update: https://www.jubel.be/begerige-blikken-op-data-justitie/
Na de (nog steeds lopende…) ‘rel rond het inzagerecht’[1], zit het er alweer tegen tussen de Eerste Voorzitter van het hof van beroep te Antwerpen en onze Minister van Justitie. Inzet van de discussie deze keer is de beslissing van de Minister van Justitie om niet meer te investeren in VAJA.
Voor de leken onder ons, VAJA is een acroniem voor “Vonnissen Arresten – Jugements Arrêts”. Het is een databank die als doel heeft om alle rechterlijke beslissingen te digitaliseren. Doordat alle data die nodig is voor een beslissing rechtstreeks uit de databanken van de griffie komt, is het slechts een kwestie van enkele muisklikken om een vonnis of arrest te genereren. Met data wordt dan de persoonsgegevens en de zaakgegevens bedoeld. Uiteraard moet de motivering en de beslissing nog door de rechter zelf geformuleerd worden. We zijn (nog) niet in het stadium dat we alles kunnen overlaten aan de almachtige computer.
De doelstelling van VAJA reikt echter verder dan enkel het werk voor de griffie te vergemakkelijken. Het is ook een noodzakelijke tussenstap tot het eindelijk bekomen van een nationale databank van alle rechtspraak in België. Op dit ogenblik wordt slechts een beperkt gedeelte van de rechtspraak van de hoven en rechtbanken gepubliceerd. Als het niet tot bij het Hof van Cassatie is geraakt, is de kans groot dat de rechtspraak nooit in enige databank zal terecht komen. Nochtans is het een noodzaak voor de rechtszekerheid dat ook de beslissingen van de ‘lagere’ rechtbanken breder gepubliceerd worden. Niet enkel voor advocaten, maar ook voor de rechters zelf. Op dit ogenblik wordt in de Belgische rechtbanken op dagelijkse basis het warm water opnieuw uitgevonden. In Nederland worden zowat alle beslissingen van de rechtbanken gepubliceerd via www.rechtspraak.nl. In Frankrijk vindt de rechtszoekende alle beslissingen die minstens in beroep werden uitgesproken terug via www.legifrance.gouv.fr. Soortgelijke databanken bestaan ook in Oostenrijk, Duitsland, Italië, … . Voor de nieuwsgierigen, een overzicht is terug te vinden op het Europees e-justitieportaal.[2]
Volgens onze minister van Justitie is de technologie die achter VAJA zit verouderd. In zijn interview in De Ochtend op Radio 1 van 20 juni 2018 deed Minister Geens enkele vreemde uitspraken. Volgens de informatie die hij van zijn diensten had gekregen, is het niet mogelijk om via VAJA een digitale handtekening aan te brengen op een beslissing. Het gevolg hiervan zou zijn dat de griffier een vonnis of arrest zou moeten printen, dan handtekenen, vervolgens scannen en ten slotte zo kan doorsturen.
Twee onderdelen van deze uitspraak doen de wenkbrauwen fronsen. Enerzijds juridisch, anderzijds technisch.
Een juridische onnauwkeurigheid ?
De Minister spreekt over het aanbrengen van digitale handtekeningen op de beslissing. Volgens de Minister zou het mogelijk zijn voor de griffier om een beslissing te laten handtekenen, dan scannen en dan als rechtsgeldig ondertekend digitaal over te maken. Ingevolge artikel 25,2 van de eIDAS-verordering[3] heeft evenwel enkel de gekwalificeerde elektronische handtekening dezelfde rechtsgevolgen als een handgeschreven handtekening. Deze verordening heeft een directe werking en is dus voor België bindend.
De gekwalificeerde elektronische handtekening is een handtekening die wordt toegevoegd aan een digitaal document en die zowel de identiteit van de ondertekenaar garandeert, alsook de integriteit van het ondertekende document. De identiteit wordt gegarandeerd doordat de ondertekening gepaard moet gaan met een manier van beveiligde authenticatie. In België gebruiken we hiervoor de eID, die in combinatie met de pincode de identiteit van de houder ervan garandeert. Bij het ondertekenen met gebruik van de eID, staat de identiteit van de ondertekenaar dus wettelijk vast. We kennen dit bijvoorbeeld van Tax-on-Web. Zoals gezegd moet ook de integriteit van het ondertekende document gegarandeerd worden. Dit houdt in dat na de ondertekening van het document, dit document niet meer kan gewijzigd worden. Wordt het wel gewijzigd, dan vervalt de elektronische handtekening automatisch. Technisch gebeurt dit door in de elektronische handtekening op onzichtbare wijze een kopie van het ondertekende document te voegen. Op het ogenblik dat de kopie en het ondertekende document van elkaar verschillen, vervalt de handtekening automatisch en is het document niet meer ondertekend.
