est donc d’application qu’aux relations « C2C », à l’exclusion des relations « B2B », « B2C » ou « C2B ». On s’assure également que tous les montants soient déclarés.
Plateformes agréées
L’Arrêté Royal fixant les normes d’agrément des plateformes électroniques[17] est entré en vigueur le 24 janvier 2017. Le formulaire de demande n’est toutefois disponible sur le site du SPF Finances que depuis le 1er mars 2017.
Les premières plateformes devraient ainsi être agréées dans les prochaines semaines. Le système sera alors entièrement fonctionnel.
Conclusion
Ce nouveau système a l’avantage d’encourager l’entreprenariat pour les particuliers. Il est en effet aussi simple que possible, ce qui le rend accessible à tout un chacun.
Il s’agit, de façon générale, d’une évolution positive visant à encourager une façon originale d’entreprendre.
Nous devons constater que le tarif favorable (20 % moins 10 % = 10 %) est en vigueur depuis le 1er juillet 2016, que les conditions d’agrément des plateformes sont en vigueur depuis le 24 janvier 2017, mais qu’aucune plateforme n’a encore été reconnue. Il ne faut pas s’en étonner, dès lors que le formulaire de demande n’est disponible que depuis le 1er ma rs. Il semble provisoirement que seule la plateforme ListMinut’ sera agréée rétroactivement dans les prochaines semaines. La question se pose de savoir ce qui doit arriver aux revenus (retenus ou non[18]) entre le 01/07/2016 et la date où les plateformes seront effectivement agréées !
[1] Art. 130 et 171, CIR 92.[2] Le montant brut est « le montant qui a effectivement été payé ou attribué par la plateforme ou par l’intermédiaire de la plateforme, majoré de toutes les sommes qui ont été retenues par la plateforme ou par l’intermédiaire de la plateforme ». Attention à ne pas dépasser ce montant ![3] Art. 37bis, §2, CIR 92.[4] Art. 22, Loi-Programme du 1er juillet 2016, M.B. 04.07.2016, 40970.[5] Art. 50, $4 Code TVA.[6] Art. 90, CIR 92.[7] Exposé des motifs, doc°54-1875/001, p. 24, http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1875/54K1875001.pdf#page=24[8]Arrêté Royal portant exécution de l’article 90, alinéa 2, du Code des impôts sur les revenus 1992, en ce qui concerne les conditions d’agrément des plateformes électroniques de l’économie collaborative, et soumettant les revenus visés à l’article 90, alinéa 1er, 1°bis, du Code des impôts sur les revenus 1992, au précompte professionnel, M.B., 24.01.2017, p. 12.789.[9] http://www.lalibre.be/actu/belgique/ubereats-se-prend-pour-le-legislateur-d-apres-le-spf-finances-58b65f19cd70fcd9ef9552e4