Maand: april 2023
PDF

In onze vorige bijdrage[1] kon u al lezen dat sinds 31 januari 2022 het CAP-vermogensregister gevoelig werd uitgebreid. Zo kan de fiscus voortaan de rekeningsaldo’s van de Belg in het bankenregister inkijken, wat op hevig verzet stuitte. Onder meer de vzw ‘Ministry of Privacy’ vocht de uitbreiding aan bij het Grondwettelijk Hof, dat met haar arrest van 08 december 2022 nu klare wijn schenkt.

Het CAP-register, of voluit het Centraal Aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten van de Nationale bank werd in 2011 opgericht om fiscale fraude efficiënter te monitoren en bestraffen.[2] Het CAP is een elektronische databank bij de Nationale Bank van België met een overzicht van allerhande financiële gegevens, rekeningen, of nog, contracten die in België worden aangehouden bij financiële instellingen van zowel inwoners als niet-inwoners.[3]

Met de programmawet van 20 december 2020[4] trachtte de wetgever het werk van de belastingcontroleur gevoelig te vereenvoudigen door deze toe te laten om de financiële gegevens van de belastingplichtige op te zoeken in het CAP-register. Op die manier zou men fiscale fraude nog efficiënter kunnen aanpakken.

Een nobele doelstelling die weliswaar niet overal op bijval kon rekenen. Zo waarschuwde de Gegevensbeschermingsautoriteit (hierna: GBA) al dat de uitbreiding van het vermogensregister een onnodige, bijzonder verregaande en risicovolle centralisatie van financiële (persoons)gegevens is, die niet in verhouding staat tot de beoogde doeleinden.[5] Ook sommige fiscalisten vreesden dat met de uitbreiding de weg wordt geplaveid voor nieuwe vermogensbelasting.[6]

In juni 2021 trokken enkele fiscalisten en privacy activisten naar het Grondwettelijk Hof om de uitbreiding aan te vechten. De uitbreiding zou strijdig zijn met (i) het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van de persoonsgegevens, (ii) het recht op toegang tot de rechter en (iii) het gelijkheidsbeginsel.[7]

Met haar arrest van 8 december 2022 heeft het Grondwettelijk Hof het beroep vernietigd. “Hoewel de uitbreiding een inmenging is in het privéleven van de belastingplichtigen en van de personen met wie zij een financiële verrichting hebben gedaan, beantwoordt ze aan een legitiem doel en is ze evenredig.”  Zo is het legitiem doel volgens het Hof onder meer om de strijd tegen fiscale fraude op te drijven door het verhogen van de transparantie inzake de gegevens van de belastingplichtige.

Volgens het Hof zijn er voldoende procedurele en inhoudelijke waarborgen ingebouwd tegen willekeurige inmengingen in het privéleven van de in het CAP geregistreerde personen en van de personen met wie zij financiële verrichtingen hebben gedaan.[8]

Besluit

Volgens de indieners van het vernietigingsberoep bij het Hof zou de uitbreiding van de financiële gegevens niet strikt noodzakelijk zijn omdat de doelstellingen ook op een andere, minder privacygevoelige manier zouden kunnen worden bereikt. Het Hof ging hier niet mee akkoord en verwierp het beroep.

Indien u na het lezen van dit artikel nog vragen hebt, aarzel dan niet om ons te contacteren via [email protected] of 03 216 70 70.

 

[1] https://www.jubel.be/het-centraal-aanspreekpunt-van-de-nationale-bank-gevoelig-uitgebreid/

[2] Zie art. 322 § 3 WIB 92

[3] Zie B.3.1. GwH 08.12.2022, Arrest nr. 162/2022, Rolnummer: 7612

[4] https://www.ejustice.just.fgov.be/eli/wet/2020/12/20/2020044541/justel#LNK0010

[5] https://www.gegevensbeschermingsautoriteit.be/publications/advies-nr.-122-2020.pdf

[6] https://moneytalk.knack.be/geld-en-beurs/belastingen/eerst-het-vermogensregister-dan-de-belasting/article-longread-1824241.html

[7] Zie B.5.1. GwH 08.12.2022, Arrest nr. 162/2022, Rolnummer: 7612

[8] Zie B.11.10 GwH 08.12.2022, Arrest nr. 162/2022, Rolnummer: 7612

PDF

Met het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (hierna: WVV) werd de regelgeving inzake financiële steunverlening in aanzienlijke mate versoepeld. Onder het oude Wetboek van Vennootschappen (hierna: W.Venn.) gold er (de facto) nog een absoluut verbod[1] op het verlenen van financiële steun door de vennootschap bij de verkrijging van haar eigen aandelen door een derde partij. Onder Europese impuls[2] trachtte de wetgever in 2009[3] te evolueren naar een principiële toelaatbaarheid van financiële steunverlening, maar de strikte voorwaarden hypothekeerde de toepassing ervan in de praktijk aanzienlijk. Met de invoering van de WVV is financiële steunverlening flexibeler gemaakt en weerspiegelt zij de veranderingen in het vennootschapsrecht dat de praktijk beoogde.

Begrip

Financiële steunverlening wordt binnen de overnamepraktijk gedefinieerd als een instrument waarbij de over te nemen vennootschap zelf financiële middelen ter beschikking stelt aan de kandidaat-koper. Wie een onderneming overneemt, zal vaak geld lenen bij een kredietinstelling om de overname (gedeeltelijk) te financieren, waarbij deze laatste bepaalde zekerheden zal bedingen ter waarborging van haar lening. Om dit vermijden zou de overgenomen vennootschap een deel van haar geldmiddelen kunnen uitlenen aan de overnemer.

