Bewijs borgverbintenis / L’obligation de caution
Een borgverbintenis ontstaat indien een persoon er zich toe verbindt om de schuld (een geldsom of een waardeerbare zaak) van een bepaalde schuldenaar terug te betalen indien deze laatste zijn eigen betalingen stopzet. De borg zal op dat moment in de plaats van de schuldenaar worden aangesproken voor heel zijn vermogen.
Het doel is om een schuldeiser een bijkomende waarborg te verstrekken opdat zijn schuldvordering zal worden terugbetaald.
Gezien de draagkracht van deze verbintenis dient een borgstelling dan ook met de nodige aandacht te worden bestudeerd en overwogen alvorens men hiermee instemt.
Conform art. 1326 B.W. dient een borgstelling aan de volgende cumulatieve voorwaarden te voldoen[1]:
– Het moet gaan om een geldsom of een waardeerbare zaak waarvan de omvang gekend is op het ogenblik van het ontstaan van de verbintenis;
– Geheel geschreven met de hand door de ondertekenaar of ten minste, naast de handtekening, met de hand een “goed voor” of een “goedgekeurd voor” handgeschreven;
– De som of de hoeveelheid van de zaak moet voluit in letters worden uitgedrukt.
Indien er niet cumulatief aan bovenvermelde voorwaarden werd voldaan, dan heeft de verbintenis niet de bewijskracht van een onderhandse akte, doch het begin van bewijs door geschrift.[2]
In recente rechtspraak werd het bewijs van een borgstelling aanvaard door voorlegging van een e-mail met de persoonlijke garantstelling en enkele latere e-mails die de borgstelling bevestigen.[3]
Deze situatie is verrassend aangezien een e-mail, waarbij het voorleggen van een handgeschreven overeenkomst uiteraard niet mogelijk is, slechts een begin van bewijs betreft. Een e-mail maakt de borgstelling immers slechts waarschijnlijk. Om het bestaan van de borgstelling volledig te kunnen bewijzen is het mogelijk om bijkomende getuigenissen en feitelijke vermoedens voor te leggen. M.a.w. gelden latere e-mails die de borgstelling bevestigen als aanvullende feitelijke vermoedens. Door deze bevestiging is de borgstelling alsnog bewezen zonder dat er aan de voorwaarden werd voldaan zoals opgenomen in art. 1326 B.W.
[1]Met uitzondering indien de borg uitgaat van kooplieden, ambachtslieden, landbouwerd, wijngaardeniers, dagloners of diensboden.
[2]Cass. 26 oktober 1950, Arr. Cass. 1951, 77 en Pas. 1951, I, 96.
[3]Antwerpen 19 oktober 2015, NJW 2016, 442.
——————————————————————————————————————————————————
L’obligation de caution nait lorsqu’une personne s’est engagée à rembourser la dette (dont l’objet est une somme d’argent ou une chose appréciable en argent) d’un débiteur déterminé, si celui-ci cesse ses propres payements. La caution va, dès ce moment, devoir répondre de la dette du débiteur principal sur son propre patrimoine.
L’intérêt pour le créancier est, bien entendu, d’obtenir une garantie supplémentaire du remboursement de sa créance.
Vu la charge que cette obligation implique, il convient toutefois que la garantie soit étudiée et examinée avec tout le soin nécessaire avant d’être acceptée.
Conformément à l’article 1326 du Code civil, la garantie doit remplir les conditions (cumulatives) suivantes[1]:
– L’obligation doit porter sur une somme d’argent ou sur une chose appréciable en argent, dont la valeur est connue à la conclusion du contrat ;
– L’acte doit être rédigé entièrement de la main de la caution ou, à tout le moins, doivent y figurer les mentions « bon pour » ou « approuvé pour », écrites de la main de la caution, auprès de sa signature ;
– La somme ou la quantité de la chose doivent être exprimées en toutes lettres.
À défaut de réunion de ces conditions cumulatives, le document ne bénéficiera pas de la force probante des actes sous seing privé mais uniquement de celle du commencement de preuve par écrit[2].
Dans une décision récente, fut ainsi acceptée la preuve consistant en un e-mail contenant la garantie personnelle et en des e-mails postérieurs confirmant cette garantie[3].
Cette situation est surprenante puisqu’un e-mail, dans lequel la production d’un accord écrit à la main est évidemment impossible, ne sera ainsi jamais qu’un commencement de preuve par écrit. Un e-mail ne fait que rendre la garantie simplement probable. Afin de prouver l’existence de la garantie, il est possible de présenter des preuves supplémentaires ainsi que des présomptions de fait. Autrement dit, dans notre cas d’espèce, d’invoquer les e-mails ultérieurs confirmant l’engagement, à titre de présomptions factuelles supplémentaires. La garantie a ainsi été prouvée sans que les conditions énoncées à l’article 1326 ne soient réunies.
[1] À l’exception toutefois des cas où l’acte émane de marchands, artisans, laboureurs, vignerons, gens de journée et de service.
[2] Cass., 26 octobre 1950, Arr. Cass., 1951, p. 77 et Pas., 1951, I, p. 96.
[3] Anvers, 19 octobre 2015, N.J.W., 2016, p. 442.