Een handtekening scannen is geen gekwalificeerde elektronische handtekening en heeft geen rechtsgeldigheid. In de rechtbanken wordt de gescande handtekening tegenwoordig wel aanvaard, maar enkel via de omweg dat er geen nietigheid kan worden afgeleid uit een gescande handtekening omdat artikel 863 Ger.W. voorziet in een regularisatie ter zitting. Hieruit kan geconcludeerd worden dat een gescande handtekening geen substantieel vormgebrek is. Ook het Hof van Cassatie had, in burgerlijke zaken, voor de invoering van dit wetsartikel al het standpunt ingenomen dat een niet originele handtekening op een akte niet automatisch tot de nietigheid leidde.[4]
Deze zienswijze kan niet zomaar doorgetrokken worden voor vonnissen en arresten. Een regularisatie van de handtekening ter zitting is uiteraard onmogelijk. Aangezien de identiteit van de ondertekenaars, dus de rechters, raadsheren en/of griffiers, van openbare orde zijn en essentieel voor de beslissing, kan deze niet zomaar vervangen worden door een gescande handtekening.
Als de Minister van Justitie dus beweert dat vonnissen en arresten zomaar kunnen gescand worden met een handtekening erop en dat dit dan een rechtsgeldig digitale akte is, dan lijkt ons dat al te kort door de bocht. De enige elektronische handtekening die oi. wel rechtsgeldig is, is de gekwalificeerde elektronische handtekening. Dus de rechters en griffiers zullen moeten handtekenen met behulp van hun eID.
Een technische onnauwkeurigheid ?
De technologie om via VAJA een gekwalificeerde elektronische handtekening aan te brengen is te verouderd en het heeft geen zin om er daarom nog geld in te pompen, aldus de Minister. Wie een beetje thuis is in de technologie, fronst zoals gezegd de wenkbrauwen. Er zijn immers tools genoeg op de markt om aan documenten een elektronisch gekwalificeerde handtekening toe te voegen. Deze mogelijkheid is zelfs voorzien in de courante PDF’s van Adobe. De technologie van VAJA speelt dus geen enkele rol, aangezien de handtekening op het gegenereerde document wordt aangebracht. En dit document zal naar alle waarschijnlijkheid een PDF zijn, aangezien dit formaat leesbaar is voor zowat elke computer in België.
Bovendien is dit niet zo vernieuwend als wordt voorgehouden. Zelfs niet op nationaal niveau. De Raad van State maakt reeds geruime tijd gebruik van de gekwalificeerde elektronische handtekening om zijn arresten te ondertekenen. Onze overheid beschikt dus wel degelijk over de technologie en kennis om zijn vonnissen en arresten op rechtsgeldige wijze elektronisch te ondertekenen. Eens te meer het bewijs dat er geen enkele wisselwerking bestaat tussen de gemeenrechtelijke en de administratieve rechtbanken. Het kan de overheid toch niet zoveel kosten om zijn eigen technologie te gaan overnemen bij een ander departement?
Conclusie
Dat we op dit moment nog geen gebruik maken van elektronische vonnissen en arresten is niet te wijten aan de technologie. Het lijkt eerder te wijten te zijn aan een gebrek aan kennis en inzet door diegene die daarover moeten beslissen.
Een kleine investering door Justitie, zou een wereld van verschil kunnen betekenen voor de magistratuur, de advocatuur en de rechtszoekenden.
Moest u nog vragen hebben, aarzel niet om onze specialisten ter zake te contacteren: [email protected]
Christian CLEMENT
Koen DE BACKER
[1] Zie oa http://www.studio-legale.be/inzage-belgische-strafdossiers-kijken-mag-nog-kopieren-niet-meer-altijd/?lang=nl
[2] https://e-justice.europa.eu/content_member_state_case_law-13-nl.do
[3] Verord. Ep en Raad nr. 910/2014, 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG, Pb. L. 28 augustus 2014, afl. 257, 73-114.
[4] Cass. 22 december 1992, AR C.94.0484.F