Er kunnen dus een vijftal constitutieve voorwaarden worden onderscheiden om te kunnen spreken van financiële steunverlening/bijstand:[4]

  • het voorschieten van middelen, toestaan van leningen of stellen van zekerheden;
  • door een target (NV/BV/CV);
  • aan een derde;
  • met het oog op de verkrijging of inschrijving van op;
  • haar aandelen, winstbewijzen of aandeelcertificaten.

Er bestaan twee vormen van financiële steunverlening. Financiële steunverlening in de vorm van een voorschot van (geld)middelen of een lening (directe financiële steunverlening) en financiële steunverlening als zekerheid (indirecte financiële steunverlening). Bij deze laatste vorm zal men niet rechtstreeks de aankoop van bepaalde effecten financieren, maar zal men de financiering enkel vergemakkelijken door het stellen van bepaalde zekerheden, zoals bijvoorbeeld een hypotheekstelling of een pand op het handelsfonds.[5]

Voorwaarden onder het oud W.Venn.

Vóór de invoering van het WVV golden de volgende strikte voorwaarden voor financiële steunverlening:[6]

  • de verantwoordelijkheid van de verrichting lag bij het bestuursorgaan, die op die manier procedures inzake bestuurdersaansprakelijkheid riskeerden;

  • de financiering moest plaatsvinden tegen billijke marktvoorwaarden, wat in de praktijk moeilijk toe te passen viel;

  • de verrichting vereiste een beslissing van de algemene vergadering met de bijzondere meerderheden van een statutenwijziging waardoor een dwarsliggende aandeelhouder de hele operatie kon blokkeren;

  • het bestuursorgaan moest een uitvoerig gemotiveerd verslag opstellen over de redenen, het belang voor de vennootschap, de voorwaarden voor de financiering, de eraan verbonden risico’s voor liquiditeit en solvabiliteit én de prijs voor de aankoop van de aandelen door de derde. Dit verslag diende, inclusief overnameprijs, gepubliceerd te worden in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad;

  • de financieringsmiddelen moesten voor uitkering vatbaar zijn met een boeking op het passief van een onuitkeerbare beschikbare reserve tot gevolg;

  • ingeval van de verkoop van eerder door de vennootschap ingekochte eigen aandelen was een billijke prijs vereist, hetgeen in de praktijk moeilijk was te beoordelen.

Voorwaarden onder het WVV

Met de invoering van het WVV wordt de toepassing van financiële steunverlening flexibeler ingevuld, zowel in de kapitaalloze besloten vennootschap (BV)[7], als in de naamloze vennootschap (NV)[8].

Ten eerste speelt het vereiste van financiering aan billijke marktvoorwaarden niet langer in de BV/CV. Een begrip dat in de praktijk een grote beoordelingsmarge kreeg toegewezen, met de nodige rechtsonzekerheid als gevolg. Voor de NV geldt deze voorwaarde nog wel.

Ten tweede is het niet langer nodig voor het bestuursorgaan om een bijzonder verslag over de voorgenomen financiering te publiceren. Het opmaken van een verslag blijft verplicht, maar de neerlegging ervan in het Belgisch Staatsblad is niet meer verplicht voor de BV. In de NV volstaat het om de loutere neerlegging van het verslag te publiceren waardoor de inhoud geheim kan blijven.

Tot slot moeten de middelen nog steeds vatbaar zijn voor uitkering met toepassing van de netto-actieftest en de liquiditeitstest.

Besluit

Mondjesmaat is de Belgische wetgever geëvolueerd van een absoluut verbod naar een principiële toelaatbaarheid van financiële steunverlening binnen de overnamepraktijk. Eerst in 2009 met de tenuitvoerlegging van het KB van 8 oktober 2008 dat – zoals later gebleken – een te rigide systeem invoerde voor een aantrekkelijke toepassing van financiële steunverlening. Met de invoering van het WVV werden de strikte voorwaarden verder versoepeld. Voortaan mag een vennootschap middelen voorschieten, leningen toestaan of zekerheden stellen met het oog op de verkrijging van haar aandelen door derden als:[9]

  • de verrichting is toegelaten door een voorafgaand besluit van de algemene vergadering, genomen met naleving van de aanwezigheids- en meerderheidsvereisten voorgeschreven voor een statutenwijziging;

  • de verrichting gebeurt onder de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan dat ter zake een verslag opstelt waarin de redenen voor de verrichting en de voorwaarden waartegen deze plaatsvindt worden vermeld, samen met de daaraan verbonden risico’s voor de liquiditeit en de solvabiliteit van de vennootschap. In de NV moet de neerlegging van het verslag worden gepubliceerd;

  • het voor de verrichting uitgetrokken bedrag voor uitkering vatbaar is, met toepassing van de netto-actieftest en de liquiditeitstest.

  • de vennootschap aan de passiefzijde van haar balans een onbeschikbare reserve opneemt, ten bedrage van de totale financiële bijstand, en waarop terugnemingen kunnen gebeuren evenredig met de vermindering van de verleende steun.

 

Indien u na het lezen van dit artikel nog vragen hebt, aarzel dan niet om ons te contacteren via [email protected] of 03 216 70 70.

 

Juridische bronnen:

  • RICHTLIJN 2006/68/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 6 september 2006 tot wijziging van Richtlijn 77/91/EEG van de Raad met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal

  • 8 OKTOBER 2008. – Koninklijk besluit tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen ingevolge Richtlijn 2006/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 tot wijziging van Richtlijn 77/91/EEG van de Raad met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal

  • DELLA FAILLE, X., “L’assistance financière: montage méconnu en droit des sociétés”, D.A.O.R. 2022/2 – n°142 – p.47.

