De nieuwe anti-dopingcode
18 december 2014
In 2004 ging in de schoot van het wereld anti-dopingagentschap, of kort gezegd “WADA”, een anti-dopingcode van kracht (WADA-code). Aan de hand van deze code wordt getracht regelgeving en sancties omtrent doping wereldwijd te harmoniseren.
Op 15 november 2013 werd door WADA in het Zuid-Afrikaanse Johannesburg een wijziging van de WADA-code aanvaard. De deelnemende lidstaten moeten de wijzigingen tegen 2015 omzetten in eigen wetgeving. De nieuwe WADA-code zal met ingang van 1 januari 2015 van kracht worden.[1]
Het ontwerpdecreet over de nieuwe antidopingcode is op 7 november 2014 door de Vlaamse regering goedgekeurd. De nieuwe wijzigingen bestaan onder andere uit: een verhoging van de strafmaat van 2 naar 4 jaar, een optrekking van de verjaringstermijn van 8 naar 10 jaar en het optreden tegen de trainers en de begeleiders van de betrokken sporter.[2] Het is duidelijk dat er een verstrenging werd doorgevoerd in plaats van een versoepeling.
In dopingzaken is er van een eerlijk proces weinig sprake. Wanneer er een verboden stof in het lichaam van een sporter gevonden wordt, ontstaat er een onweerlegbaar vermoeden van schuld dat die sporter een dopinginbreuk heeft begaan. Het principe dat in dopingzaken wordt gehanteerd is ‘schuldig tot het tegendeel bewezen is’. De betrokken sporter moet nu zelf gaan aantonen dat het bewijs van aanwezigheid van verboden stof in zijn lichaam gebrekkig is. Hij moet proberen te bewijzen dat er fouten gemaakt zijn tijdens de procedure. Dit is een onredelijk zware opdracht voor de sporter, zijn goede naam wordt hierdoor ook al besmeurd. Denk maar aan de pijnlijke zaak van tienkamper Thomas Van der Plaetsen: Een positieve dopingtest werd bij hem vastgesteld waardoor hij onterecht als dopingzondaar bestempeld werd (de positieve test was te wijten aan teelbalkanker).[3]
In Vlaanderen hebben we aangenomen dat de overtreding vaststaat zonder dat een intentie moet worden bewezen. Als onschuldige sporters even zwaar gestraft worden als schuldige sporters, wordt een negatief signaal de wereld ingestuurd. De fundamentele rechten van de sporter dreigen hierbij aangetast te worden.[4]
Wielrenner Bjorn Leukemans werd door de disciplinaire raad van de Vlaamse gemeenschap veroordeeld tot 9 maanden schorsing. Na een tegenaanval van de advocaat van Leukemans, werd de schorsing vernietigd. De motivering van de Raad van State luidde als volgt: “Als een sanctie wordt opgelegd, is het aan de tuchtorganen om te bewijzen dat de sporter in de fout is gegaan. Er kan geen sprake zijn van een aansprakelijkheid van de sporter waardoor de bewijslast wordt omgekeerd.”
Dit was een historische uitspraak in de dopingrechtspraak. Laat ons hopen dat ze die uitspraak nog veel zullen gebruiken in de komende dopingzaken. In het licht hiervan is de verstrenging ongehoord.
“Dit betekent meteen ook dat er geen sprake kan zijn van een foutloze aansprakelijkheid in hoofde van de sporter waardoor de bewijslast zou worden omgekeerd. In tegendeel brengt de mogelijkheid tot het opleggen van enige tuchtsanctie door de Sportbonden en tuchtoverheden, met zich mee dat het aan die organen toekomt te bewijzen dat de betrokken sporter in de fout is gegaan, of nog dat hij schuld heeft aan zijn positieve dopingtest. Wanneer aldus zou komen vast te staan dat die sporter wel degelijk schuld treft, kan het betrokken tuchtorgaan een sanctie opleggen, maar dan nog steeds rekening houdende met alle elementen van het dossier, hetgeen van belang kan zijn bij het bepalen van de strafmaat. Wanneer de sporter niets valt te verwijten en hij derhalve geen schuld treft, kan hij ook niet gesanctioneerd worden.”[5]
[1] KABINET P. MUYTERS, “Nieuwe WADA-code strenger, slimmer en klantvriendelijker”, Brussel, 15 november 2013.
[2] “Philippe Muyters: “Nieuwe antidopingcode is strenger maar menselijker””, Het Laatste Nieuws, 7 november 2014.
[3] “Belgische atleet moet niet meer bewijzen hoe doping in zijn lichaam komt.” Het Nieuwsblad, 20 juli 2012.
[4] L. Declerq, “De bestraffing van dopingpraktijken in topsport”, Jura Falconis, Jg.48, 2011-2012, nummer3.
[5] Arr. RvS nr. 220.084, 28 juni 2012.