  • 23 MAART 2019 – Wetboek van vennootschappen en verenigingen

  • 7 MEI 1999 – WETBOEK VAN VENNOOTSCHAPPEN

 

[1] Uitzondering: het eigen personeel van de vennootschap kon onder bepaalde omstandigheden al wel aandelen verwerven van de vennootschap.

[2] RICHTLIJN 2006/68/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 6 september 2006 tot wijziging van Richtlijn 77/91/EEG van de Raad met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal

[3] 8 OKTOBER 2008. – Koninklijk besluit tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen ingevolge Richtlijn 2006/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 tot wijziging van Richtlijn 77/91/EEG van de Raad met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal

[4] Zie artt. 5:152, 6:118 en 7:227 WVV.

[5] DELLA FAILLE, X., “L’assistance financière: montage méconnu en droit des sociétés”, D.A.O.R. 2022/2 – n°142 – p.47.

[6] Zie artikel 329 en 629 W.Venn.

[7] Zie artikel 5:152 WVV.

[8] Zie artikel 7:227 WVV.

[9] Zie artikel 5:152 WVV en artikel 7:227 WVV.

PDF

In november 2022 werd door de federale regering afgeklopt op een arbeidsdeal[1]. Het betreft een pakket van maatregelen met de bedoeling om zoveel mogelijk mensen aan het werk te krijgen en vooral te houden.

Één van de maatregelen opgenomen in de arbeidsdeal, is het zogenaamde recht op deconnectie. Dit houdt in dat een werknemer het recht heeft om niet bereikbaar te zijn buiten de arbeidsuren. In de praktijk zien we immers maar al te vaak dat werknemers ook buiten de uren digitale communicatie zoals mails, telefoons, whatsapp berichten etc. ontvangen. Hierdoor ontstaat er een cultuur van ‘permanente connectie’ met het werk. Met het invoeren van een recht op deconnectie hoopt de overheid om een betere work-life balance mogelijk te maken en zo overmatige stress en druk met burn-outs tot gevolg, te vermijden.

De maatregel verplicht ondernemingen met 20 werknemers of meer om afspraken te maken over het recht op deconnectie. Volgende zaken moeten minstens geregeld worden:

  • Praktische modaliteiten om het recht op deconnectie toe te passen door de werknemer: denk aan afspraken over het niet beantwoorden van mails of telefoons binnen bepaalde tijdsblokken, het uitschakelen van de server na een bepaald uur, het aanzetten van een afwezigheids-of doorverwijzingsbericht na een bepaald uur etc.;
  • Richtlijnen voor het gebruik van digitale hulpmiddelen zodat de rusttijden, vakantie en het privéleven van de werknemer gewaarborgd blijven;
  • Vormings- en sensibiliseringsacties voor zowel werknemers als leidinggevenden m.b.t. het verstandig gebruik van digitale hulpmiddelen en de risico’s verbonden aan een overmatige connectie.

De afspraken kunnen worden vastgelegd in een CAO op ondernemingsniveau (die moet worden neergelegd op de griffie van de FOD WASO) dan wel in het arbeidsreglement. Wanneer binnen de sector een algemeen verbindend verklaarde CAO wordt afgesloten over het recht op deconnectie, dan vervalt de verplichting op ondernemingsniveau.

De deadline voor het opstellen van afspraken rond het recht op deconnectie, verstreek eigenlijk op 1 januari 2023. De FOD WASO heeft echter een uitstel toegekend van 3 maanden. De ondernemingen die onder het toepassingsgebied van de verplichting vallen, moesten dus uiterlijk 1 april 2023 de nodige afspraken vastleggen in een onderneming CAO dan wel in hun arbeidsreglement.

In de praktijk blijkt echter dat vele ondernemingen nog niet in regel zijn. Zo blijkt uit een studie van Acerta dat op meer dan 500 ondernemingen, 15% nog geen concrete afspraken heeft vastgelegd. De ondernemingen die wel al stappen hebben ondernomen om het recht op deconnectie in te voeren, hebben vaak nog geen richtlijnen over het gebruik van digitale hulpmiddelen.[2] Dit laatste is nochtans in onze huidige maatschappij één van de grootste stress veroorzakers.

Het is uiteraard van belang voor ondernemingen om hun schouders te zetten onder het uitwerken van een concreet en sterk deconnectiebeleid, gezien de grote impact ervan op de gezondheid van hun werknemers en om zo (langdurige) ziekte-uitval te vermijden.

Tegelijkertijd is het een grote uitdaging voor de ondernemingen die onder het toepassingsgebied vallen. Deconnectie zou immers ten koste kunnen gaan van flexibiliteit, iets wat in een post corona tijdperk met veel thuiswerkers ook van groot belang is voor een onderneming… Professor arbeidsgeneeskunde Lode Godderis pleit dan ook niet zozeer voor een strikt deconnectiebeleid, maar eerder voor het maken van duidelijke afspraken over iemand beschikbaarheid buiten de werkuren.[3]

Of het recht op deconnectie effectief een invloed zal hebben op het verminderen van langdurige uitval op de arbeidsmarkt, zal de toekomst moeten uitwijzen.

Wenst u meer informatie over dit onderwerp? Contacteer ons gerust via [email protected] of [email protected] of op het nummer 03 216 70 70.

 

[1] Wet van 3 oktober 2022 houdende diverse arbeidsbepalingen.

[2] https://www.acerta.be/nl/insights/blog/werkgevers/recht-op-deconnectie-1-op-7-bedrijven-is-nog-niet-klaar?utm_source=socialseeder&utm_medium=link&utm_campaign=recht-op-deconnectie

[3] De Standaard (weekend), zaterdag 27, zondag 28, maandag 29 mei 2023

PDF

STUDIO | LEGALE is op zoek naar een zeer gemotiveerde en enthousiaste advocaat-stagiair(e), die klaar is voor de uitdagingen waar de moderne advocatuur momenteel voorstaat. Wij verwachten van u een zelfstandige en initiatiefrijke werkhouding, met een goede juridische kennis, pragmatisch denkvermogen en oog voor detail. Er wordt steeds een brede opleiding aangeboden in het burgerlijk en handelsrecht, doch de nadruk worden gelegd op volgende rechtstakken:

Aansprakelijkheidsrecht

Verkeersrecht

Bouwrecht

Contractenrecht

Met interesse in faillissementsrecht, arbeidsrecht en omgevingsrecht.

Wij bieden een zeer dynamische werkplek waar collegialiteit en teamspirit hoog in het vaandel worden gedragen. U mag een correcte vergoeding en een degelijke opleiding verwachten, waarbij ruimte wordt gelaten om uw eigen dossiers te behandelen.

Hij/zij spreekt en schrijft vlot Nederlands, Frans en Engels.

Stuur uw cv en motivatie naar [email protected]

PDF

Met de eIDAS Verordening[1] heeft Europa getracht de rechtszekerheid en het vertrouwen in elektronische transacties in de interne markt te vergroten door te voorzien in een gemeenschappelijke grondslag voor veilige elektronische interactie tussen burgers, bedrijven en overheden.[2] Maar hoe rechtsgeldig is uw digitale handtekening?

Het opbouwen van vertrouwen in de online-omgeving is immers essentieel voor economische en sociale ontwikkeling. Een gebrek aan vertrouwen leidt ertoe dat consumenten, bedrijven en overheden aarzelen om transacties elektronisch uit te voeren en van nieuwe diensten gebruik te maken.[3] Europa streeft dan ook naar een volledig geïntegreerde digitale eengemaakte markt die het gebruik van onlinediensten vergemakkelijkt, met bijzondere aandacht voor de facilitering van veilige elektronische identificatie en authenticatie.[4] Één van die middelen om dit verwezenlijken betreft de elektronische handtekening.

De eIDAS-verordening onderscheidt drie soorten rechtsgeldige elektronische handtekeningen:

  1. Gewone elektronische handtekening

Dit zijn gegevens in elektronische vorm die gehecht zijn aan of logisch verbonden zijn met andere gegevens in elektronische vorm, en die door de ondertekenaar worden gebruikt om te ondertekenen.[5] In veel situaties een milieuvriendelijk, efficiënt en veilig alternatief voor de klassiek handgeschreven handtekening. Zo dient men bijvoorbeeld niet langer een bepaald document te printen, te ondertekenen en per post te verzenden. Zij biedt echter wel geen garanties voor de authenticiteit van de handtekening (lees: de zekerheid omtrent de identiteit van de ondertekenaar) of de integriteit van het document (lees: de controle op eventuele wijzigingen van het document).

Hoewel een gewone elektronische handtekening niet wordt gelijkgesteld met een handgeschreven handtekening, kan de ondertekenaar wel terugvallen op het non-discriminatiebeginsel.[6] Dit beginsel houdt in dat een rechter de elektronische handtekening niet kan weigeren louter omwille van het elektronische karakter ervan. Dit betekent echter niet dat dit soort elektronische handtekening dezelfde juridische waarde heeft als een handgeschreven handtekening.

  1. Geavanceerde elektronische handtekening

Dit is een elektronische handtekening die:

  • op een unieke wijze aan de ondertekenaar is verbonden (bv. door aan de ondertekenaar een unieke code/private sleutel toe te kennen);

  • het mogelijk maakt om de ondertekenaar te identificeren (bv. door middel van een identiteitscertificaat);

  • tot stand komt met gegevens voor het aanmaken van elektronische handtekeningen die de ondertekenaar, met een hoog vertrouwensniveau, onder zijn uitsluitende controle kan gebruiken (bv. de toegang tot een private sleutel is enkel mogelijk na een pincode);

  • en wijzigingen achteraf traceerbaar maakt (bv. audit-trail of hashing).[7]

Een geavanceerde handtekening vereist dus een aantal technische controles die aantonen dat de handtekening authentiek is en dat het te ondertekenen document integer blijft. Ze biedt dus meer garanties voor authenticiteit en integriteit dan een gewone elektronische handtekening. Net zoals het geval is bij de gewone elektronische handtekening, wordt de geavanceerde elektronische handtekening niet gelijkgesteld met een handgeschreven handtekening, maar kan de ondertekenaar wel terugvallen op het non-discriminatiebeginsel[8].

  1. Gekwalificeerde elektronische handtekening

Dit is een geavanceerde elektronische handtekening die:

  • aangemaakt is met een gekwalificeerd middel voor het aanmaken van elektronische handtekeningen (bv. geconfigureerde software en/of hardware om een elektronische handtekening aan te maken en die aan bepaalde eisen voldoet);

  • gebaseerd is op een gekwalificeerd certificaat voor elektronische handtekeningen afgegeven door een gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten (bv. een handtekeningcertificaat dat aan bepaalde eisen voldoet).[9]

Het betreft een technisch complexe vorm van ondertekening die, vergeleken met de gewone en geavanceerde handtekening, juridisch het meeste garanties biedt op het vlak van authenticiteit van de handtekening en integriteit van het ondertekende document. Het belangrijkste voorbeeld van een gekwalificeerde elektronische handtekening is de ondertekening via eID of via de Itsme-applicatie.

Deze elektronische handtekening wordt wel gelijkgesteld met een handgeschreven handtekening. Dat betekent dat de gekwalificeerde elektronische handtekening dezelfde rechtsgevolgen heeft als een handgeschreven handtekening.[10] De gekwalificeerde elektronische handtekening geniet eveneens de werking van het non-discriminatiebeginsel. Bovendien wordt een gekwalificeerde elektronische handtekening in alle andere lidstaten van de Europese Unie erkend wanneer zij gebaseerd is op een in een lidstaat afgegeven handtekeningcertificaat.[11]

Besluit

In de Europese Unie wordt de geldigheid van een elektronische handtekening in de zin van eIDAS principieel erkend. Zij komt ook vaker voor dan je denkt. Denk maar bijvoorbeeld aan het gebruik van een pincode waarmee je geld afhaalt bij je bank of het ondertekenen van je digitale belastingbrief met je eID.

Maar net zoals een klassiek geschreven handtekening kan worden betwist, kan een partij ook steeds de geldigheid van een elektronische handtekening aanvechten. Wij raden dan ook aan om – afhankelijk van de (formele/informele) context waarin u zich bevindt – een beroep te doen op een gewone elektronische handtekening, dan wel een geavanceerde of gekwalificeerde handtekening.

 

Indien u na het lezen van dit artikel nog vragen hebt, aarzel dan niet om ons te contacteren via [email protected] of 03 216 70 70.

 

Juridische bronnen:

[1] VERORDENING (EU) Nr. 910/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG

[2] Zie overweging (2) eIDAS Verordening

[3] Zie overweging (1) eIDAS Verordening

[4] Zie overweging (5) eIDAS Verordening

[5] Zie artikel 3.10 eIDAS Verordening

[6] Zie artikel 25.1 eIDAS Verordening

[7] Zie artikel 3.11 en artikel 26 eIDAS Verordening

[8] Zie artikel 25.1 eIDAS Verordening

[9] Zie artikel 3.12 eIDAS Verordening

[10] Zie artikel 25.2 eIDAS Verordening

[11] Zie artikel 25.3 eIDAS Verordening

PDF

Betreft       

Een ex-burgemeester gebruikt gegevens verzameld tijdens zijn mandaat voor het sturen van een e-mail met verkiezingspropaganda voor zijn kandidatuur voor de Provincieraad.

Context      

Gebruik e-mail voor verkiezingspropaganda

Rechtsgrond

Artikel 5.1 a) en b) GDPR: (Beginselen inzake verwerking van persoonsgegevens – rechtmatigheid, behoorlijkheid en transparantie & doelbinding);

Artikel 6.1 GDPR: (Rechtmatigheid van de verwerking);

Artikel 25 GDPR: (Gegevensbescherming door ontwerp en door standaardinstellingen);

Artikel 32 GDPR: (Beveiliging van de verwerking);

Artikel 33 GDPR: (=Melding van een inbreuk in verband met persoonsgegevens aan de toezichthoudende autoriteit);

Feiten

Op 22 mei 2019 verstuurt een ex-burgemeester onderstaand verkiezingsbericht naar een inwoner van een bepaalde gemeente: “beste dames, heren en vrienden, ik ben er trots op als (Xde) kandidaat op de lijst (Y) te staan voor ons arrondissement (lijst van de betrokken gemeenten… ) Sta mij toe om uw stem te vragen. Met een goed resultaat zal ik met onze ploeg van het College en de Provincieraad nog doeltreffender kunnen zijn. Ik wil mijn uiterste best doen om ook onze lokale vertegenwoordigers en hun projecten te steunen.”

De betrokken inwoner is hier absoluut niet mee gediend en vraagt zich luidop af hoe het komt dat hij dergelijke berichten ontvangt op zijn persoonlijk e-mailadres. Dat het bericht werd verstuurd met talrijke ontvangers in kopie, maakt de frustratie des te groter. Na verder onderzoek is aan het licht gekomen dat het e-mailadres van de betrokkene is verzameld naar aanleiding van een verzoek om informatie die de betrokkene in 2014 aan het secretariaat van de ex-burgemeester had verzonden om een openbare netheidskwestie te signaleren. Hierdoor werd zijn e-mailadres opgenomen in de lijst om verkiezingsberichten uit te sturen. Op het moment van de verzending van het bericht was de ex-burgemeester echter geen burgemeester meer.

Aangezien de ex-burgemeester op het moment van het verzamelen van het betreffende e-mailadres (in 2014) de verwerkingsverantwoordelijke was, was het ook zijn verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de persoonsgegevens op een passende rechtsgrondslag en in strikte overeenstemming met de in de GDPR vastgestelde beginselen werden verwerkt. Hij is ook verantwoordelijk voor het nemen van passende technische en organisatorische maatregelen om ervoor te zorgen dat de gegevens niet verder worden verwerkt voor een doel dat onverenigbaar is met het doel waarvoor zij oorspronkelijk zijn verzameld en verwerkt (artikel 5.1.f), artikel 6.4, en artikel 32 van de GDPR).

Het finaliteitsbeginsel is een cruciaal beginsel van de gegevensbescherming. Persoonsgegevens mogen niet verder worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met het doel waarvoor zij zijn verzameld. Het persoonlijk e-mailadres werd in 2014 verzameld omdat de burger destijds een melding deed over een stortplaats waarvoor hij een opkuis vroeg. Nu werd zijn e-mailadres gebruikt voor verkiezingsdoeleinden. Het hoeft dan ook geen betoog dat er geen verband is tussen de twee verwerkingsdoeleinden. Iets wat de GBA dan ook terecht opmerkte.

Sterker nog, de GBA is van mening dat het hergebruik door een ex-burgemeester van persoonsgegevens die in de loop van zijn ambtstermijn zijn verzameld voor onverenigbare doeleinden, de grondslagen van de democratie en de gelijkheid tussen de kandidaten ondermijnen. Een terechte visie van de GBA volgens ons.

Wat betreft de ongewenste verspreiding van het e-mailadres aan derde personen, geeft de ex-burgemeester toe een behandelingsfout te hebben begaan. Ongeacht of er al dan niet sprake is van een behandelingsfout, blijft er op dit vlak een schending bestaan van artikel 32.1. en 32.4. van de GDPR. Weliswaar accepteert de Geschillenkamer het niet-opzettelijk karakter van de inbreuk als een verzachtende omstandigheid.

Ook artikel 33 van de GDPR werd geschonden nu de kandidaat-burgemeester deze inbreuk niet binnen de termijn van 72 uur heeft gemeld aan de toezichthoudende overheid.

De Geschillenkamer heeft al eerder te maken gekregen met klachten in verband met de onrechtmatige gegevensverwerking voor verkiezingsdoeleinden.[1] Toen werd er in de meerderheid van de gevallen een administratieve boete opgelegd.

De GBA tilt zwaar aan het feit dat de kandidaat-burgemeester op het tijdstip van het verzamelen van de gegevens burgemeester en parlementslid was. Gezien zijn rol in het openbare leven, zou van hem verwacht mogen worden dat hij er zorgvuldig op  toeziet dat de verzamelde gegevens niet ten persoonlijke titel worden hergebruikt, en dat hij een verkiezingscampagne voert met inachtneming van alle toepasselijke regels (inclusief de regels inzake gegevensbescherming). Elke overheidsmandataris heeft immers een voorbeeldfunctie inzake het naleven van de wetgeving.

Uitspraak   

De schendingen van artikel 5.1. b) (onverenigbare verdere verwerking), artikel 5.1. a) (rechtmatigheid) en artikel 6.1 van de GDPR (onrechtmatige verwerking) die in deze beslissing worden vastgesteld, vormen een schending van de fundamentele beginselen van gegevensbescherming. In feite zijn dit inbreuken waarvoor de maximum boetes het hoogst zijn. De Geschillenkamer legt dan ook een administratieve boete op van € 5.000,00.

Onze mening        

Het finaliteitsbeginsel is een van de belangrijkste beginselen uit de GDPR. Het is dan ook zeer belangrijk dat dit basisbeginsel wordt nageleefd. In de eerste gepubliceerde beslissing (over verkiezingen) was de Geschillenkamer nog mild gelet op de toen nog nieuwe GDPR-wetgeving. In latere beslissingen waarbij gegevens onrechtmatig werden verwerkt voor verkiezingsdoeleinden, werd wel steevast een boete opgelegd. Dat is ook in deze zaak het geval. Er wordt terecht strenger opgetreden. Ook het feit dat de betrokkene een openbare functie uitoefende op het ogenblik van de gegevensverwerking, is een verzwarende omstandigheid.

Net zoals  eerdere beslissingen wordt geoordeeld dat een openbaar ambtenaar extra voorzichtig dient omgegaan met het verwerken van persoonsgegevens. Hieromtrent citeerde de Gegevensbeschermingsautoriteit het Europees Comité voor gegevensbescherming als volgt:

“de naleving van de regels inzake gegevensbescherming, ook in het kader van verkiezingsactiviteiten en -campagnes, is essentieel voor de bescherming van de democratie. Het is ook een middel om het vertrouwen van de burgers en de integriteit van de verkiezingen te behouden.”

Deze uitspraak is in lijn met de eerdere uitspraken waarin persoonsgegevens misbruikt werden voor verkiezingsdoeleinden. De GBA blijft op dit vlak onverbiddelijk.

 

Vernietiging door arrest Marktenhof van 27 januari 2021

Nadat de ex-burgemeester in hoger beroep is gegaan bij het Marktenhof van het hof van beroep te Brussel besluit het Marktenhof tot de vernietiging van de beslissing van de GBA en beveelt de opschorting van de beslissing.

Het Marktenhof oordeelt immers dat de sanctie bestaande uit de administratieve geldboete van € 5.000 disproportioneel is.

Het Marktenhof gaat helemaal niet akkoord met de verantwoording van de geschillenkamer dat een basisbeginsel geschonden zou zijn en dat dit zou bijdragen aan de verantwoording van de proportionaliteitseis. Iedere zaak moet in concreto beoordeeld worden en het Marktenhof wijst erop dat elementen uit eerdere beslissingen/zaken geen invloed mogen hebben op deze concrete beoordeling. De boete van € 5.000 wordt dan ook te vanzelfsprekend opgelegd volgens het Marktenhof, wat een disproportioneel karakter heeft.

Bovendien kan het eventuele niet-naleven van de formele schriftelijke procedure door de ex-burgemeester onder geen beding een verzwarende omstandigheid uitmaken.

Tot slot hecht het Marktenhof belang aan het feit dat duidelijk blijkt dat de ex-burgemeester op geen enkel ogenblik de intentie heeft getoond om de principes van gegevensbescherming te schenden, maar dat de schending een gevolg is van nalatigheid of onachtzaamheid, welke situatie onmiddellijk werd rechtgezet en waarvoor de ex-burgmeester zijn excuses aanbood.

Het Marktenhof stelt zich dan ook uitdrukkelijk de vraag of een berisping niet kon volstaan. De geschillenkamer zou nagelaten hebben om het vermoeden van goede trouw in acht te nemen.

Onze mening

 

Het Marktenhof ziet streng toe op de motivering en beoordeling door de Geschillenkamer van haar beslissing.

Hoewel uiteraard iedere zaak inderdaad concreet behandeld moet worden en alle elementen in overweging genomen dienen te worden, zijn wij van oordeel dat het Marktenhof dan weer onterecht geen aandacht spendeert aan het feit dat een ex-burgemeester en huidig parlementslid een voorbeeldfunctie heeft en in dat licht het opportunistische gebruik van gegevens waartoe hij toegang uit zijn voorbeeldfunctie o.i. toch aanleiding dient te geven tot het opleggen van een boete.

 

Beslissing en arrest

Beslissing 53/2020

Arrest marktenhof 27 januari 2021

[1] Beslissing 11-2019 van 25 november 2019 (https://www.generaldataprotection.be/news/rechtspraak-gba-beslissing-ten-gronde-nr-11-2019-van-25-november-2019/) ; Beslissing 10-2019 van 25 november 2019 (https://www.generaldataprotection.be/news/rechtspraak-gba-beslissing-ten-gronde-nr-10-2019-van-25-november-2019/);  Beslissing 04/2019 van 28 mei 2019 (https://www.generaldataprotection.be/news/rechtspraak-gba-beslissing-ten-gronde-nr-04-2019-van-28-mei-2019/);  en beslissing 30/2020 van 8 juni 2020 (https://www.generaldataprotection.be/news/rechtspraak-gba-beslissing-ten-gronde-nr-30-2020-van-8-juni-2020/).

PDF

Minister van Financiën, Vincent van Peteghem, wil elektronische facturatie of e-invoicing binnenkort tussen ondernemingen verplicht maken. Dit voornemen blijkt uit zijn beleidsnota Financiën voor 2022 en maakt deel uit van een bredere fiscale hervorming.[1] Op 2 maart 2023 legde minister Van Peteghem zijn voorstel tot een eerste fase van de hervorming op tafel.[2] Digitale facturen worden de regel en de papieren versie de uitzondering wanneer de klant hierom verzoekt.

Standaardisering

Minister Van Peteghem wil met de elektronische facturatie een gestandaardiseerd systeem in het leven roepen, zoals dat thans bestaat in de verhouding tussen ondernemingen en de overheid. Een elektronische factuur is een factuur opgemaakt, verzonden en ontvangen in een gestructureerde elektronische vorm, zonder enige menselijke tussenkomst. Op deze manier wordt automatische en elektronische verwerking ervan mogelijk. Elektronische facturatie of e-invoicing is de automatisering van het gehele facturatieproces. Het louter verzenden van een factuur in pdf-formaat via e-mail wordt niet beschouwd als e-invoicing. Dergelijke factuur is immers enkel gedigitaliseerd voor de verzender en het verwerkingsproces is niet geautomatiseerd.

Voor de opmaak van de digitale facturen gebruikt men een UBL-bestand (Universal Business Language). Volgens Wikipedia is UBL “een standaard voor elektronische bedrijfsvoering, bijvoorbeeld voor het opstellen van facturen of bestelbonnen, ontwikkeld door OASIS. UBL maakt gebruik van XML, dat gebaseerd is op de ebXML Core Components.”[3] Deze standaard heeft een specifieke codering en wordt gebruikt om digitale facturen in te lezen en te versturen door middel van boekhoudprogramma’s die compatibel zijn met UBL-bestanden.

De Europese norm voor e-facturatie, zijnde UBL, werd vastgelegd in de Europese e-invoicingrichtlijn[4].

Voordelen voor ondernemingen

De verwerking van facturen is vaak een tijdrovende administratieve last. De invoering van e-invoicing brengt voor ondernemingen dan ook tal van voordelen met zich mee. Ten eerste vermindert dit systeem aanzienlijk de bedrijfskosten (minder papierverbruik, minder handmatig werk, minder transportkosten etc.). De facturen kunnen ook zeer eenvoudig en goedkoop worden bewaard. Ten tweede bereikt een elektronische factuur haar bestemmeling veel sneller, waardoor betalingstermijnen beter gerespecteerd kunnen worden. Elektronische facturen worden gemiddeld tot 7 dagen sneller betaald dan papieren facturen. Ten derde verkleint het risico op (boekhoud)fouten en ontbrekende gegevens. Ten vierde verkleint eveneens de kans op factuurfraude. Indien de leverancier gevalideerd is, weet de klant dat de factuur wel degelijk van de betreffende leverancier afkomstig is en het geen “spookfactuur” betreft.

Voordelen voor de overheid

Voor de overheid is de elektronische facturatie een voordelige evolutie voor wat betreft de btw-inning. In vergelijking met onze buurlanden is de btw-kloof (de zogenaamde VAT Gap) in België relatief groot. De btw-kloof is het verschil tussen datgene wat de overheid zou moeten ontvangen en datgene wat de overheid effectief int. De overstap naar e-invoicing zou de btw-kloof verkleinen tot op het niveau van onze buurlanden. Een tijdige en juiste heffing, inning en invordering van de belasting is één van de kernopdrachten van de administratie van Minister van Peteghem. Het betreft een manier om de belastingontvangsten te verhogen, zonder aanpassingen door te voeren aan de belastingen zelf.

Implementatie

Hoewel het vooralsnog onduidelijk is hoe de wetgeving omtrent deze verplichting er zal uitzien, staat het wel vast dat deze verplichting er in de nakende toekomst daadwerkelijk komt. De implementatie zal in fasen gebeuren. Voorzienbaarheid is een prioriteit. Eerst worden grote ondernemingen onderworpen en vervolgens komen kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) aan bod. Voor grote ondernemingen zal de verplichting wellicht aanvangen vanaf juli 2024.

Verhouding ondernemingen en overheid (B2G): reeds juridisch kader voor elektronische facturatie

In de B2G-context (Business to Government) werd reeds een juridisch kader gecreëerd omtrent de verplichte elektronische facturatie met het Koninklijk Besluit van 9 maart 2022.[5] Het Koninklijk Besluit voorziet een gefaseerde totstandbrenging van de verplichting, in functie van de waarde van de overheidsopdracht of de concessie:

  • Eerste fase: facturen met een geraamde waarde gelijk aan of hoger dan de drempel voor de Europese bekendmaking (214.000 euro) en die vanaf 1 november 2022 worden bekendgemaakt;
  • Tweede fase: facturen met een geraamde waarde gelijk aan of hoger dan 30.000 euro en die worden bekendgemaakt vanaf 1 mei 2023;
  • Derde fase: facturen met een geraamde waarde onder 30.000 euro en die worden bekendgemaakt vanaf 1 november 2023, uitgezonderd facturen met een geraamde waarde onder 3.000 euro. Laatstgenoemde facturen zijn immers vrijgesteld, maar elk bestuursniveau kan besluiten deze vrijstelling niet toe te passen of een andere datum te eisen.

Voor facturen voor opdrachten zonder verplichting tot bekendmaking, geldt de datum van uitnodiging voor het indienen van een offerte.

Uw onderneming voorbereiden

Wij raden ondernemingen aan om te anticiperen op de nieuwe verplichting en de nodige facturatie software aan te schaffen die e-invoicing mogelijk maakt. Er bestaat niet één type software die geschikt is voor elke onderneming. Zo heeft een freelancer andere noden en budgetten dan een kmo. Het is aan elke onderneming om na te gaan welke software voor haar het meest geschikt is.

Vanaf 2024 wordt de elektronische facturatie wellicht geleidelijk geïmplementeerd. Gelet op de vele voordelen opgesomd in dit artikel kan het echter de moeite lonen om al sneller met e-invoicing aan de slag te gaan.

Indien u verder nog vragen heeft of bijkomende informatie wenst over deze materie, aarzel niet ons te contacteren!

Bronnen

Wetsvoorstel van 11 mei 2022 tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties teneinde e-facturatie tussen ondernemingen te realiseren, Parl.St. Kamer 2021-22, nr. 2682/001,  (https://www.dekamer.be/FLWB/PDF/55/2682/55K2682001.pdf).

Beleidsnota Financiën voor 2022, Parl.St. Kamer 2021-22, nr. 2294/004 (https://www.dekamer.be/FLWB/PDF/55/2294/55K2294004.pdf).

De eerste fase van de bredere fiscale hervorming, 2 maart 2023, https://vanpeteghem.belgium.be/sites/default/files/articles/Eerste%20fase%20bredere%20fiscale%20hervorming.pdf.

Universal Business Language, https://nl.wikipedia.org/wiki/Universal_Business_Language.

Medialinks

Verplichte b2b elektronische facturatie komt eraan, (https://www.vlaio.be/nl/events/verplichte-b2b-elektronische-facturatie-komt-eraan-220929).

Juridisch kader, (https://overheid.vlaanderen.be/juridisch-kader-e-invoicing).

België breidt B2G elektronische facturatie uit naar al zijn leveranciers, 21 april 2022, (https://edicom.nl/blog/belgie-breidt-b2g-elektronische-facturatie-uit-naar-al-zijn-leveranciers).

België gaat B2B elektronische facturatie verplicht stellen, 07.03.2023, (https://edicom.nl/blog/belgie-gaat-b2b-elektronische-facturatie-verplicht-stellen).

België gaat B2B elektronische facturatie verplicht stellen, https://edicom.nl/blog/belgie-gaat-b2b-elektronische-facturatie-verplicht-stellen

Minister van Financiën Van Peteghem neemt verplichte e-invoicing op in beleidsnota Financiën 2022, februari 2022, (https://blog.billit.be/2022/02/22/minister-van-financien-van-peteghem-neemt-verplichte-e-invoicing-op-in-beleidsnota-financien-2022/).

E-invoicing verplicht in België vanaf 2024? 7 vragen en antwoorden, (https://www.comanage.be/nl/blog/e-invoicing-belgie-vlaanderen).

[1] Beleidsnota Financiën voor 2022, Parl.St. Kamer 2021-22, nr. 2294/004 (https://www.dekamer.be/FLWB/PDF/55/2294/55K2294004.pdf).

[2] De eerste fase van de bredere fiscale hervorming, 2 maart 2023, https://vanpeteghem.belgium.be/sites/default/files/articles/Eerste%20fase%20bredere%20fiscale%20hervorming.pdf.

[3] Universal Business Language, https://nl.wikipedia.org/wiki/Universal_Business_Language.

[4] Richtlijn 2014/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake elektronische facturering bij overheidsopdrachten

[5] Koninklijk Besluit van 9 maart 2022 tot vaststelling van de modaliteiten aangaande de verplichting voor ondernemers op het gebied van de elektronische facturering in het kader van overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten

Hoofdwebsite Contact
afspraak maken upload






      GDPR proof area
      Upload uw documenten





      sleep uw documenten naar hier of kies bestand


      sleep uw briefwisseling naar hier of kies bestand











        Benelux (€... )EU (€... )Internationaal (prijs op aanvraag)

        Door de aanvraag in te dienen, verklaart u zich uitdrukkelijk akkoord met onze algemene voorwaarden en bevestigt u dat u onze privacyverklaring aandachtig heeft gelezen. Het verzenden van deze aanvraag geldt als een opdrachtbevestiging.
        error: Helaas, deze content is beschermd!